Rechtbank Noord-Holland, 27-02-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:1562, 7990816 AO VERZ 19-52
Rechtbank Noord-Holland, 27-02-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:1562, 7990816 AO VERZ 19-52
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 27 februari 2020
- Datum publicatie
- 3 maart 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2020:1562
- Zaaknummer
- 7990816 AO VERZ 19-52
Inhoudsindicatie
Arbeidszaak. De kantonrechter oordeelt dat de werknemer zijn werkgever op ernstige wijze heeft bedrogen en misleid. Daarom worden de vorderingen van de werkgever tot schadevergoeding en terugbetaling van loon, en ten aanzien van een deel van de werkelijke en volledige (proces)kosten, toegewezen.
Uitspraak
Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./repnr.: 7990816 \ AO VERZ 19-52
Uitspraakdatum: 27 februari 2020 (bij vervroeging)
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap Royaal Vastgoed B.V.
gevestigd te Zaandam
verzoekende partij
verder te noemen: Royaal Vastgoed
gemachtigde: mr. L.M. Noordzij
tegen
[verweerder]
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
verder te noemen: [verweerder]
gemachtigde: mr. M.J.R. Roethof
1 Het procesverloop
Royaal Vastgoed heeft een verzoek gedaan om [verweerder] onder meer te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding.
Op 16 september 2019 en 13 februari 2020 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Royaal Vastgoed heeft ook pleitaantekeningen overgelegd. Vóór de zitting van 13 februari 2020 hebben partijen bij brieven van 7 oktober 2019 en 24 oktober 2019 nog stukken toegezonden.
2 De feiten
Royaal Vastgoed is een onderneming die zich bezighoudt met het kopen en verkopen van percelen grond, waarbij ook aan derden de mogelijkheid wordt geboden om te investeren in dergelijke percelen.
[verweerder] , geboren [geboortedatum] 1984, is op 11 februari 2019 in dienst getreden bij Royaal Vastgoed. [verweerder] was accountmanager met een salaris van € 2.400,00 bruto per maand.
Als accountmanager was het de taak van [verweerder] om potentiële klanten te benaderen voor vastgoedprojecten. [verweerder] heeft daarover geregeld gesproken met de twee bestuurders en aandeelhouders van Royaal Vastgoed, [bestuurder 1] en [bestuurder 2] .
In maart 2019 heeft [verweerder] aan [bestuurder 1] en [bestuurder 2] laten weten dat hij contacten had gelegd en mogelijke investeerders had gevonden voor een omvangrijk vastgoedproject dat een waarde van vijf tot 50 miljoen euro zou kunnen vertegenwoordigen. Daarbij heeft [verweerder] vermeld dat het ging om contacten met [contact 1] en [contact 2] , leden van de [naam familie] , één van de rijkste families van India, en dat zij bereid waren om te investeren in projecten van Royaal Vastgoed. Ook vertelde [verweerder] contact te hebben gelegd met [naam] , dochter van de eigenaar van [naam bedrijf] , een groot vastgoedbedrijf in Dubai, en dat ook zij interesse had in vastgoedprojecten met Royaal Vastgoed.
Ten behoeve van de contacten met de door [verweerder] genoemde potentiële investeerders heeft Royaal Vastgoed een laptop en een e-mailaccount ter beschikking gesteld aan [verweerder] .
[verweerder] heeft in het kader van de door hem genoemde contacten met [contact 1] op 14 maart 2018 vanaf zijn laptop een e-mail gestuurd aan het adres [e-mailadres 1] , waarin wordt verwezen naar een telefoongesprek eerder die week tussen [verweerder] en [contact 1] . Deze e-mail is door [verweerder] doorgestuurd aan [bestuurder 1] en [bestuurder 2] .
[verweerder] heeft met [bestuurder 1] en [bestuurder 2] besproken dat hij vanwege de onderhandelingen met [contact 1] en [contact 2] naar Mumbai (India) zou gaan. [verweerder] en [bestuurder 2] zijn vervolgens op 18 maart 2019 samen naar Mumbai gereisd. [verweerder] deelde [bestuurder 2] op 21 maart 2019 ter plaatse mee dat die dag een bespreking zou plaatsvinden met [contact 1] en [contact 2] , maar dat [contact 1] en [contact 2] geen zaken wilden doen met een onbekende en alleen met [verweerder] wilden spreken. [bestuurder 2] heeft geen contact gehad met [contact 1] en [contact 2] .
