Rechtbank Noord-Holland, 15-12-2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:10489, 5435035
Rechtbank Noord-Holland, 15-12-2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:10489, 5435035
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 15 december 2016
- Datum publicatie
- 30 januari 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2016:10489
- Zaaknummer
- 5435035
Inhoudsindicatie
WWZ zaak: Ontbindingsverzoek werknemer. Ernstige verwijtbaarheid werkgever. Billijke vergoeding EU 50.000. Afzonderlijke schadevergoeding in verband met onrechtmatige daad afgewezen. Verbod op negatieve uitlatingen op verbeurte van een dwangsom toegewezen.
Uitspraak
Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 5473972 OA VERZ 16-389
Uitspraakdatum: 15 december 2016
Beschikking in de zaak van:
[naam verweerder] ,
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [werknemer]
gemachtigde: mr. D. van den Bergh-Beck
tegen
de besloten vennootschap Inzet Werkt B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Alkmaar
verwerende partij
verder te noemen: Inzet
gemachtigde: mr. J.S. Dallinga
1 Het procesverloop
[werknemer] heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. Inzet heeft een verweerschrift ingediend.
Op 23 november 2016 heeft een zitting plaatsgevonden. Daarbij is [werknemer] in persoon verschenen, vergezeld door haar gemachtigde. Namens Inzet zijn verschenen mevr. [A] en dhr. [b] , bijgestaan door de gemachtigde. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben [werknemer] en Inzet bij brieven van 17 en 21 november 2016 nog stukken toegezonden.
2 De feiten
[werknemer] , geboren [geboortedatum] , is op 1 november 2011 in dienst getreden bij Inzet. De functie die [werknemer] vervulde, is die van Senior Consultant met een salaris van € 3.453,60 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag en 6% eindejaarsuitkering.
Inzet is een arbeidsre-integratie bureau en activeert en re-integreert mensen die door diverse oorzaken werkloos geworden zijn en een uitkering van het UWV of de gemeente ontvangen. In totaal zijn bij Inzet 5 personeelsleden werkzaam. Inzet is omstreeks 2011opgezet en was aanvankelijk in handen van Ondernemend Alkmaar en WNK bedrijven (hierna WNK). [werknemer] was bij WNK werkzaam als accountmanager en [a] was haar teamleider aldaar. [a] werd aangesteld als directeur van Inzet en is thans ook eigenaar van de vennootschap. Belangrijke opdrachtgevers van Inzet zijn onder meer de gemeentes Castricum, Bergen en Heerhugowaard. Ook WNK is klant van Inzet.
[B] is sinds eind 2015 de (levens)partner van [a] en werkte bij WNK als Hoofd Communicatie Ondersteuning. [B] is begin 2016 boventallig verklaard bij WNK, en was vrijgesteld van zijn werk met twee jaar loondoorbetaling door WNK. Sinds januari 2016 verricht [B] werkzaamheden bij Inzet omdat [a] hem heeft gevraagd aldaar een professionaliseringsslag door te voeren. Bij beschikking van de kantonrechter van 15 november 2016 is de arbeidsovereenkomst van [B] met WNK ontbonden per 1 januari 2017 omdat [B] nevenwerkzaamheden verrichtte bij Inzet en dit niet had gemeld aan zijn werkgever WNK.
Op donderdag 19 mei 2016 vindt een gesprek plaats tussen [werknemer] , [B] en een derde medewerker naar aanleiding van het feit dat op 13 mei 2016 de cijfers over het eerste kwartaal van de accountant zijn ontvangen waaruit blijkt dat de omzet van Inzet achterblijft. [B] verwacht van [werknemer] een plan van aanpak om in Castricum de besproken aantallen te realiseren. [werknemer] geeft aan daar gegevens voor nodig te hebben die zij echter niet krijgt. [werknemer] vraagt haar leidinggevende, [a] , om een bemiddelende rol te spelen in dit conflict doch [a] weigert dit.
Op 3 juni 2016 stuurt [werknemer] haar werkgever een e-mail waarin zij vermeldt dat de situatie zodanig veel spanning meebrengt dat haar ziekte van Crohn opspeelt. Zij meldt zich ziek en geeft aan dat haar internist haar heeft geadviseerd contact op te nemen met de bedrijfsarts.
