Rechtbank Noord-Holland, 27-05-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:4182, 8466786
Rechtbank Noord-Holland, 27-05-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:4182, 8466786
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 27 mei 2020
- Datum publicatie
- 8 juni 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2020:4182
- Zaaknummer
- 8466786
Inhoudsindicatie
Arbeidszaak. Kort geding. De kantonrechter oordeelt dat de werknemer recht heeft op doorbetaling van loon, ook al wordt er niet gewerkt, omdat de werknemer op non-actief is gesteld en die omstandigheid op grond van rechtspraak voor rekening en risico van de werkgever komt. Ook als geoordeeld moet worden dat het per 1 januari 2020 geldende en nieuwe artikel 7:628 BW meebrengt dat de rechtspraak in HR Mak/SGBO en HR Gulik/Vissers niet meer geldt of genuanceerd moet worden, bestaat er aanspraak op loon.
Uitspraak
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8466786 \ KG EXPL 20-40
Uitspraakdatum: 27 mei 2020
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. G.P. Oberman
tegen
de besloten vennootschap Eriks B.V.
gevestigd te Alkmaar
gedaagde
verder te noemen: Eriks
gemachtigde: mr. A.D. Putker-Blees
1 Het procesverloop
[eiser] heeft Eriks gedagvaard.
De mondelinge behandeling (via Skype) heeft plaatsgevonden op 13 mei 2020. Op deze zitting heeft Eriks een tegenvordering ingediend. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten, mede aan de hand van pleitaantekeningen, naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben partijen bij brieven van 11 mei 2020, 12 mei 2020 en 13 mei 2020 nog stukken toegezonden, terwijl ook op de zitting nog een stuk is overgelegd via e-mail.
2 De feiten
Eriks is een technische groothandel en producent van onder andere afdichtingen, rubbertechniek en industriële kunststoffen.
[eiser] , geboren [geboortedag] 1971, is op 1 juli 2011 in dienst getreden bij Eriks en zijn huidige functie is accountmanager, met een salaris van € 4.886,00 bruto per maand.
Vanaf februari 2019 tot augustus 2019 heeft [eiser] een verbetertraject doorlopen. In een brief van 25 september 2019 heeft Eriks aan [eiser] meegedeeld dat tot “een positief einde van het traject” is gekomen. Daarbij is onder meer geconstateerd dat [eiser] had laten zien dat hij een volledig strategisch plan kon opstellen, dat zijn kennis van klanten op een aanvaardbaar peil was, dat een kwalitatief goed plan was geschreven voor klantbezoeken, en dat de klantbezoeken positief verliepen. Ook is in die brief opgemerkt dat een nieuwe fase is ingetreden en dat [eiser] extra moeten (blijven) letten op de beeldvorming in het bedrijf en de continuïteit van zijn prestaties.
Eind 2019 is de toenmalige sales director en leidinggevende van [eiser] opgevolgd door een nieuwe sales director, [XX] (hierna: [XX] ). In een door Eriks overgelegde schriftelijke verklaring van [XX] staat dat hij naar aanleiding van zijn aantreden en vanwege een wijziging in rayonindeling een gesprek is aangegaan met [eiser] op 19 november 2019. In een brief van 22 november 2019 van [XX] wordt gesteld dat partijen ondanks het afgeronde verbetertraject “zo niet kunnen blijven doorgaan”. Daarbij is toegelicht dat [eiser] structureel beneden de maat presteert, dat onvoldoende duidelijk is welke taken hij uitvoert en dat ook niet duidelijk is waarom hij niet toekomt aan de verantwoordelijkheden van zijn functie.
In een brief van [XX] van 9 december 2019, naar aanleiding van een gesprek op 6 december 2019, staat dat [eiser] er niet in was geslaagd om een plan te maken waaruit blijkt hoe hij structurele verbeteringen gaat doorvoeren in zijn functioneren. Volgens die brief worden afspraken met klanten niet consequent gemaakt, is er geen structuur in de planning, wordt de doelstelling van twaalf klantbezoeken per week niet gehaald en vindt er geen rapportage plaats in de systemen van Eriks.
