Home

Rechtbank Noord-Holland, 17-12-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:11632, 8693885 AO VERZ 20-127

Rechtbank Noord-Holland, 17-12-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:11632, 8693885 AO VERZ 20-127

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
17 december 2020
Datum publicatie
24 februari 2021
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2020:11632
Zaaknummer
8693885 AO VERZ 20-127

Inhoudsindicatie

Arbeidsrecht. Artikel 96 Rv-procedure inzake Wnra, Waadi en WNT. Werknemer kan niet met terugwerkende kracht als ambtenaar worden aangemerkt. De Cao SGO is van toepassing o.g.v. art. 8a lid 2 Waadi. De bovenwettelijke uitkeringsrechten vallen niet onder de WNT-norm.

Uitspraak

Handel, Kanton en Insolventie

locatie Haarlem

Zaaknr./repnr.: 8693885 AO VERZ 20-127

Uitspraakdatum: 17 december 2020

Uitspraak van de kantonrechter op het gezamenlijk verzoek ex artikel 96 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van:

de publiekrechtelijke rechtspersoon
De Gemeenschappelijke Regeling Zuid Kennemerland
gevestigd te Hoofddorp
hierna te noemen: de GR Paswerk

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Personeel WZK B.V.
gevestigd te Cruquius
hierna te noemen: Personeel WZK

verzoeksters, hierna gezamenlijk te noemen: werkgever
gemachtigde: mr. R. van Arkel

en

[medeverzoeker]

wonende te [woonplaats]

mede verzoeker
verder te noemen: [medeverzoeker]

gemachtigde: mr. K.F.A.M. Weijling

1 Het procesverloop

Partijen hebben gezamenlijk een verzoekschrift met producties ingediend op 7 augustus 2020. Op 5 november 2020 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Partijen hebben hoger beroep tegen de uitspraak van de kantonrechter uitgesloten. Tevens hebben partijen afgesproken dat iedere partij de eigen kosten zal dragen.

2 De rechtsvragen

2.1.

De achtergrond van de vragen van partijen is dat de GR Paswerk en WZK Personeel (hierna: werkgever) met [medeverzoeker] in gesprek zijn gegaan over de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst en partijen van mening verschillen over het antwoord op de vraag of [medeverzoeker] recht heeft op de in de cao Samenwerkende Gemeentelijke Organisaties (hierna: de cao SGO) beschreven uitkeringsrechten, te weten een aanvullende – en nawettelijke – uitkering op een werkloosheidsuitkering, waarvan de kosten voor rekening van werkgever komen. Omdat [medeverzoeker] topfunctionaris is in de zin van de Wet Normering Topinkomens (hierna: de WNT) moeten afspraken over een eventuele beëindigingsvergoeding bovendien voldoen aan de eisen die de WNT daaraan stelt.

2.2.

Partijen hebben de kantonrechter daarom verzocht de volgende vragen te beantwoorden:

  1. geldt de cao SGO voor [medeverzoeker] ?

  2. als deze vraag bevestigend wordt beantwoord, vloeien de in de cao SGO beschreven uitkeringsrechten ten aanzien van [medeverzoeker] rechtstreeks, dwingend en eenduidig voort uit een wettelijk voorschrift, een collectieve arbeidsovereenkomst of een andere collectieve regeling en dienen deze uitkeringsrechten gelet op de WNT in zijn geval niet als uitkering wegens beëindiging van het dienstverband te worden beschouwd?

3 De feiten

3.1.

De Gemeenschappelijke Regeling Zuid Kennemerland (hierna: de GR Paswerk) is een publiekrechtelijke rechtspersoon, waaraan de gemeenten Bloemendaal, Haarlem, Heemstede en Zandvoort deelnemen. De GR Paswerk is verantwoordelijk voor het uitvoeren van taken op het gebied van sociale werkvoorziening. De GR Paswerk wordt vertegenwoordigd door wethouders van de hiervoor genoemde gemeenten.

3.2.

Personeel WZK B.V. (opgericht in 2005) houdt zich, samengevat, bezig met het aannemen, recruteren en detacheren van personeel. De GR Paswerk is 100% aandeelhouder van Personeel WZK.

3.3.

[medeverzoeker] , geboren [in 1956] , heeft op 8 april 2005 met Werkpas B.V. (de rechtsvoorganger van Personeel WZK) een arbeidsovereenkomst voor drie jaar gesloten.
Vanuit Werkpas B.V. is [medeverzoeker] gedetacheerd bij de GR Paswerk. Bij bestuursbesluit van 31 maart 2005 is [medeverzoeker] met ingang van 13 juni 2005 tot algemeen directeur van de GR Paswerk benoemd.

3.4.