De bedrijfsarts rapporteert op 9 juni 2016 dat sprake is van een objectiveerbare medische aandoening met beperkingen vooral van energetische aard. Verder rapporteert deze:
‘Betrokkene ervaart ook klachten van de gezondheid die samenhangen met een werkprobleem (arbeidsconflict). In die zin is er naar mijn oordeel geen sprake van arbeidsongeschiktheid op medische gronden omdat de beperkingen ten gevolge van de medische aandoening niet leiden tot arbeidsongeschiktheid. ... Betrokkene is met ingang van 10 juni belastbaar voor arbeid. Naast bovengenoemd medisch oordeel geef ik partijen het volgende advies. Ga over het probleem dat de aanleiding is geweest tot de ziekmelding in gesprek met daarbij de opmerking dat de klachten dusdanig zijn dat een korte interventieperiode mijns inziens zinvol is. Mijn advies is deze periode te laten duren van 10 juni 2016 tot 24 juni 2016. Tussen deze data dienen afspraken te worden gemaakt over de oplossing van de onderliggende problematiek ... Met klem wil ik aangeven dat mijn verklaring van arbeidsgeschiktheid niet zonder meer werkhervatting kan betekenen. Er zal sprake moeten zijn van een voor alle partijen werkbare situatie. ... Ik heb van partijen begrepen dat er (meerdere) gesprekken zijn geweest over de problematiek, die echter niet hebben geleid tot een oplossing. In dergelijke situaties kan het inschakelen van een erkende mediator zinvol zijn. (...)’
Naar aanleiding van bovengenoemd advies nodigt [B] [werknemer] uit voor een gesprek op 13 juni 2016. [werknemer] laat in reactie daarop weten de voorkeur te geven aan een gesprek in het bijzijn van een mediator. Inzet weigert aan dat verzoek gehoor te geven.
Op 14 juni 2016 vindt een gesprek plaats, waarvan [werknemer] audio-opnamen heeft gemaakt buiten medeweten van [B] . In de hiervoor onder 2.3 genoemde procedure tussen [B] en WNK is een door WNK vervaardigd transcript als productie in het geding gebracht. Blijkens dit transcript heeft [B] onder meer het volgende medegedeeld aan [werknemer] :
‘(... ) Er zijn misstanden boven water gekomen de afgelopen weken, waarvan eigenlijk gesteld wordt, die heb ik nog steeds niet benoemd en dat is aan jou of dat wel of niet gaat gebeuren. We willen een einde maken aan de samenwerking en daarbij zijn er twee opties: óf het wordt een minnelijke wijze, een vaststellingsovereenkomst, óf het wordt een juridische manier en dat wordt dan gewoon ontslag via de rechter. En daarin heb je de keuze om aan te geven wat je wilt, En ik zeg erbij: een minnelijke manier is gewoon op een nette manier waarbij beide partijen klaar zijn en hun mond houden en de juridische manier, dan wordt het advocatenwerk en dan zijn wij de regie kwijt. Dat weet je zelf ook, daar kan ik niets aan doen, dat is nou eenmaal zo. Op het moment dat je advocaten erop zet, dan gaat alles naar boven toe. En dat is ook het geval, en dat is de reden dat ik over mediation héén praat, want het is zo dat het eerste gesprek dat wij hier gepland hadden, wilden wij zelf mediation voorstellen en dat kun je in de verslagen terugvinden, want we hebben uiteraard van begin af aan al een juridische bijstand gehad. Daar zijn we niet aan toe gekomen. Jij hebt het daarna zelf gebracht als voorstel. Dat is prima, maar ook bij mediation komt alles boven water, komt alles op tafel, want anders heeft mediation geen zin. En dát heb ik willen voorkomen, door gewoon steeds maar weer aan te geven: ga nou eerst in gesprek. Het verzuimsignaal, de bedrijfsarts, de Arboarts, geeft aan drie opties en jij pakt de derde er direct uit als eerste. Ik ga daar niet aan voorbij, ik heb dat niet geweigerd, ik heb het niet beantwoord. Wij kiezen voor eerst gewoon een normaal gesprek en dat is dit. En [naam] (kantonrechter: [a] ) wil niet met jou aan tafel. Dat recht heeft ze en ja, dat is de situatie. Dus het is aan jou of je voorbeelden wil horen en of je daarin nu al antwoorden wil. Een vaststellingsovereenkomst kan makkelijk en soepel gaan. Ook uiteraard hebben wij daarin onze rechten en plichten. Ook wat betreft afkoop, of hoe je het wilt noemen allemaal. Dat wordt er allemaal in meegenomen, keurig netjes en ook dat wordt uiteraard juridisch allemaal opgesteld, maar dan blijft het op de minnelijke manier en gaat het op de juridische manier, dan duurt het iets langer, maar dan blijft het verhaal hetzelfde. Alleen dan heb ik de regie niet meer in handen. Dus dat is eigenlijk een heel kort verhaal waar een heel lang verhaal aan vooraf ligt. Het is inmiddels zó’n dossier en het is geen dreigement of wat dan ook, maar er zijn meer klachten en misstanden dan jij denkt. Dus het is aan jou om daar op te reageren ja of nee. Die twee keuzes zijn er, [Naam] (kantonrechter: [werknemer] ).(...)’
