Rechtbank Noord-Holland, 30-11-2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:9878, C/15/248956 / KG ZA 16-749
Rechtbank Noord-Holland, 30-11-2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:9878, C/15/248956 / KG ZA 16-749
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 30 november 2016
- Datum publicatie
- 15 december 2016
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2016:9878
- Zaaknummer
- C/15/248956 / KG ZA 16-749
Inhoudsindicatie
Beroep architect op zijn persoonlijkheidsrechten afgewezen
Uitspraak
vonnis
Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/248956 / KG ZA 16-749
Vonnis in kort geding van 30 november 2016
in de zaak van
[eiser/verweerder] ,
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. M.R. de Zwaan te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE VIER JAARGETIJDEN B.V.,
gevestigd te Haarlem,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. A.A.H. Bruinhof te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser/verweerder] en De Vier Jaargetijden genoemd worden.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
-
de dagvaarding,
- -
-
de brief van mr. de Zwaan van 11 november 2016 met een set producties 1 t/m 16,
- -
-
de brief van mr. V.S. Bouwman van 11 november 2016 met producties 1 t/m 5,
- -
-
de brief van mr. V.S. Bouwman van 14 november 2016 met een eis in reconventie namens De Vier Jaargetijden,
- -
-
de brief van mr. de Zwaan van 14 november 2016 met daarbij een aanvullende productie 12a,
- -
-
de brief van mr. V.S. Bouwman van 15 november 2016 met daarbij een aanvullende productie 6,
- -
-
de brief van mr. de Zwaan van 15 november 2016 met daarbij een wijziging/vermeerdering eis,
- -
-
de mondelinge behandeling,
- -
-
de pleitnota van [eiser/verweerder]
- -
-
de pleitnota van De Vier Jaargetijden.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
De Vier Jaargetijden is sinds 2015 eigenaar van het voormalig bestuurscentrum van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier aan de [adres] (hierna: het kantoorpand).
Het kantoorpand maakt onderdeel uit van een complex, oorspronkelijk bestaande uit een drietal gebouwen rond een binnenhof, dat sinds het begin van de 18e eeuw heeft gediend als bestuurscentrum van de Noord-Hollandse waterschappen. Dit oorspronkelijk complex is in 1967 onder nummer [adres] ingeschreven in het monumentenregister.
[eiser/verweerder] heeft in 1973 opdracht gekregen het complex uit te breiden met kantoorbebouwing langs de [adres], aansluitend aan de historische “architectenwoning” en een vergadercentrum aansluitend aan het historische “Gemeenlandshuis”, aan de zijde van de Zuidervesting. Deze uitbreiding is opgeleverd in 1978, vanaf welk moment het vergadergedeelte als vergadercentrum in (mede)gebruik is bij de gemeente [gemeente] (hierna: de Gemeente). Op dit moment wordt het vergadergedeelte door de Gemeente nog voor de duur van een jaar gehuurd van De Vier Jaargetijden.
Het kantoorpand is een bouwwerk dat valt onder de bescherming van de Auteurswet (Aw) (artikel 10 lid 1, aanhef en onder 6 ͦ Aw). [eiser/verweerder] is als architect rechthebbende op de auteursrechtelijke persoonlijkheidsrechten in de zin van artikel 25 Aw met betrekking tot dit werk.
De Vier Jaargetijden is een projectontwikkelaar en heeft voorbereidingen getroffen voor de verbouw van het kantoorpand aan de [adres] tot een achttal appartementen; drie op de begane grond, drie op de eerste etage en twee L-vormige appartementen op de zolderverdieping (hierna: het bouwplan), welke appartementen inmiddels zijn verkocht onder de gemeenschappelijke naam “De Heemraadshof”. Voor het bouwplan zijn op 20 en 21 januari 2016 omgevingsvergunningen verleend voor de sloop en het gedeeltelijk vervangen van het kantoorpand.
