Rechtbank Midden-Nederland, 29-04-2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:1972, 11548659
Rechtbank Midden-Nederland, 29-04-2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:1972, 11548659
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Midden-Nederland
- Datum uitspraak
- 29 april 2025
- Datum publicatie
- 16 oktober 2025
- ECLI
- ECLI:NL:RBMNE:2025:1972
- Zaaknummer
- 11548659
Inhoudsindicatie
Ontbindingsverzoek werkgever, 7:669 lid 3 sub b BW. Ingetrokken op zitting. Loonvordering als tegenverzoek toegewezen. Nieuw tijdvak van 104 weken loonbetalingsplicht bij ziekte. Art. 7:629 lid 1 BW.
Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11548659 \ UE VERZ 25-37
Beschikking van 29 april 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap
[verzoekster] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verzoekende partij,
verwerende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
gemachtigde: mr. M.G. Blokziel,
tegen
[verweerder] ,
wonend in [woonplaats] ,
verwerende partij,
verzoekende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: [verweerder] ,
gemachtigde: mr. H.A. van Dalsen.
De zaak in het kort
In deze zaak verzoekt [verzoekster] om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met
[verweerder] . [verzoekster] heeft het verzoek daarna ingetrokken. Het tegenverzoek van
[verweerder] om betaling van loon wordt gedeeltelijk toegewezen. Het verzoek van [verweerder] om een proceskostenveroordeling voor het verzoek en het tegenverzoek wordt toegewezen.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met 17 producties
- het verweerschrift met 4 bijlagen,
- het aanvullend verweerschrift met een tegenverzoek
- de spreekaantekeningen van de zijde van [verzoekster]
- de mondelinge behandeling van 1 april 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 april 2025. Namens
[verzoekster] was aanwezig [A] , directeur, bijgestaan door mr. M.G. Blokziel, gemachtigde. [verweerder] was aanwezig met zijn echtgenote, bijgestaan door
mr. H.A. van Dalsen, gemachtigde. [verzoekster] heeft het ontbindingsverzoek tijdens de zitting ingetrokken. Aan het einde van de zitting is de beschikking bepaald op vandaag.
2 De feiten
[verweerder] , geboren [geboortedatum] 1961 (63 jaar), is sinds 1 februari 2008 voor onbepaalde tijd in dienst bij (de rechtsvoorganger van) [verzoekster] als [functie] voor 38 uur per week. Het laatstgenoten salaris bedraagt € 5.762,06 bruto per maand exclusief 8% vakantiegeld en overige emolumenten. [verzoekster] volgt de cao voor Metaalnijverheid (de cao).
[verweerder] heeft zich op 8 maart 2021 ziekgemeld met lichamelijke klachten.
[verweerder] heeft daarna voor [verzoekster] gewerkt in het kader van re-integratie. In het rapport van arbeidsdeskundige [B] van Elabo van 17 maart 2022 is geconcludeerd dat [verweerder] op dat moment niet geschikt is voor het eigen werk en dat het eigen werk niet volledig en structureel passend is te maken. [verweerder] werkte op dat moment gemiddeld
20 uur per week in aangepast eigen werk tegen 53% loonwaarde. Volgens [B] is er ander passend werk bij de eigen werkgever aanwezig en kan door het combineren van nieuwe taken en taken uit de eigen functie, een nieuwe functie voor werknemer worden gecreëerd (zie pagina 14 onder punt 6, productie 3 verzoekschrift). Volgens een opbouwschema zal [verweerder] vanaf 9 mei 2022 zijn volledige contracturen, 38 uur per week, kunnen werken (pagina 13, productie 3).
In de periodieke evaluatie van de bedrijfsarts van 17 oktober 2022 staat dat
[verweerder] op dat moment 38 uur per week werkt in eigen werk en dat hij nog 5% staat ziekgemeld.
