Rechtbank Noord-Holland, 17-02-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:1036, 8272135
Rechtbank Noord-Holland, 17-02-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:1036, 8272135
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 17 februari 2020
- Datum publicatie
- 20 februari 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2020:1036
- Zaaknummer
- 8272135
Inhoudsindicatie
Niet gebleken van verwijtbaar handelen, disfunctioneren en ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. Ook beroep op cumulatiegrond slaagt niet. Deze grond is niet afzonderlijk toegelicht. Bovendien geen bijna voldragen ontslaggrond.
Uitspraak
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./repnr.: 8272135 \ AO VERZ 20-4
Uitspraakdatum: 17 februari 2020
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap CROWN Verpakking Nederland B.V.
gevestigd te Hoorn
verzoekende partij
verder te noemen: Crown
gemachtigde: mr. R.G. Prakke
tegen
[verweerder]
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
verder te noemen: [verweerder]
gemachtigde: mr. J.K. den Haan
1 Het procesverloop
Crown heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [verweerder] heeft een verweerschrift en een tegenverzoek ingediend.
Op 27 januari 2020 heeft een zitting plaatsgevonden. De zaak is behandeld gezamenlijk met een vordering van [verweerder] in kort geding (zaaknummer 8204872 KG EXPL 19-155). Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Crown heeft ook pleitaantekeningen overgelegd. Vóór de zitting heeft Crown bij faxbericht van 23 januari 2020 het petitum van het verzoekschrift aangevuld.
2 De feiten
[verweerder] , geboren op [geboortedag] 1973, is sinds 30 augustus 2004 in dienst bij Crown. De functie van [verweerder] is teamleider met een salaris van € 3.498,00 bruto per maand en een ploegentoeslag van € 629,64 per maand. [verweerder] werkt in ploegendienst en is in zijn functie eindverantwoordelijk en aanspreekpunt voor de productielijnen van Crown (waarop (spuit)bussen worden geproduceerd).
Crown is onderdeel van Crown Holdings, Inc., een van de grootste en wereldwijd opererende verpakkingsbedrijven.
Wegens sluiting van de vestiging in Mijdrecht verricht [verweerder] zijn werkzaamheden vanaf 1 januari 2018 vanuit Hoorn.
In het personeelsdossier van [verweerder] zitten zes aantekeningen uit 2009 en 2010 van toenmalige leidinggevenden van [verweerder] over onder andere de (agressieve) wijze van communiceren en zijn gedrag en houding op de werkvloer. Ook is er een aantekening uit 2015 over een telefoongesprek met de politie waarin werd verzocht om het telefoonnummer van [verweerder] aan zijn personeelsdossier toegevoegd.
Op 19 april 2018 heeft Crown een officiële schriftelijke waarschuwing aan [verweerder] gegeven wegens ongeoorloofde afwezigheid tijdens een nachtdienst en heeft zij [verweerder] erop gewezen dat hij bij herhaling of andere vormen van ongeoorloofd gedrag rechtspositionele maatregelen riskeert.
Op 13 februari 2019 heeft Hoffmann Bedrijfsrecherche een offerte doen toekomen aan Crown. Daarin staat onder andere: “Het afgelopen jaar is veelvuldig voorgekomen dat klanten door Crown geleverde bussen terugstuurden omdat er sprake was van zogenaamde micro lekkage. Over 2018 heeft dit een schadebedrag opgeleverd van ruim € 300.000,-. U heeft dit nader geanalyseerd en hierbij is naar voren gekomen dat hier zeer waarschijnlijk sprake is van sabotage. Dit laatste is versterkt door informatie van de ondernemingsraad. Deze heeft aangegeven dat een zogenaamde klokkenluider zich heeft gemeld en informatie heeft verschaft over sabotage.”
Bij brief van 6 maart 2019 van Crown heeft [verweerder] opnieuw een officiële schriftelijke waarschuwing ontvangen naar aanleiding van agressief en dreigend gedrag en heeft Crown aan [verweerder] meegedeeld dat bij herhaling of andere vormen van ongeoorloofd gedrag niet zal worden geaarzeld de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Het bijbehorende gespreksverslag heeft [verweerder] niet voor akkoord getekend.
Tijdens een dienst van [verweerder] op 16 oktober 2019 heeft [verweerder] vier pallets met bussen apart laten zetten. In een daarop volgende dienst is vastgesteld dat elf pallets lekke bussen bevatten. Dit betreft ongeveer 12.000 bussen.
Op 21 oktober 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Crown en [verweerder] over de elf afgekeurde pallets. [verweerder] heeft tijdens dat gesprek gezegd dat hij er met zijn hoofd niet bij was, omdat hij bezig was met de discussie over de reiskostenvergoeding. Crown heeft vervolgens aan [verweerder] laten weten dat zij onderzoek zal doen “naar een aantal andere zaken die boven tafel zijn gekomen” en dat [verweerder] tot die tijd is geschorst, in het belang van de veiligheid en continuïteit van het bedrijf.
Bij brief van 24 oktober 2020 heeft Crown aan [verweerder] bericht dat het onderzoek nog niet is afgerond en de schorsing nog van kracht is.
Op 30 oktober 2019 heeft [verweerder] zich ziekgemeld.