[eiser] heeft in een e-mail van 10 december 2019 gereageerd op de brief van 9 december 2019 en onder meer naar voren gebracht dat er geen eenduidige en heldere omschrijving is van wat er precies van hem wordt verwacht. Daarbij heeft [eiser] ook opgemerkt dat een recent verbetertraject succesvol was afgerond en dat hem niet duidelijk was welke norm inmiddels ten aanzien van zijn functie als accountmanager werd gehanteerd, ook omdat volgens [eiser] een dergelijke norm nergens was beschreven. Verder is [eiser] in die e-mail gedetailleerd ingegaan op de klantenafspraken, op de doelstelling van klantbezoeken en op de wijze van rapporteren, waarbij hij de verwijten aan zijn adres heeft betwist en heeft opgemerkt dat hij zijn beoogde omzet ruimschoots heeft gehaald.
In eerdergenoemde verklaring van [XX] wordt ook opgemerkt dat Eriks er gelet op de reactie van [eiser] in de e-mail van 10 december 2019 “geen vertrouwen meer” in had.
Met een e-mail van 12 december 2019 heeft [YY] (hierna: [YY] ), human resources business partner, in vervolg op een gesprek van 11 december 2019 aan [eiser] meegedeeld dat partijen met elkaar in gesprek zullen gaan om te komen tot een regeling voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst en dat [eiser] wordt vrijgesteld van werk met voortzetting van betaling van salaris.
Partijen hebben nadien gesproken over een regeling voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst, maar dat heeft niet tot resultaat geleid.
In een e-mail van 21 februari 2020 heeft [YY] aan de gemachtigde van [eiser] laten weten dat een laatste voorstel voor beëindiging wordt gedaan en dat bij gebreke van acceptatie [eiser] zal worden opgeroepen voor werk. Daarbij is ook meegedeeld dat [eiser] niet meer zal worden toegelaten tot zijn eigen werk als accountmanager, vanwege klachten van klanten, en dat zal worden gezocht naar binnendienstwerkzaamheden.
Met een e-mail van 28 februari 2020 heeft [YY] [eiser] opgeroepen om op 2 maart 2020 op het werk te verschijnen voor het verrichten van werkzaamheden als medewerker binnendienst op de werklocatie in Capelle.
[eiser] is op 2 maart 2020 verschenen op de werklocatie Capelle, maar men bleek daar niet bekend met zijn komst, niet bekend met de werkzaamheden die [eiser] zou moeten doen, en er was ook geen werkplek of computer beschikbaar voor [eiser] . [eiser] heeft zelf voorzieningen georganiseerd en nog enige werkzaamheden voor de binnendienst gedaan. Diezelfde dag heeft [eiser] griepklachten gekregen en heeft hij zich ziek gemeld.
De bedrijfsarts heeft [eiser] gezien op 9 maart 2020 en in een verslag daarvan is genoteerd dat van 3 maart 2020 tot 9 maart 2020 sprake is geweest van ongeschiktheid tot werken wegens ziekte. Verder heeft de bedrijfsarts opgemerkt dat er vanaf 9 maart 2020 ‘in engere zin nu geen sprake van ziekte of gebrek meer” is, maar wel van een ‘polariserend arbeidsconflict”. De bedrijfsarts heeft geadviseerd [eiser] (opnieuw) vrij te stellen van werk, een vervolggesprek aan te gaan voor het maken van afspraken over samenwerking in de toekomst, en daarbij een interne bemiddelaar of een mediator in te zetten. Ook is geadviseerd om [eiser] de gelegenheid te geven zich in een gesprek te laten bijstaan door een toehoorder.
In een e-mail van 15 maart 2020 heeft de gemachtigde van [eiser] aan Eriks gevraagd om een duidelijke uitleg te geven over de reden voor Eriks om de arbeidsovereenkomst te beëindigen, voor de non-actiefstelling en voor de functiewijziging. In reactie daarop heeft de gemachtigde van Eriks laten weten dat [eiser] ook na het verbetertraject niet in staat is gebleken om de verbeterpunten op het vereiste niveau te houden, dat partijen nadien geen overeenstemming over een beëindiging hebben kunnen verkrijgen, en dat Eriks conform het advies van de bedrijfsarts een mediator inschakelt om een gesprek tussen partijen aan te gaan.