Bij brief van 7 december 2015 heeft Prof. Ir. [A.] zijn bezorgdheid uitgesproken over het bouwplan, waartoe hij in zijn brief het volgende aanvoert :
“(…)
Het voorliggende gebouwencomplex is een zeldzaam mooi Hollands Ensemble bij gratie van haar geprononceerde ligging te midden van het buitengewoon mooie historische stadsgezicht van [woonplaats] maar ook door de uitmuntende toevoegingen van de zichtbaar klassiek geschoolde architecten schaling en prof. ir. [eiser/verweerder] in 1974 resp. 1979.
[eiser/verweerder] analyseerde en begreep bij aanvang van zijn opdracht de bijzondere kwaliteiten van de voorliggende historische context en klassieke panden ter plekke. Vervolgens slaagde hij er op voortreffelijke wijze in om door middel van genereuze stedenbouwkundige en architectonische principes (t.w. routing, schaal, proportie, kleur, lichtinval etc.) met zijn nieuw ontworpen bouwdelen een knap geheel te midden van de bestaande context te smeden en zodoende een memorabel en klassiek ensemble te componeren.
Betreurenswaardig zijn in dat verband de genomen besluiten omtrent verkoop en op handen zijnde functiewijziging. De voorliggende verbouwingsvoorstellen doen op het eerste gezicht onschuldig aan maar blijken bij nauwkeuriger bestudering ter plekke een ongemeen dominante impact voor het monumentale karakter te impliceren.
Allereerst dreigt de prachtige sequentie van openbare plekken en hoven met één brutale beweging t.b.v. een aanlokkelijke privatisering onderuit gehaald te worden en blijkt het hoofdprincipe van ontsluiting – de basis onder het hele plan – in de toekomst niet langer te bestaan.
Vervolgens worden bij het doorvoeren van de functionele wijzigingen extra architectonische ingrepen voorgesteld die het geheel ondubbelzinnig zullen aantasten – zelf verminken. De onontkoombare gevolgen van de beslissingen zijn reeds heden met de in gang gezette verbouwingen aan de oostzijde van het complex zichtbaar. Zij spreken daarnaast ook duidelijk uit de ingediende plannen, met name die voor de zuidgevel van de woningen aan de zijde van de tweede binnenplaats. [eiser/verweerder]’s fijnzinnige en rijke detailleringen worden zonder enige noodzaak bruut gesloopt en voetstoots geacht vervangen te kunnen worden door hedendaagse no-nonsense standaardoplossingen.
(…)”
Op 14 juni 2016 heeft [eiser/verweerder] De Vier Jaargetijden gesommeerd om uiterlijk 21 juli 2016 te bevestigen dat zij geen inbreuk zal maken op de persoonlijkheidsrechten van [eiser/verweerder] op zijn ontwerp van het Heemraadscomplex en in het bijzonder op het ontwerp van het kantoorpand.
De ‘Welstand- en monumentencommissie [gemeente]’ heeft in haar brief van 25 juli 2016, met daarin haar positieve advies ten aanzien van het project, mede in reactie op de brief van [A.], voor zover van belang, het volgende overwogen:
“(…)
De status van beschermd stadsgezicht heeft met zich gebracht dat de commissie veel aandacht heeft besteed aan de reconstructie van de voorgevel, zodat zo veel mogelijk recht is gedaan aan de huidige karakteristiek. Dat wordt door [A.] in zijn second opinion onderkend.
De commissie heeft geoordeeld dat de aanpassingen aan de achtergevel inderdaad ingrijpend zijn, zoals deze door de heer [A.] aangegeven, maar op basis van de welstandsnota en gezien de ligging in de binnenstad acceptabel zijn. Hoewel de commissie de renovatie van het blok graag in de context had gezien van een totale visie op het complex, acht zij de beschutte achterafligging van de achtergevel dermate informeel dat een incidentele aanpak op deze schaal geen inbreuk hoeft te vormen op het complex als geheel.