In artikel 27 van de Gemeenschappelijke Regeling Werkvoorzieningsschap Zuid-Kennemerland (versie 2005) is het volgende opgenomen:

‘1. De directie en de controller worden aangesteld door het algemeen bestuur op voordracht van het dagelijks bestuur.
2. Het overige personeel wordt aangesteld door het dagelijks bestuur.
4. Op het bij het werkvoorzieningsschap gedetacheerde personeel is de CAO voor het Ziekenhuiswezen van toepassing.

(..)’

3.5.

Bij (door [medeverzoeker] ondertekende) brief van 12 juli 2007 is de arbeidsovereenkomst van [medeverzoeker] per 1 januari 2007 ondergebracht bij Personeel WZK. [medeverzoeker] is op basis van detachering werkzaam gebleven als algemeen directeur bij de GR Paswerk en is tegelijkertijd bestuurder (met de titel van directeur) van Personeel WZK geworden.

3.6.

Bij bestuursbesluit van 22 oktober 2007 heeft de GR Paswerk over de arbeidsrechtelijke positie van [medeverzoeker] het volgende geschreven: ‘Arbeidsrechtelijk heeft het DB een noodzakelijke wijziging aangebracht in de positie van dhr. [medeverzoeker] . Wij hebben namelijk geconstateerd dat de beoogde overgang van dhr. [medeverzoeker] naar de WZK BV nog niet had plaatsgevonden. Ter verduidelijking: de WZK BV is indertijd opgericht met als specifiek doel daarin functionarissen als dhr. [medeverzoeker] arbeidsrechtelijk onder te brengen. Het DB heeft op 26 september jl. besloten om dit verzuim te herstellen en dhr. [medeverzoeker] met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2007 onder te brengen in WZK B.V.’

3.7.

Bij brief van 12 juni 2009 heeft [medeverzoeker] aan de voorzitter van het bestuur van de GR Paswerk onder meer geschreven dat hij ‘op 12 juli 2007 formeel in dienst is getreden bij de WZK BV’.

3.8.

In artikel 26 Gemeenschappelijke Regeling Werkvoorzieningsschap Zuid-Kennemerland (versie 2016) is onder andere het volgende opgenomen:
‘(..)
3. Het bij het werkvoorzieningsschap werkzame personeel wordt op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht aangesteld bij Personeel WZK BV en vervolgens bij het werkvoorzieningsschap gedetacheerd.
4. Op het door het werkvoorzieningsschap aangestelde personeel dat op 25 augustus 2005 reeds in dienst was, is de ambtelijke rechtspositie van toepassing.’

3.9.

Bij brief van 12 februari 2016 heeft [medeverzoeker] aan het bestuur van de GR Paswerk het volgende geschreven: ‘Mijn dienstverband is aangevangen op 13 juni 2005. De wijzigingen m.b.t. de personeel WZK BV betreffen de periode na 25 augustus 2005. Zelfs in de meest recente GR (1 januari 2016) staat in artikel 26, lid 4,’’op het door het Werkvoorzieningsschap aangestelde personeel dat op 25 augustus 2005 reeds in dienst was, is de ambtelijke rechtspositie van toepassing!

Het Algemeen bestuur van Paswerk had in juni 2005 eigenlijk de bepaling van de GR (1999), artikel 27 lid 3 of 4, voor mijn aanstelling moeten toepassen, d.w.z.:
a) een ambtelijke aanstelling.
b) een detachering onder de cao van het ziekenhuiswezen.’

3.10.

In de bestuursvergadering van de GR Paswerk van 12 september 2019, waarbij [medeverzoeker] aanwezig was, is besloten dat ‘medewerkers van de WZK BV in de WZK blijven en hen de rechten worden toegekend, zoals die zijn beschreven in de Wnra die per 1-1-20 van kracht wordt.

3.11.

Vanaf 1 januari 2020 is de cao SGO op het personeel van de GR Paswerk van toepassing. De cao SGO is een één-op-één-omzetting van de CAR/UWO die bij de gemeenten en de GR vóór 1 januari 2020 van toepassing was (voor de inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren). De cao SGO biedt na beëindiging van de arbeidsovereenkomst in aanvulling op een werkloosheidsuitkering recht op een aanvullende – en nawettelijke – uitkering. De kosten van deze uitkeringen komen voor rekening van de werkgever.

3.12.

[medeverzoeker] is topfunctionaris in de zin van de WNT.

3.13.

Partijen hebben een onderzoeksrapport van K Plus V uit 2018 overgelegd waarin de resultaten zijn beschreven van een onderzoek dat is uitgevoerd op verzoek van de SW-brancheorganisatie CEDRIS naar de beloningen van sociale werkvoorziening directeuren. Uit dit onderzoek volgt dat in 53 van de 71 onderzochte gevallen de CAR/UWO op de directeur van toepassing is.

4 De standpunten van partijen

5 De beoordeling

6 De beslissing