Op 15 juni heeft [werknemer] zich ziek gemeld. Zij schrijft in haar e-mail:
‘Ik meld me ziek miv van vandaag. Ik heb gister contact gehad met VU ziekenhuis, uitslagen zijn slecht, MRI staat gepland voor 1 juli. Klachten zijn misselijkheid, braken en heftige pijn en diarree. Verzoek ook tevens afspraak bedrijfsarts.’
Inzet heeft deze ziekmelding niet geaccepteerd. [B] reageert per e-mail op 15 juni 2016 als volgt:
‘Je melding is doorgegeven aan Regiopoortwachters. Los hiervan wordt de gister besproken procedure (keuzemogelijkheid vaststellingsovereenkomst of juridische ontslagprocedure) gewoon gecontinueerd.’
En op 16 juni 2016 schrijft hij:
‘(...) Voor de volledigheid wil ik je melden dat de ziekmelding door werkgever niet is geaccepteerd, omdat we beiden weten dat deze voortkomt uit een arbeidsconflict.’
Op 20 juni 2016 verzoekt de gemachtigde van [werknemer] om een bedrijfsarts in te schakelen en mee te werken aan re-integratie en om een mediator in te schakelen. Het salaris over de maand juni 2016 wordt door Inzet met € 600,- verminderd en het salaris van juli 2016 wordt niet betaald. Op 30 juni 2016 vind een mediation gesprek plaats. De mediation wordt gestaakt omdat door Inzet een procedure aanhangig wordt gemaakt. De bedrijfsarts laat weten dat Inzet geen toestemming geeft voor een afspraak en adviseert [werknemer] een deskundigen oordeel aan te vragen bij het UWV.
Op 15 juli 2016 schrijft [B] per e-mail aan [werknemer] onder meer het volgende:
‘Wij hebben de afgelopen weken reeds twee keer een minnelijke oplossing van het arbeidsgeschil geboden..... Hierop heeft u, of uw advocaat, nimmer inhoudelijk gereageerd. (...) U betracht consequent tijd te rekken. Eerst laat u ons wachten op de uitslag van een MRI-scan, vervolgens moeten wij wachten op een bezoek aan de bedrijfsarts. In beide gevallen verzuimt u hierna te reageren. U bent niet arbeidsongeschikt bevonden, op 9 juni niet en gisteren niet en u bent echter ook niet aan het werk. (....) uw salaris over de maand juli is op 0 gezet (...) Hiernaast omdat u blijft volharden in uw handelen en minachting van afspraken en zich op het door niemand onderbouwde standpunt blijft stellen dat u ziek bent. (...)’
Op 22 juli 2016 vraagt [werknemer] een deskundigenoordeel bij het UWV. Het UWV rapporteert op 8 augustus 2016 en is van oordeel dat [werknemer] haar werk op 15 juni 2016 niet kon doen.
Op 22 juli 2016 heeft Inzet een verzoek ingediend bij de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst met [werknemer] te ontbinden. Inzet brengt verklaringen van alle collega’s van [werknemer] in het geding, die onder meer het volgende behelzen:[B] : ‘Geen van de collega’s wil nog verder met haar of met haar werken. Zonder mevrouw [werknemer] is Inzet beter af’. [a] : ‘Ik beschouw haar handel en wandel inmiddels als een bacterie, die van binnenuit de organisatie van een kansrijk bedrijf aantast. Ik vertrouw erop dat een ieder begrijpt dat ze geen voet meer op de werkvloer van Inzet zet’. Het verweerschrift in die procedure dateert van 15 augustus 2016. Twee dagen voor de zitting heeft Inzet het verzoek ingetrokken. Het tegenverzoek is op zitting behandeld en in de beschikking van de kantonrechter te Alkmaar van 7 september 2016 is dit verzoek van [werknemer] met betrekking tot betaling van achterstallig loon en doorbetaling van loon grotendeels toegewezen.
