Home

Rechtbank Noord-Holland, 28-02-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:1531, 8257974 AO VERZ 20-2

Rechtbank Noord-Holland, 28-02-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:1531, 8257974 AO VERZ 20-2

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
28 februari 2020
Datum publicatie
16 maart 2020
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2020:1531
Zaaknummer
8257974 AO VERZ 20-2

Inhoudsindicatie

Opzegging van de arbeidsovereenkomst vernietigd. Er is sprake van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Tegenverzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen.

Uitspraak

Handel, Kanton en Insolventie

locatie Haarlem

Zaaknr./rolnr.: 8257974 \ AO VERZ 20-2

Uitspraakdatum: 28 februari 2020

Beschikking in de zaak van:

[werkneemster] ,

wonende te [woonplaats]

verzoekende partij

verder te noemen: [werkneemster]

gemachtigde: mr. J.G. van de Kolk

tegen

1 de vennootschap onder firma [naam vof] VOF

gevestigd te [plaats]

alsmede haar vennoten:

2. [vennoot 1]

wonende te [plaats]

3. [vennoot 2]

wonende te [plaats]

verwerende partij

samen verder te noemen: [werkgever] dan wel verweerders, afzonderlijk te noemen: [naam vof] , [vennoot 1] en [vennoot 2]

gemachtigde: mr. M. Amrani

1 Het procesverloop

1.1.

[werkneemster] heeft op 8 januari 2020 een verzoekschrift ingediend. [werkgever] heeft daarop gereageerd bij verweerschrift en heeft een tegenverzoek gedaan.

1.2.

Op 31 januari 2020 heeft een zitting plaatsgevonden. Vóór de zitting heeft [werkgever] bij brief van 29 januari 2020 nog stukken toegezonden. Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt.

2 De feiten

2.1.

[naam vof] is een vennootschap onder firma die zich hoofdzakelijk bezighoudt met interieurreiniging van gebouwen, waarbij tevens sprake is van in- en uitleen van personeel. Haar vennoten [vennoot 1] en [vennoot 2] zijn onbeperkt bevoegd namens de vennootschap op te treden.

2.2.

[werkneemster] , geboren [in 1950] , is op 29 mei 2017 (dus na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd) bij [werkgever] in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst (oproepovereenkomst) als schoonmaakmedewerkster.

2.3.

Sinds 10 november 2019 is [werkneemster] arbeidsongeschikt.

2.4.

Bij brief van 11 november 2019 heeft [werkgever] aan [werkneemster] meegedeeld:

‘(…) U bent in dienst getreden in de functie van schoonmaakmedewerkster . U bent inmiddels al gepensioneerd, en hebben u daarom tijdelijke AO gegeven. Op 29 november 2019 eindigt deze overeenkomst. Bij deze delen wij u mede dat deze arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet verlengd zal worden. De reden is u inmiddels uitgelegd door uw leidinggevende. (…)’

2.5.

Bij brief van haar gemachtigde van 28 november 2019 heeft [werkneemster] meegedeeld dat zij niet akkoord gaat met de opzegging dan wel aanzegging van 11 november 2019, omdat [werkneemster] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met [werkgever] is aangegaan. In die brief heeft [werkneemster] tevens aangegeven dat zij haar werkzaamheden wenst te hervatten als zij weer arbeidsgeschikt is. Als bijlage bij die brief is een ‘arbeidsovereenkomst’ tussen [werkgever] en [werkneemster] van 29 mei 2017 gevoegd (overgelegd als producties 1 en 5 bij het verzoekschrift). In artikel 1 van die ‘arbeidsovereenkomst’ is vermeld:

‘Werknemer treedt op 29 mei 2017 in dienst bij werkgever op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in de functie van schoonmaakmedewerkster.’

2.6.

[werkgever] heeft op bovengenoemde brief van 28 november 2019 gereageerd bij brief van 2 december 2019. In die brief stelt [werkgever] dat sprake is van een tijdelijk dienstverband dat na drie verlengingen is geëindigd op 29 november 2019. Tevens stelt zij in die brief dat er op 28 november 2019 een gesprek tussen [werkgever] en [werkneemster] heeft plaatsgevonden. Als bijlagen bij die brief zijn (onder meer) een ‘arbeidsovereenkomst’ tussen [werkgever] en [werkneemster] van 29 mei 2017 en drie verlengingsbrieven van 25 mei 2018, 30 oktober 2018 en 29 april 2019 gevoegd (overgelegd als productie 6 bij het verzoekschrift). In artikel 1 van die ‘arbeidsovereenkomst’ is vermeld:

‘Werknemer treedt op 29 mei 2017 in dienst bij werkgever op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in de functie van schoonmaakmedewerkster. De arbeidsovereenkomst wordt aangegaan ivm de pensioengerechtigde leeftijd is er sprake van een oproepcontract met nul uren. zodra mevrouw wilt stoppen, of dat wij aangeven dat mevrouw moet stoppen ivm de leeftijd gaat u hiermee akkoord.’

2.7.

Bij aangetekende brief van haar gemachtigde van 9 december 2019 heeft [werkneemster] aan [werkgever] meegedeeld dat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en dat [werkneemster] niet bekend is met de bij de brief van [werkgever] van 2 december 2019 overgelegde verlengingsbrieven. Ook heeft [werkneemster] in die brief aangegeven dat [werkgever] tot uiterlijk 17 december 2019 de tijd krijgt met een voorstel voor een minnelijke regeling te komen en dat [werkneemster] zich na die datum vrij acht juridische stappen te ondernemen.

2.8.

[werkgever] heeft niet op die brief gereageerd.

3 Het verzoek

4 Het verweer tegen het verzoek

5 Het tegenverzoek en het verweer daartegen

6 De beoordeling

7 De beslissing