Rechtbank Noord-Holland, 09-08-2018, ECLI:NL:RBNHO:2018:7026, C/15/277590 / KG ZA 18/623
Rechtbank Noord-Holland, 09-08-2018, ECLI:NL:RBNHO:2018:7026, C/15/277590 / KG ZA 18/623
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 9 augustus 2018
- Datum publicatie
- 10 augustus 2018
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2018:7026
- Zaaknummer
- C/15/277590 / KG ZA 18/623
Inhoudsindicatie
Stakingsrecht. Artikel 6 lid 4 en artikel G ESH. Niet aannemelijk dat staking Ryanair-piloten maatschappelijk ontwrichtende gevolgen zal hebben. Staking voor 10 augustus 2018 toegestaan. Voor vervolgstakingen moet de vakbond de staking minimaal 72 uur van tevoren aankondigen.
Uitspraak
proces-verbaal
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
zaaknummer / rolnummer: C/15/277590 / KG ZA 18/623
Proces-verbaal van mondelinge uitspraak van 9 augustus 2018
in de zaak van
de vennootschap naar Iers recht
RYANAIR DAC,
gevestigd te Swords, County Dublin, Republiek Ierland,
eiseres in kort geding,
advocaat mrs. A.G.J. Knipping en J.J. Croon,
tegen
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
VERENIGING VOOR NEDERLANDSE VERKEERSVLIEGERS
gevestigd te Badhoevedorp,
gedaagde in kort geding,
advocaat mr. A. Stege.
Partijen zullen hierna “Ryanair” en “VNV” genoemd worden.
De zitting wordt gehouden op 9 augustus 2018 in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van een kort geding.
Tegenwoordig zijn mr. Th.S. Röell, voorzieningenrechter, en mr. B.Ph.C. de Jong, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
- [werknemer] Ryanair;
- de heer mr. A.G.J. Knipping, voornoemd;
- de heer mr. J.J. Croon, voornoemd;
- de heer mr. A. Stege, voornoemd;
- [bestuurslid] VNV;
- [bestuurslid] VNV;
- [stafjurist] VNV.
Mrs. Knippert en Croon lichten het standpunt van Ryanair, mede aan de hand van pleitnotities, ter zitting toe. Mr. Stege licht het standpunt van VNV, eveneens aan de hand van pleitaantekeningen, ter zitting toe.
De mondelinge behandeling van het kort geding is korte tijd geschorst. Na heropening van de zitting heeft de voorzieningenrechter het volgende mondelinge vonnis gewezen.
MONDELING VONNIS
Ryanair vordert, samengevat, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, om
I. VNV te verbieden om werkonderbrekingen en/of stakingsacties te organiseren of daaraan deel te laten nemen in de weekenden, waaronder begrepen de vrijdag direct volgend op dit vonnis, zijnde 10, 11 en 12 augustus, 17, 18 en 19 augustus, 24, 25 en 26 augustus en het weekend van 31 augustus en 1 en 2 september tussen vrijdag 6.00 uur en zondag 23.59 uur;
II. VNV te gebieden om in het geval dat zij werkonderbrekingen en/of stakingsacties organiseert en daaraan deelneemt, Ryanair daarvan aankondiging te doen, waarbij in ieder geval wordt vermeld de aard en de duur van de stakingsacties of werkonderbreking alsmede de precieze tijd waarop deze zal plaatsvinden, welke aankondiging uiterlijk vier dagen voorafgaand aan de aanvang van de stakingsactie of werkonderbreking moeten worden aangekondigd;
III. alles op straffe van een dwangsom.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt.
Uitgangspunt, op grond van het Enerco arrest en het Amsta arrest van de Hoge Raad, is het aan de VNV toekomende recht op collectieve actie overeenkomstig artikel 6 lid 4 van het Europees Sociaal Handvest (hierna: ESH). De uitoefening van het recht op collectieve actie kan slechts worden beperkt langs de weg van artikel G ESH. Het is aan Ryanair om aannemelijk te maken dat de beperking of uitsluiting van dat actierecht naar de maatstaven van artikel G ESH gerechtvaardigd is. Dat is slechts het geval indien de beperkingen aan het recht op collectieve acties maatschappelijk gezien dringend noodzakelijk zijn.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat Ryanair niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van zodanige maatschappelijk ontwrichtende consequenties van de voor morgen aangekondigde staking, dat er aanleiding is om deze te beperken. Het gaat om een 24-uursstaking die samenvalt met stakingen elders in Europa, die een veel grotere impact hebben dan de onderhavige staking en waartegen door Ryanair niet wordt opgetreden.
Daarnaast heeft Ryanair niet inzichtelijk weten te maken waarom een staking in het weekend tot grotere schade zou leiden dan een stakingsactie op doordeweekse dagen en waarom dus specifiek een staking in de weekenden moet worden verboden. In de tussen partijen gevoerde correspondentie is door Ryanair pas op het allerlaatste moment onderscheid gemaakt tussen stakingen in het weekend en doordeweeks. Voor zover Ryanair zich beroept op, en wellicht zelfs is geïnspireerd door het arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 6 februari 2018 gewezen tussen VNV en Easyjet, is de voorzieningenrechter van oordeel dat dit arrest niet zodanig geïnterpreteerd kan worden dat stakingen van luchtvaartpersoneel in de vakantieperiode in het weekend nimmer toelaatbaar zouden zijn.
Het vorenstaande brengt met zich dat het gevorderde stakingsverbod voor aanstaand weekend en de komende weekenden in augustus zal worden afgewezen.
Voor wat betreft de vordering tot tijdige aankondiging van stakingsacties, wordt als volgt overwogen.
De bezwaren van VNV tegen dergelijke aankondigingen zijn gegrond op de vrees dat Ryanair in dat geval stakingsbrekende acties kan ondernemen. Die vrees acht de voorzieningenrechter niet geheel ongegrond, ondanks de mededelingen ter zitting van de advocaat van Ryanair dat daarvan ook morgen geen sprake van zou zijn. Dit risico kan evenwel worden ondervangen door een daarbij aan Ryanair te stellen voorwaarde dat zij zich van stakingsbrekende acties zal onthouden; meer in het bijzonder dat Ryanair, zoals zij al heeft aangeboden, vluchten ingeval van tijdig aangekondigde stakingen zal annuleren en dus niet piloten van elders zal inzetten. De voorzieningenrechter zal Ryanair aan deze toezegging houden bij het aan VNV op te leggen gebod om in het vervolg stakingen op een door de voorzieningenrechter redelijk geachte termijn van 72 uur aan te kondigen, opdat Ryanair tijdig haar passagiers kan waarschuwen. Met deze maatregel hoopt de voorzieningenrechter een maatregel op te leggen die recht doet aan de wederzijdse belangen van partijen.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om aan VNV een dwangsom op te leggen, nu hij er op vertrouwt dat zij het vonnis vrijwillig zal nakomen.
De proceskosten zullen worden gecompenseerd nu partijen over en weer deels in het (on)gelijk zijn gesteld.