De commissie sprak haar waardering uit over de verandering in het ontwerp van de voorgevel die inhield dat de voordeuren in de achtergevel (zuidgevel) werden geplaatst. Naar de mening van de commissie nam hierdoor, door de directe betrokkenheid van de woningen op het binnengebied, de kwaliteit van de binnentuin toe. Tevens is naar aanleiding van het advies van de commissie de uitbouw op de begane grond aan de achterzijde verkleind en meer in de baksteenarchitectuur opgenomen, waarin ook de dakterrassen meer zijn weggewerkt. Het plaatmateriaal aan de achterzijde is daarmee komen te vervallen waardoor de gevel een hoogwaardige uitstraling kreeg. Deze gevel wijkt nu inderdaad af van de andere gevels in het binnengebied maar niet in die mate dat de commissie het een onacceptabele stijlinbreuk vindt.
(…)”
Tegen de verleende omgevingsvergunningen is onder meer door [eiser/verweerder] bezwaar en vervolgens beroep ingesteld. In het kader van de daartegen geëntameerde voorlopige voorziening procedure is voor wat betreft de noordgevel aan de [adres] namens [eiser/verweerder] aangevoerd, dat is voldaan aan de eis van de welstandscommissie om de bestaande architectuur te respecteren maar dat de zuidgevel op dat punt ongewijzigd is gebleven.
Op 6 oktober 2016 heeft [eiser/verweerder] bij verzoekschrift ex artikel 1019e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de voorzieningenrechter van deze rechtbank (samengevat en voor zover van belang) verzocht om:
De Vier Jaargetijden te bevelen zich van iedere inbreuk op auteursrechten van [eiser/verweerder] te onthouden respectievelijk zich van inbreuk op de persoonlijkheidsrechten van [eiser/verweerder] te onthouden door aanvang en/of uitvoering van de gedeeltelijke sloopwerkzaamheden aan de gevels van het Kantoorpand gelegen aan de [adres] en een eventueel reeds hierdoor veroorzaakte inbreuk te staken en gestaakt te houden, op straffe van een dwangsom.
Bij beschikking van 7 oktober 2016 (hierna ook te noemen: het ex parte bevel) heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het verzoek toegestaan zoals verzocht.
Bij vonnis van deze rechtbank, sector bestuursrecht, van 29 september 2016 (zaaknummer HAA 16/3035) zijn de bestreden omgevingsvergunningen in stand gelaten. Tegen deze uitspraak is (pro forma) hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State.
Bij brief van 14 november 2016 heeft [A.] het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Volendam in reactie op de verleende omgevingsvergunningen het volgende bericht:
“(…)
Inmiddels heb ik kennis genomen van de brief van de Welstand- en monumentencommissie d.d. 25 juli 2016 waarin de commissie aangeeft dat de bedoelde aanpassingen inderdaad ingrijpend, maar gezien de ligging in het binnengebied naar zijn mening wel acceptabel zijn. “Hoewel de commissie de renovatie van het blok graag in de context had gezien van een totale visie op complex, acht zij de beschutte achterafligging van de achtergevel dermate informeel dat een incidentele aanpak op deze schaal geen inbreuk hoeft te vormen op het complex als geheel.”
De commissie gaat er hierbij ten onrechte aan voorbij dat het bij de zuidgevel niet gaat om een “achtergevel in een beschutte achterafligging” maar – sinds de spiegeling van de oorspronkelijke plannen – om de entreegevel tot een complex met acht appartementen, gelegen aan een openbaar toegankelijk gebied dat tevens dient ter ontsluiting van een naastgelegen vergadercomplex met publieke tribune en dat een belangrijke rol vervult in het brengen van samenhang in dit monumentale complex als geheel. Ik ben daarom van mening dat de commissie u geheel ten onrechte heeft geadviseerd om de voorgestelde verbouwingen toe te staan.