De gemachtigde van [eiser] heeft in een e-mail van 17 maart 2020 opnieuw gevraagd om een uitleg over het gestelde disfunctioneren en over een voorgenomen herplaatsing, en opgemerkt dat zonder duidelijkheid daarover er op dat moment geen aanleiding was voor mediation. De gemachtigde van Eriks heeft daarop inhoudelijk gereageerd in een e-mail van 18 maart 2020 en een uitleg gegeven over het door Eriks gestelde disfunctioneren en de noodzaak van mediation. Partijen hebben nadien de e-mailcorrespondentie voortgezet, waarbij de gemachtigde van [eiser] in een e-mail van 19 maart 2020 heeft gesteld dat [eiser] bereid is om een gesprek aan te gaan.
Met een e-mail van 23 maart 2020 heeft de gemachtigde van Eriks een gesprek voorgesteld via een video-conferentie op (onder andere) 26 maart 2020, vanwege de maatregelen rondom het coronavirus. De gemachtigde van [eiser] heeft daarop in een e-mail van 23 maart 2020 geantwoord dat hij vanwege de overheidsmaatregelen rondom het coronavirus geen gesprek via een video-conferentie kan voeren op zijn kantoor in het bijzijn van [eiser] , en dat daarom (nog) niet kan worden voldaan aan het advies van de bedrijfsarts dat [eiser] zich kan laten ondersteunen bij een gesprek. Mede om die reden is Eriks verzocht om eerst een onderbouwing te geven van de voorgenomen grond voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst en de functiewijziging. In reactie daarop heeft de gemachtigde van Eriks in een e-mail van 25 maart 2020 meegedeeld dat de opstelling van [eiser] niet acceptabel is en dat hij voor de laatste maal in de gelegenheid wordt gesteld om een gesprek aan te gaan op 27 maart 2020 via video-conferentie, bij gebreke waarvan de loonbetaling zal worden gestaakt. De gemachtigde van [eiser] heeft in een e-mail van 26 maart 2020 gesteld dat nog altijd niet adequaat was gereageerd op het verzoek om uitleg over het gestelde disfunctioneren en de functiewijziging, dat herplaatsing geen enkele constructief doelt dient en dat het aan Eriks is om eerst een concreet voorstel te doen voor ander passend werk, bij gebreke waarvan een gesprek geen doel dient.
Met een e-mail van 27 maart 2020 van de gemachtigde van Eriks is meegedeeld dat de loonbetaling wordt gestaakt met ingang van die datum, vanwege de weigering van [eiser] om een videogesprek aan te gaan op 27 maart 2020.
Eriks heeft rond 4 mei 2020 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Rotterdam, waarbij wordt verzocht de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden.
Op 8 mei 2020 is [eiser] op staande voet ontslagen. In een brief van 8 mei 2020 heeft Eriks dit ontslag bevestigd, waarbij als dringende reden voor dat ontslag is genoemd dat [eiser] zonder toestemming 150 e-mails met zeer bedrijfsgevoelige informatie heeft verzonden naar externe e-mailadressen, dat [eiser] weigert daarover en over het gebruik van een tankpas openheid van zaken en informatie te geven, en dat [eiser] niet voldoet aan de sommatie om bedrijfseigendommen te retourneren.
3 De vordering
[eiser] vordert – na vermeerdering van eis – dat de kantonrechter Eriks bij wijze van voorlopige voorziening veroordeelt tot betaling van het salaris van € 4.886,00 bruto per maand vanaf 27 maart 2020 tot aan de dag van rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst, en dat Eriks wordt veroordeeld om aan [eiser] weer een leaseauto en tankpas beschikbaar te stellen.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de staking van loonbetaling met ingang van 27 maart 2020 onjuist en onterecht is, net als het ontslag op staande voet per 8 mei 2020. [eiser] stelt dat hij ten onrechte uit zijn functie is ontheven, dat er geen concreet aanbod tot werkhervatting in een andere passende functie ligt, en dat Eriks niet heeft gereageerd op herhaalde verzoeken om uitleg over het gestelde disfunctioneren en de functiewijziging, zodat het voor rekening en risico van Eriks moet komen dat [eiser] feitelijk geen werk meer heeft verricht. Volgens [eiser] is Eriks vanaf 12 december 2019 ook nooit uit geweest op werkhervatting, maar was Eriks uitsluitend gericht op het verkrijgen van instemming met een beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Ten aanzien van het gesprek van 27 maart 2020 waarvoor Eriks hem had opgeroepen, stelt [eiser] dat hij vanwege de overheidsmaatregelen rondom het coronavirus daartoe (nog) niet in staat was, omdat hij geen videogesprek wilde voeren op grote afstand van zijn gemachtigde.