Op 21 maart 2019 heeft [verweerder] aan [bestuurder 2] meegedeeld dat het gesprek van 21 maart 2019 succesvol was verlopen en dat er een overeenkomst was getekend. In een door [verweerder] aan [bestuurder 2] overhandigde schriftelijke overeenkomst staat dat [contact 1] en [contact 2] op 21 maart 2019 een koopovereenkomst zijn aangaan met Royaal Vastgoed, voor de koop van percelen grond in Nederland ter waarde van 30 miljoen euro. Onder de namen van [contact 1] en [contact 2] in de schriftelijke overeenkomst staan handtekeningen.
[verweerder] vertelde na terugkeer in Nederland aan [bestuurder 2] en [bestuurder 1] dat hij [contact 1] en [contact 2] telefonisch had gesproken en dat zij in een e-mail van 3 april 2019 hadden bevestigd dat zij een eerste bedrag van 17 miljoen euro hadden overgemaakt aan Royaal Vastgoed. Royaal Vastgoed kreeg op 3 april 2019 van [verweerder] een “Statement of Account” van de bank Emirates NBD, één van de grootste bankgroepen in het Midden-Oosten. Op deze“Statement of Account” stonden de namen van [contact 1] en [contact 2] en de vermelding van een overboeking op 2 april 2019 aan een notariskantoor van een bedrag van ruim 19 miljoen dollar, met de melding “Approved by Mr. [verweerder] ”. Er volgde geen betaling.
Nadat betaling uitbleef en [bestuurder 1] en [bestuurder 2] daarover navraag hadden gedaan, deelde [verweerder] op 4 april 2019 mee dat [contact 1] en [contact 2] hadden aangegeven dat zij problemen hadden met de betaling. Op verzoek van [bestuurder 1] en [bestuurder 2] benaderde [verweerder] een notaris in Nederland en Dubai om één en ander te regelen.
Op 9 april 2019 heeft [verweerder] aan [bestuurder 1] en [bestuurder 2] laten weten dat [contact 1] en [contact 2] met hun accountant contact hadden over de betaling en dat zij het voornemen hadden om nog meer te investeren via Royaal Vastgoed.
[verweerder] zond op 10 april 2019 aan Royaal Vastgoed een e-mail door van 10 april 2019, waarin [contact 1] en [contact 2] meedelen dat zij de komende jaren nog ruim 300 miljoen dollar kunnen investeren.
Op 16 en 17 april 2019 ontvangt Royaal Vastgoed van [verweerder] een nieuwe “Statement of Account” waarin een overboeking van ruim 33 miljoen dollar wordt genoemd. Betaling vond niet plaats.
Op of rond 25 april 2019 vertelde [verweerder] aan [bestuurder 1] en [bestuurder 2] dat hij op uitnodiging van [contact 1] en [contact 2] in mei 2019 opnieuw naar Mumbai wilde gaan om zaken te bespreken. [verweerder] is voor Royaal Vastgoed naar Mumbai geweest in de periode van 9 tot en met 16 mei 2019. [verweerder] deelde [bestuurder 1] en [bestuurder 2] mee dat [contact 1] in een gesprek op 10 mei 2019 had aangegeven dat betaling nog op zich liet wachten vanwege een vroege sluiting van de bank.
Op 16 mei 2019 ontving Royaal Vastgoed opnieuw een “Statement of Account” van [verweerder] , dit keer voor een betaling van ruim 34 miljoen dollar. Er volgde geen betaling.