(…)”
De bestaande noordgevel aan de [adres] ziet er als volgt uit:
De nieuwe noordgevel aan de schepenmakerdijk zal er na de verbouwing als volgt uitzien:
De bestaande zuidgevel ziet er als volgt uit:
De zuidgevel in de nieuwe situatie zal er als volgt uitzien:
3 Het geschil in conventie
[eiser/verweerder] vordert
-
Gedaagde na betekening van het te dezen te wijzen vonnis te verbieden om inbreuk te maken op de auteursrechtelijke persoonlijkheidsrechten van eiser door uitvoering van de verbouwingsplannen als vastgelegd in productie .., of door uitvoering van daarmee zodanig overeenstemmende plannen dat nog steeds sprake is van de schending van de auteursrechten van [eiser/verweerder] ex artikel 25 lid 1 sub c en sub d Auteurswet;
-
Te bepalen dat gedaagde een dwangsom verbeurt van € 100.000,- per keer, of naar keuze van eiser per dag dat gedaagde in strijd handelt met het sub 1 gevorderde verbod;
-
Te bepalen dat de eis in de hoofdzaak op voet van artikel 260 Rv. binnen 6 (zes) maanden na de datum van het ten deze te wijzen vonnis moet worden ingesteld en dat anders de getroffen voorzieningen hun rechtskracht verliezen mits gedaagde een ter zake doende griffie verklaring heeft ingediend;
-
Gedaagde te veroordelen tot vergoeding van de redelijke en evenredige proceskosten ex artikel 1019h zoals nader gespecificeerd in overgelegde bijlage.
[eiser/verweerder] legt aan zijn vordering, samengevat en voor zover van belang, het volgende ten grondslag.
De voorgenomen veranderingen vormen een verminking of ten minste een ernstige onredelijke wijziging van het ontwerp van [eiser/verweerder] in de zin van artikel 25 lid 1 sub c en d Aw. Geen van voorgenomen wijzigingen is noodzakelijk en de functionaliteit daarvan mag zelfs worden betwijfeld; de grote raampartijen in de zuidgevel komen het klimaat in de binnenruimte niet ten goede en zijn voor de lichtinval bepaald onnodig. De voor het oorspronkelijke aanzien desastreuze balkons zijn niet meer dan 40 cm diep zodat men er nauwelijks kan staan, laat staan prettig zitten. De sloop van het terugspringende geveldeel levert 60 cm2 ruimtewinst op en de voordeur in het meest rechts gelegen deel kan achterwege blijven bij een eenvoudige aanpassing van de binnenruimte. Ten aanzien van de noordgevel zijn de voorgenomen wijzigingen niet noodzakelijk; een raampartij op de bovenste verdieping is nodig en nuttig maar niet zo hoog. De dubbele openslaande deuren zijn niet nuttig of noodzakelijk en zelfs in tegendeel, bepaald onpraktisch. [eiser/verweerder] heeft bovendien sinds juni 2015 eigener beweging voorstellen gedaan voor alternatieve oplossingen. Ook aan het vereiste dat de aantasting nadeel dreigt toe te brengen aan de eer of de naam van de maker wordt voldaan.
De Vier Jaargetijden voert, samengevat en voor zover van belang, het volgende verweer.
Er is geen sprake van schending van het persoonlijkheidsrecht van [eiser/verweerder]. Ten aanzien van de noordgevel beroept De Vier Jaargetijden zich op rechtsverwerking. Ten aanzien van de zuidgevel is volgens De Vier Jaargetijden in feite sprake van volledige sloop van de bestaande gevel, welke totale vernietiging niet kan worden gezien als een wijziging waartegen de maker zich kan verzetten. Hoe dan ook vormen de voorgestelde wijzigingen in de voor- en achtergevel, subsidiair, noch een onredelijke wijziging, noch verminking van het ontwerp van [eiser/verweerder]. In dit kader wijst De Vier Jaargetijden er op dat een gebouw een gebruiksfunctie heeft en dat van een eigenaar of gebruiker van een gebouw niet kan worden verwacht dat hij tot in lengte der dagen een pand in stand houdt dat niet geschikt is voor het gebruik dat hij ervan wenst te maken. De toets, die geldt om te bepalen of de plannen van De Vier Jaargetijden een onredelijke wijziging (of zelfs verminking) van het pand vormen, is dus streng.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.