Home

Rechtbank Noord-Holland, 19-11-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:10735, 8459243 CV EXPL 20-1428

Rechtbank Noord-Holland, 19-11-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:10735, 8459243 CV EXPL 20-1428

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
19 november 2020
Datum publicatie
16 december 2020
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2020:10735
Zaaknummer
8459243 CV EXPL 20-1428

Inhoudsindicatie

De werknemer wordt veroordeeld tot betaling aan een ex-werkgever van een schadevergoeding van € 3.710,00, omdat de werknemer zijn verplichting zich als goed werknemer te gedragen heeft geschonden en de werkgever daardoor schade heeft geleden.

Uitspraak

Handel, Kanton en Bewind

locatie Zaanstad

Zaaknr./rolnr.: 8459243 \ CV EXPL 20-1428

Uitspraakdatum: 19 november 2020

Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

de besloten vennootschap Gouweleeuw Metaal Tankbouw B.V.

gevestigd te Zaandam

eiseres

verder te noemen: GMT

gemachtigde: mr. J.B. Biezen

tegen

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]

gedaagde

verder te noemen: [gedaagde]

gemachtigde: mr. A.F.M. Visscher

1 Het procesverloop

1.1.

GMT heeft bij dagvaarding van 1 april 2020 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.

1.2.

Op 20 oktober 2020 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft GMT bij brief van 8 oktober 2020 nog stukken toegezonden.

2 De feiten

2.1.

GMT is een onderneming die zich bezighoudt met het produceren van opslagtanks. Directeur van GMT is [XX] (hierna: [XX] ).

2.2.

[gedaagde] , geboren [geboortedatum] 1953, is op 1 mei 2011 bij GMT in dienst getreden als werkvoorbereider. Er geldt tussen partijen geen concurrentie- of relatiebeding, en er is niet schriftelijk een geheimhoudingsbeding overeengekomen.

2.3.

[gedaagde] heeft namens GMT op 12 februari 2019 aan Bac Machinebouw B.V. (hierna: Bac Machinebouw) een offerte gestuurd voor de productie van twee opslagtanks voor een prijs van € 23.600,00 ex btw en € 13.500,00 ex btw.

2.4.

Partijen hebben afgesproken dat [gedaagde] zijn werkzaamheden feitelijk zou staken per 1 april 2019 en vakantiedagen zou opnemen, in verband met een beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 20 juni 2019 vanwege pensionering van [gedaagde] .

2.5.

[gedaagde] heeft op 25 april 2019 en 29 april 2019 telefonisch contact gehad met [YY] (hierna: [YY] ), medewerker van Staal 12 B.V. (hierna: Staal 12), een onderaannemer, relatie en concurrent van GMT.

2.6.

Bac Machinebouw heeft op 9 mei 2019 een offerte gevraagd aan Staal 12 voor het leveren van twee opslagtanks, waarin wordt vermeld dat de aanvraag wordt gedaan “Naar aanleiding van het telefoongesprek met [gedaagde] ”.

2.7.

[YY] heeft op 9 mei 2019 aan [gedaagde] een foto gestuurd van zijn computerscherm, waarop de hiervoor genoemde offerte-aanvraag van Bac Machinebouw van 9 mei 2019 is te zien, en een opgestoken duim.

2.8.

[YY] heeft in mei 2019 namens Staal 12 aan Bac Machinebouw een offerte gestuurd voor de productie van twee opslagtanks, gelijksoortig aan de opslagtanks genoemd in de offerte van GMT van 12 februari 2019, maar dan voor een prijs van € 16.510,00 ex btw en
€ 11.940,00 ex btw.

2.9.

In een telefoongesprek van 11 juni 2019 tussen [XX] en [ZZ] (hierna: [ZZ] ), directeur van Bac Machinebouw, heeft [XX] opgemerkt: “hij [kantonrechter: [gedaagde] ] heeft het voor elkaar gekregen dat jij tanks ergens anders uitbesteedt”, waarop [ZZ] antwoordt: “Ja”.

2.10.

Met een e-mail van 13 juni 2019 heeft [ZZ] aan [XX] gevraagd om nog eens kritisch te kijken naar de prijs voor eerdergenoemde offerte van GMT van 12 februari 2019.