Aan Royaal Vastgoed werd op 25 mei 2019 door [verweerder] meegedeeld dat [contact 1] en [contact 2] eerdergenoemde overeenkomst op een andere naam wilden zetten, namelijk op naam van [contact 3] . [verweerder] liet daarbij weten dat hij voor ondertekening van de nieuwe overeenkomst naar Dubai moest reizen. [verweerder] informeerde Royaal Vastgoed dat deze bespreking in Dubai pas medio juli 2019 kon plaatsvinden, omdat [contact 2] tijdens een vliegreis in Amerika gewond was geraakt en later aan die verwondingen was overleden.
Op 10 juli 2019 is [verweerder] samen met [bestuurder 1] naar Dubai gereisd om de overeenkomst met [contact 1] en [contact 3] te sluiten. Ook dit keer vertelde [verweerder] aan [bestuurder 1] dat [contact 1] en [contact 3] het niet op prijs stelden als [bestuurder 1] bij de bespreking aanwezig was.
[verweerder] heeft [bestuurder 1] rond 21 juli 2019 een nieuwe schriftelijke overeenkomst overhandigd, gedateerd 21 juli 2019 en ondertekend door [contact 3] , voor de koop van percelen grond in Nederland voor een koopprijs van 112 miljoen euro. Er volgde geen betaling.
Op 30 juli 2019 vertelde [verweerder] aan [bestuurder 1] en [bestuurder 2] dat [naam bedrijf] ook nog steeds
geïnteresseerd was in investeringen via Royaal Vastgoed. In dat kader stuurde [verweerder] een e-mail door van [naam bedrijf] , van het adres [e-mailadres 2]
Omdat betalingen nog steeds uitbleven, is bij Royaal Vastgoed twijfel ontstaan over het waarheidsgehalte van de mededelingen van [verweerder] over de contacten met [contact 1] , [contact 2] en [naam bedrijf] . Royaal Vastgoed heeft haar eigen IT-afdeling vervolgens onderzoek laten doen, waaruit naar voren is gekomen dat de tientallen e-mails gericht aan [verweerder] vanaf het e-mailadres “ [e-mailadres 3] ” zijn verzonden vanuit Nederland en niet vanuit India of elders. Verder is gebleken dat e-mails gericht aan [verweerder] vanaf adressen met domeinnamen “ [e-mailadres 4] ” en “ [e-mailadres 5] ” niet daadwerkelijk verzonden kunnen zijn, omdat die domeinnamen niet bestaan. Royaal Vastgoed heeft daarom geconcludeerd dat alle e-mails van en aan [contact 1] , [contact 2] en [naam bedrijf] onecht zijn. Verder heeft Royaal Vastgoed de verschillende versies van de “Statement of Account” nader onderzocht en is zij tot de conclusie gekomen dat deze allemaal vervalst moeten zijn.
[bestuurder 1] en [bestuurder 2] hebben [verweerder] in een gesprek op 8 augustus 2019 verzocht om tekst en uitleg te geven over hun bevindingen ten aanzien van de e-mails en de verschillende versies van de “Statement of Account”, zoals hiervoor weergegeven onder punt 2.20. [verweerder] heeft in dat gesprek geen verklaring daarvoor kunnen geven.
Royaal Vastgoed heeft [verweerder] op 8 augustus 2019 op staande voet ontslagen. Dat ontslag is bevestigd in een brief van diezelfde datum. In die brief is als dringende reden voor dat ontslag onder meer het volgende genoemd:
“Jij hebt ons voorgehouden dat jij contacten had in Dubai die jou zouden hebben benaderd c.q. die jij zelf zou hebben benaderd. Deze contacten zouden geïnteresseerd zijn om te investeren in (Nederlands) vastgoed. Jij kwam met de voornamen “ [contact 1] ” en “ [contact 2] ” van de familie “ [naam familie] ”, woonachtig in zowel Dubai als India. Ook zou een zekere Leila [naam bedrijf] contact met jou hebben opgenomen. Sinds medio maart 2019 heb jij de volledige vrijheid verkregen om enkel jouw werktijd te besteden aan deze vermeende investeerders. Jij hebt geen andere werkzaamheden meer verricht. Ook ben jij een keer naar India en twee keer naar Dubai afgereisd, waar jij verbleef in dure hotels. Dit alles op onze kosten. Ondanks diverse toezeggingen van jouw kant en van deze vermeende “ [contact 1] ” en “ [contact 2] ” “ [naam familie] ”, ontvingen wij geen enkel bedrag van deze vermeende investeerders. Ook mochten wij deze vermeende investeerders van jou niet spreken en niet ontmoeten. Dit zou volgens jou de handelsrelatie schaden en de kans verkleinen dat deze vermeende investeerders daadwerkelijk over zouden gaan tot het doen van een investering. Deze omstandigheden waren voor ons aanleiding om een onderzoek in te stellen.