Op 17 oktober 2016 stelt [B] een plan van aanpak op in het kader van de re-integratie van [werknemer] . Hij schrijft daarin:
‘De werknemer heeft werkopdrachten en werk geweigerd, zich strategisch ziek gemeld, gezagsondermijnende berichten gestuurd en dito gedrag vertoond, zich laten leiden door privé belangen in plaats van zakelijke belangen, heeft mogelijk concurrerende werkzaamheden verricht voor relaties van Inzet Wérkt, heeft tijdens haar ‘ziekte’ relaties tegen Inzet Wérkt opgezet, heeft kandidaten ‘misbruikt’, is zonder toestemming met vakantie gegaan, heeft het vertrouwen in mij opgezegd (hetgeen feitelijk betekent dat ze niet meer met mij wil werken en aangezien ik blijf zal [Naam] moeten vertrekken), heeft zich zodanig gedragen dat er niet een collega nog met haar wil samenwerken en heeft via de advocaat kenbaar gemaakt dat ze een regeling wil zodra ze beter is. Bovendien heeft ze gesprekken heimelijk opgenomen en mededelingen omtrent de gang van zaken bij Inzet Wérkt aan derden gedaan. Tenslotte heeft ze contact opgenomen met mijn formele werkgever om mij te beschadigen en is ze op alle fronten te ver gegaan. Ze maakt alles wat zakelijk is direct persoonlijk. Dit is heel kort gezegd mijn visie op [Naam] [werknemer] . Als korte aanvulling voor zover het de visie op haar functie en haar arbeidsmogelijkheden betreft: [Naam] [werknemer] heeft aangegeven dat ze niet meer terugkeert en niet meer met mij wil werken, dus de visie is dat ze zal moeten vertrekken. Wij hebben mevrouw meerdere keren een vaststellingsovereenkomst geboden, zelfs na mediation op haar eigen verzoek, maar hier heeft ze nimmer op gereageerd. Het mediationtraject heeft niet het gewenste effect gehad en is als mislukt gekwalificeerd. Als werkgever hebben wij vele uitnodigingen en pogingen gedaan het arbeidsconflict op te lossen, maar werknemer negeert alle uitnodigingen en voorstellen en verschuilt zich in haar ‘ziek’ zijn’.’
In een verslag van een gesprek dat WNK voerde met [B] op 11 augustus 2016 is het volgende vermeld:
‘Hij (kantonrechter: [B] ) zegt niet te begrijpen dat dit gesprek plaatsvindt. Hij geeft aan te vermoeden dat de geruchten van [Naam] [werknemer] van Inzet Werkt komen, welke medewerkster volgens hem frauduleus, onheus en onrechtmatig gedrag wordt verweten.’
Op 24 oktober 2016 schrijft Mevrouw [D] , werkzaam bij de gemeente Castricum aan [werknemer] :
‘(...) Ze (kantonrechter: [a] ) zag er slecht uit (vermoeid) en begon een verhaal te vertellen over ‘de zaak’ tegen jou en dat ze heel zeker was van haar zaak omdat jij zou hebben gefraudeerd. (...)’
3 Het verzoek
[werknemer] verzoekt de arbeidsovereenkomst met Inzet te ontbinden op grond van artikel 7:671c van het Burgerlijk Wetboek (BW). Zij verzoekt daarnaast – kort weergegeven:
- -
-
Inzet te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 6.561,84 bruto, te vermeerderen met rente;
- -
-
Inzet te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 50.000,00, te vermeerderen met rente;
- -
-
te verklaren voor recht dat Inzet geen rechten kan ontlenen aan het relatiebeding/concurrentiebeding;
- -
-
te verklaren voor recht dat de uitlatingen van Inzet zoals uiteengezet onder 4.10 en 4.11 van het verzoekschrift onrechtmatig zijn en Inzet te veroordelen tot schadevergoeding van in totaal € 54.758,66 bruto, te vermeerderen met rente;
- -
-
Inzet werkt te verbieden om [werknemer] in verband te brengen met fraude of zich anderszins negatief uit te laten over [werknemer] op straffe van een dwangsom; deze vordering is ook als provisionele vordering ingesteld.
- -
-
Inzet te veroordelen tot voldoening van het achterstallig loon en verstrekken van loonstroken.
- -
-
Inzet te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
Aan dit verzoek legt [werknemer] ten grondslag dat sprake is van – kort gezegd – ernstig verwijtbaar handelen van Inzet. Tot mei 2016 was er tussen partijen niets aan de hand. [B] is zich steeds meer als leidinggevende van [werknemer] gaan opstellen en toen in mei 2016 discussie ontstond over een door haar op te stellen plan van aanpak weigerde de werkgever, [a] , ieder gesprek. Inzet heeft vervolgens ingezet op een beëindiging van de arbeidsovereenkomst. In het door Inzet ingediende verzoekschrift van 22 juli 2016 is [werknemer] vervolgens volledig door Inzet afgebrand, terwijl er in het geheel geen dossier ligt waaruit blijkt dat [werknemer] niet goed functioneert dan wel verwijtbaar handelt. Het tegendeel is waar, hetgeen [werknemer] met stukken en verklaringen van derden heeft onderbouwd. De aantijgingen van Inzet zijn in het geheel niet onderbouwd, maar zijn wel heel hard aangekomen bij [werknemer] . Het indienen van een verzoekschrift door Inzet was niet nodig omdat [werknemer] bereid was te praten over een regeling, doch dit kan pas zodra zij weer volledig arbeidsgeschikt is. Van [werknemer] kan gezien al het voorgaande redelijkerwijs niet gevergd worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.