2.11.

In een telefoongesprek van 14 juni 2019 tussen [XX] en [ZZ] heeft [XX] opgemerkt: “en toen kwam [gedaagde] [kantonrechter: [gedaagde] ] in beeld met Staal 12, en die zijn nu € 8.900,00 goedkoper, ja toch”, waarop [ZZ] antwoordt: “Ja, ja, klopt”.

2.12.

Met een e-mail van 19 juni 2019 heeft [ZZ] laten weten dat geen opdracht wordt gegeven aan GMT voor de productie van de twee opslagtanks, ook niet aan Staal 12.

2.13.

In een telefoongesprek van 19 juni 2019 tussen [XX] en [ZZ] heeft [XX] opgemerkt: “door toedoen van meneer [gedaagde] loop ik een opdracht mis, daar komt het op neer”, waarop [ZZ] antwoordt: “Nou ja, vul hem in zoals je hem in wil vullen zeg maar ehh, ja, dat zou een conclusie kunnen zijn”.

2.14.

In een verklaring van 15 mei 2020 van [AA] (hierna: [AA] ), directeur van Keijtank B.V. (hierna: Keijtank) staat onder meer het volgende: “In september 2019 kregen we een aanvraag van een klant voor opslag in 4 landtanks. Wij hebben weer contact opgenomen met de heer [gedaagde] (...). Tijdens een eerste oriënterend gesprek met de heer [gedaagde] heeft hij ons geïnformeerd over zijn vertrek bij [XX] . (...) Omdat wij geen speciale binding hadden met [XX] en verder geen enkel contact meer hadden met deze firma, hebben wij voor de nieuwe aanvraag geen aanleiding gezien om in contact te treden met [XX] . (...) Ergens eind oktober 2019 werd ik door iemand van [XX] gebeld die mij op een heel onbeschofte manier vertelde dat hij een order was misgelopen. Ik heb hem (...) uitgelegd dat ik dacht dat [XX] gestopt was met het bouwen van opslagtanks. (...) Nadat ik kenbaar had gemaakt dat wij het vreemd vinden dat ons verweten wordt dat wij geen offerte hebben aangevraagd terwijl wij op geen enkele manier door (...) [XX] zijn geïnformeerd over (...) het vertrek van de heer [gedaagde] (...) is het gesprek beëindigd”.

3 De vordering en het verweer

3.1.

GMT vordert dat de kantonrechter voor recht verklaart dat [gedaagde] aansprakelijk is voor schade die GMT heeft geleden door toedoen van [gedaagde] , en dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 91.851,00 aan schadevergoeding. GMT legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] heimelijk contact heeft gelegd met klanten, concurrenten en onderaannemers van GMT en aan hen bedrijfsinformatie heeft verstrekt over (mogelijke) opdrachten, offertes en klantgegevens, waarmee [gedaagde] heeft bewerkstelligd dat GMT opdrachten is misgelopen. Volgens GMT heeft zij door toedoen van [gedaagde] in ieder geval opdrachten misgelopen van Bac Machinebouw en Albert Keijzer B.V. (inmiddels geheten Keijtank), wat heeft geleid tot een schade in de vorm van misgelopen marge van € 5.565,00 respectievelijk € 86.286,00.

3.2.

[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat hij zich nooit negatief heeft uitgelaten over GMT jegens derden, dat hij nooit bedrijfsinformatie van GMT heeft doorgespeeld aan derden en dat hij nooit opzettelijk schade heeft toegebracht aan GMT, zodat er geen grond is om hem voor enige schade aansprakelijk te houden. Daarbij wijst [gedaagde] erop dat GMT haar stellingen niet heeft onderbouwd of bewezen. Ook voert [gedaagde] aan dat voor het aannemen van aansprakelijkheid van een werknemer voor schade toegebracht aan zijn werkgever opzet of bewuste grove roekeloosheid vereist is, waarvan in dit geval geen sprake is. Daarnaast stelt [gedaagde] dat hij niet heeft gehandeld in strijd met zijn verplichtingen als goed werknemer en dat evenmin wanprestatie of een onrechtmatige daad aan de orde is. Voor zover nodig heeft [gedaagde] de schade betwist.

4 De beoordeling

5 De beslissing