Recent hebben wij moeten ontdekken dat meerdere e-mails (...) nep zijn. Naast bovenstaande is ons uit nader onderzoek gebleken dat de statement of accounts die wij via jou van de vermeende familie [naam familie] ontvingen vervalst zijn. Bij een nadere blik blijken deze statement of accounts immers onjuistheden te bevatten. Onjuistheden die (geautomatiseerde) documenten van grote financiële instellingen, zoals de Emirates NBD Bank, niet hebben.
Met de hiervoor omschreven omstandigheden heb jij ons aanzienlijke schade toegebracht. Jij hebt ons dus moedwillig misleid door:
a. het vertellen van kennelijke onwaarheden, waaronder het vertellen van verschillende verhalen omtrent vermeende investeerders die interesse zouden hebben om in Nederlands vastgoed te investeren;
b. e-mails namens de vermeende Indiase familie “ [naam familie] ” direct dan wel indirect vanuit Nederland te verzenden;
c. e-mails na te bootsen afkomstig van niet bestaande domeinnamen en;
d. ons diverse onechte statement of accounts toe te sturen.
Vandaag, op 8 augustus 2019 hebben wij jou in de gelegenheid gesteld om op onze constateringen tot dat moment te reageren. Jij hebt geen of geen afdoende verklaring kunnen geven. (...) Los van verdere eventuele onregelmatigheden die nog boven zouden kunnen komen, leidt alles wat door ons vandaag is besproken er voor ons dan ook toe dat door jouw handelen ons vertrouwen in jou zodanig ernstig is geschaad dat zulks aangemerkt wordt als een dringende reden voor een ontslag op staande voet.”
Op verzoek van Royaal Vastgoed heeft Hoffmann Bedrijfsrecherche (hierna: Hoffmann) een onderzoek gedaan naar de handelingen en gedragingen van [verweerder] . In een rapport van 10 september 2019 is als (voorlopige) conclusie neergelegd dat [verweerder] alle communicatie van en met [contact 1] , [contact 2] en [naam bedrijf] , en alle versies van de “Statement of Account”, zelf heeft gemaakt, heeft geregisseerd en in scene heeft gezet.
3 Het verzoek
Royaal Vastgoed verzoekt om [verweerder] te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding van € 4.515,10, tot terugbetaling van € 10,800,00 aan onterecht betaald
salaris, en tot betaling van schadevergoeding, bestaande uit € 28.147,72 aan reis- en verblijfkosten en € 136.680,00 aan gederfde winst. Verder wordt verzocht om [verweerder] te veroordelen tot betaling van de kosten van Hoffmann van € 9.152,92, tot betaling van beslagkosten en buitengerechtelijke kosten, en tot betaling van de volledige proceskosten van € 15.754,82.
Royaal Vastgoed legt aan haar verzoek ten grondslag – kort weergegeven – dat [verweerder] Royaal Vastgoed om de tuin heeft geleid door gedurende een lange periode onwaarheden te vertellen over vermeende rijke buitenlandse investeerders die interesse zouden hebben om in Nederlands vastgoed te investeren, en door e-mails van deze vermeende investeerders na te bootsen en aan Royaal Vastgoed onechte documenten toe te sturen, met de opzet om Royaal Vastgoed in de waan te laten zaken te doen met de wereldwijde succesvolle Indiase familie [naam familie] . Daarmee heeft [verweerder] volgens Royaal Vastgoed door opzet of schuld een dringende reden gegeven voor ontslag op staande voet en heeft [verweerder] door opzet of bewuste roekeloosheid schade toegebracht aan Royaal Vastgoed, waarvoor hij aansprakelijk is.