[verweerder] heeft daarna een WIA-aanvraag ingediend. UWV heeft [verweerder] bij besluit van 28 maart 2023 per 6 maart 2023 een WIA-uitkering geweigerd omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
[verweerder] heeft ook na dit besluit voor [verzoekster] gewerkt in het (aangepaste) eigen werk.
[verweerder] heeft zich op 5 juni 2024 volledig ziekgemeld bij [verzoekster] met burn-outklachten.
[verzoekster] heeft de loonbetaling op 23 augustus 2024 gestopt, na een bericht van haar verzekeraar dat al sprake is geweest van 104 weken ziekte.
Bij brief van 26 september 2024 heeft de gemachtigde van [verweerder] aan
[verzoekster] verzocht het salaris door te betalen omdat volgens [verweerder] per 5 juni 2024 een nieuwe loondoorbetalingsperiode bij ziekte is gaan lopen.
Naar aanleiding van een door [verweerder] aangevraagde herkeuring heeft arbeidsdeskundige [C] van het UWV op 14 november 2024 een WIA-beoordeling verricht. Uit het arbeidsdeskundig rapport van [C] blijkt dat op 5 juni 2024 sprake is van beperkingen vanuit dezelfde ziekteoorzaak waarvoor eerder, per 6 maart 2023, een WIA-beoordeling had plaatsgevonden. Volgens arbeidsdeskundige [C] is [verweerder] ongeschikt voor zijn maatgevende arbeid, voldoet hij aan de 60+ regeling en is het arbeidsongeschiktheidspercentage 100%. Daarna heeft UWV [verweerder] een WIA-uitkering toegekend met ingang van 5 juni 2024.
Bij besluit van 20 december 2024 heeft UWV op grond van de artikelen 7:669 en 7:671 Burgerlijk Wetboek (BW) de door [verzoekster] voor [verweerder] aangevraagde ontslagvergunning geweigerd. Volgens UWV volgt uit het arbeidskundig rapport van
14 november 2024 dat [verweerder] per einde wachttijd, 6 maart 2023, werkzaam was in eigen werk tegen 100% loonwaarde. Daarmee is het volgens UWV onvoldoende aannemelijk dat [verweerder] langer dan twee jaar ziek is voor het eigen werk en daarom niet aannemelijk dat het opzegverbod bij ziekte voorbij is.
[verzoekster] heeft [verweerder] eind januari 2025 de aanvulling op de
WIA-uitkering op grond van de cao met terugwerkende kracht uitbetaald.
Op 18 februari 2025 heeft [verzoekster] een ontbindingsverzoek ingediend.
Op 12 maart 2025 heeft UWV een besluit gegeven over de berekening van de
WIA-uitkering van [verweerder] en het vanaf 5 juni 2024 tot en met 28 februari 2025 teveel ontvangen voorschot op de WIA-uitkering teruggevorderd van [verweerder] . Daarnaast heeft het UWV vanaf 1 maart 2025 het voorschot op de uitkering per maand verlaagd. Volgens UWV is [verzoekster] vanaf 5 juni 2024 verplicht de eerste 104 weken van ziekte het loon te betalen.
3 Het verzoek en het tegenverzoek
het verzoek
[verzoekster] heeft het ontbindingsverzoek ingetrokken. [verweerder] verzoekt om een proceskostenveroordeling vanwege het ingetrokken verzoek van [verzoekster] .
het tegenverzoek
[verweerder] heeft een tegenverzoek gedaan. [verweerder] verzoekt [verzoekster] te veroordelen tot betaling van 100% van het salaris vanaf 23 augustus 2024 tot 5 december 2024 en tot betaling van 90% van het salaris vanaf 5 december 2024, te verhogen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente, en betaling van een vergoeding van de buitengerechtelijke kosten.
[verzoekster] voert hiertegen verweer. [verzoekster] stelt dat haar loondoorbetalingsverplichting is gestopt omdat zij [verweerder] al een periode van 104 weken het loon tijdens ziekte heeft betaald. Volgens [verzoekster] is [verweerder] na de ziekmelding steeds arbeidsongeschikt geweest.