Op 6 november 2019 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen Crown en [verweerder] . Dit gesprek heeft niet tot een oplossing van het geschil geleid.
Op 12 november 2019 heeft [verweerder] zich hersteld gemeld.
In het dossier bevinden zich anonieme verklaringen van twee medewerkers van Crown en een verklaring van leidinggevende [----]
In de anonieme verklaring van 25 oktober 2019 staat dat [verweerder] een defect aan een machine oploste, maar dat kort daarna een lasdraad van een lasmachine brak. [verweerder] paste eerst de seamer hoogte van de machine aan zonder de waarde te bepalen en plaatste vervolgens de lasdraad terug: “Toen hij bijna klaar was met het plaatsen van de draag, pauzeerde hij even en knipte bewust de draad door met een tang en verliet vervolgens direct de plek.” De volgende ploeg werd daardoor geconfronteerd met een vertraagde opstart.
[----] heeft op 22 november 2019 verklaard dat hij op zijn eerste werkdag (29 juli 2019) door een medewerker werd geïnformeerd over sabotage op de productielijn (“cutting of the copper wire used in the welding process”). Dit betreft het incident waarover op 25 oktober 2019 anoniem is verklaard.
In de anonieme verklaring van 15 november 2019 staat dat [verweerder] tijdens een dienst van 15 op 16 maart 2019 mopperde en met een sleutel hamerde op een poedermachine, dat [verweerder] een schroef extreem vast had gedraaid in een aanzuigbuis waardoor deze verstopt raakte, dat er ook daarna onverklaarbare problemen waren met de poedermachine, dat [verweerder] ondanks een volle bak met lekke bussen opdracht gaf door te draaien en daarbij zei “dat ze dat toch zo willen” en dat [verweerder] twee keer de koeling van de lasmachine uitzette en daarbij een “ssst” teken maakte.
De schorsing is niet opgeheven en [verweerder] heeft sinds 21 oktober 2019 niet gewerkt. Na verkregen toestemming op 4 december 2019 heeft [verweerder] Crown in kort geding gedagvaard en - kort gezegd - wedertewerkstelling gevorderd. Op 15 januari 2020 heeft Crown onderhavig verzoek ingediend.
3 Het verzoek
Crown verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden, primair vanwege - kort gezegd - verwijtbaar handelen (de e-grond). Als ontbinding op die grond niet wordt toegewezen, wordt verzocht om ontbinding wegens disfunctioneren (de d-grond), een verstoorde arbeidsverhouding (de g-grond) of een combinatie van omstandigheden die zodanig zijn dat van Crown redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (de i-grond). Crown verzoekt daarbij te bepalen dat [verweerder] geen recht heeft op een transitievergoeding en geen rekening te houden met de wettelijke opzegtermijn.
Crown heeft daaraan in het verzoekschrift het volgende ten grondslag gelegd. Toenmalige plantmanagers van Crown hebben [verweerder] in 2009 en 2010 aangesproken op zijn negatieve en onacceptabele gedrag en hiervan een schriftelijke aantekening gemaakt voor het personeelsdossier. Bij brieven van 19 april 2018 en 6 maart 2019 is [verweerder] officieel gewaarschuwd naar aanleiding van onaanvaardbaar gedrag en zijn houding op de werkvloer. In beide brieven is [verweerder] erop gewezen dat bij herhaling van dergelijk onacceptabel gedrag een beëindiging van de arbeidsovereenkomst een consequentie zal kunnen zijn. Op 16 oktober 2019 heeft [verweerder] zich opnieuw schuldig gemaakt aan onacceptabel gedrag. In een dienst van [verweerder] zijn elf pallets met lekke bussen afgekeurd. Crown had hierdoor, indien deze bussen waren geleverd aan SC Johnson, haar belangrijkste klant kunnen verliezen. [verweerder] heeft hiervan geen melding gemaakt in het dagrapport. Hierover heeft op 21 oktober 2019 een gesprek plaatsgevonden. [verweerder] heeft tijdens dit gesprek gezegd dat hij er met zijn hoofd niet bij was vanwege een discussie over de reiskostenvergoeding. Crown heeft [verweerder] vervolgens geschorst in afwachting van een nader onderzoek. Tijdens dit onderzoek heeft zich een medewerker gemeld bij Crown die vertelde dat sprake was van sabotage door [verweerder] . Eerder, in januari 2019, heeft zich ook een medewerker gemeld bij (de ondernemingsraad van) Crown met een lijst met diverse constateringen en foto’s. Dit was toen aanleiding voor Crown om Hoffmann Bedrijfsrecherche in te schakelen. Deze heeft een verkennend onderzoek gedaan en een offerte uitgebracht, maar Crown heeft besloten af te zien van een onderzoek door Hoffmann. Omdat [verweerder] zich gedurende een lange periode bij herhaling schuldig heeft gemaakt aan ontoelaatbare gedragingen, in het bijzonder zich herhaaldelijk schuldig heeft gemaakte aan sabotagehandelingen aan de productielijn, is er sprake van verwijtbaar handelen en moet de arbeidsovereenkomst om die reden worden ontbonden. Mocht daarvoor onvoldoende grond zijn, dan dient ontbinding te volgen op één van de andere hierboven genoemde gronden.