Rechtbank Noord-Holland, 26-06-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:4912, 8417104 \ AO VERZ 20-13
Rechtbank Noord-Holland, 26-06-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:4912, 8417104 \ AO VERZ 20-13
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 26 juni 2020
- Datum publicatie
- 3 juli 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2020:4912
- Zaaknummer
- 8417104 \ AO VERZ 20-13
Inhoudsindicatie
Arbeidszaak. Het verzoek van werkgever om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een verstoorde arbeidsverhouding wordt toegewezen. Het beroep van werknemer op de klokkenluidersregeling van artikel 7:658c BW treft geen doel. De kantonrechter oordeelt dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van werkgever, op grond waarvan aan werknemer een billijke vergoeding wordt toegekend van € 125.000,00 bruto. De kantonrechter overweegt dat hij bij het vaststellen van de hoogte van de billijke vergoeding niet gebonden is aan de maximale vergoeding van € 75.000,00 van de Wet normering topinkomens (WNT), maar dat dit wel een omstandigheid is die meeweegt.
Uitspraak
Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./repnr.: 8417104 \ AO VERZ 20-13
Uitspraakdatum: 26 juni 2020
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
de stichting Stichting Evean Zorg
gevestigd te Purmerend
verzoekende partij
verder te noemen: Evean
gemachtigde: mr. P.H.E. Voûte en mr. K.C. Bemelmans
tegen
[verweerder]
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
verder te noemen: [verweerder]
gemachtigde: mr. E.K.W. van Kampen en mr. E.A. Bokslag
1 Het procesverloop
Evean heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [verweerder] heeft een verweerschrift en een tegenverzoek ingediend.
Op 29 mei 2020 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Evean en [verweerder] hebben ook pleitaantekeningen overgelegd. Vóór de zitting hebben Evean en [verweerder] bij brieven van 22 mei 2020, 27 mei 2020, 28 mei 2020 en 29 mei 2020 nog stukken toegezonden.
2 De feiten
[verweerder] , geboren [verweerder] 1959, is sinds 1 augustus 2018 in dienst bij Evean. De functie van [verweerder] is Directeur Zorg met een salaris van € 175.750,00 bruto per jaar. Partijen zijn een opzegtermijn van zes maanden voor de werkgever overeengekomen.
Evean is onderdeel van de Stichting Espria (hierna: Espria), een grote zorgorganisatie in Nederland met ongeveer 17.000 medewerkers. Evean biedt zorg en ondersteuning in een groot deel van Noord-Holland, onder andere in de vorm van (gespecialiseerde) verpleging, verzorging en thuiszorg.
Evean is als zorginstelling gebonden aan de Wet normering topinkomens (hierna: WNT), waarin regels staan over maximale bezoldiging en maximale ontslaguitkeringen.
Van 1 augustus 2016 tot 31 juli 2018 heeft [verweerder] als interim-directeur bij Evean gewerkt, op basis van een overeenkomst van opdracht. Daarna is [verweerder] aansluitend per 1 augustus 2018 als Directeur Zorg in dienst getreden. [verweerder] is als Directeur Zorg verantwoordelijk voor het dagelijks beleid van Evean en maakt deel uit van het managementteam (hierna: MT) van Evean.
Statutair bestuurder van Evean is Espria [bestuurder 1] (hierna: [bestuurder 1] ) en [bestuurder 2] (hierna: [bestuurder 2] ) zijn de bestuurders van Espria en vormen de Raad van Bestuur (hierna: de RvB). De directie van Evean bestaat naast [verweerder] uit de Directeur Bedrijfsvoering, [naam 1] (hierna: [naam 1] ). [naam 1] is in oktober 2019 aangesteld als Directeur Bedrijfsvoering. Er is ook een toezichthoudend orgaan, de Raad van Commissarissen van Espria (hierna: RvC).
In december 2019 heeft de RvB bureau JBBX ingeschakeld om een onderzoek in stellen naar samenwerkingsproblemen en spanningen binnen het MT. Daarbij is met name gevraagd te onderzoeken wat de oorzaak is van die problemen en spanningen, wat de rol is van [verweerder] daarin, en hoe zit het met de veiligheid en het vertrouwen binnen het MT van Evean. Op 10 januari 2020 zijn betrokkenen door de RvB geïnformeerd over het onderzoek en op 13 en 14 januari 2020 heeft JBBX interviews gehad met verschillende MT-leden, waaronder [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en [verweerder] .
In een “Eindverslag Januari/februari 2020” van 19 februari 2020 van JBBX staat onder meer het volgende:
“Op organisatieniveau: (...) MT leden hebben het gevoel dat [voornaam] [kantonrechter: [verweerder] ] externe partijen niet altijd in hun waarde laat. (...)
Op teamniveau: (...) Verschillende MT leden ervaren dat [voornaam] zich niet houdt aan de gemaakte afspraken, waardoor ze voor verrassingen komen te staan. De stijl van leidinggeven van [voornaam] wordt door meerdere MT leden ervaren als “verdeel en heers”, wat een verlammende werking lijkt te hebben op het functioneren van het team. Enkele MT leden geven aan dat ze hebben ervaren dat het geven van feedback aan [voornaam] op zijn functioneren wordt afgestraft, wat een onveilige sfeer creëert. Meerdere MT leden geven aan dat de leiderschapsstijl van [voornaam] onhoudbaar is in de toekomst. Zij ervaren dat zijn stijl past in een crisissituatie, maar dat er nu een meer verbindende, flexibele stijl nodig is. (...) Er is behoefte aan een nieuwe start. Verbinding en vertrouwen kan worden hersteld als er geïnvesteerd wordt in een nieuwe cultuur waarin helderheid, structuur en het liefdevol aanspreken van elkaar voorop staat. Dit kan volgens de meeste MT leden niet met [voornaam] als directeur. (...) Zij zien in de nieuwe fase geen rol voor [voornaam] als directeur en aanvoerder van het team, sterker nog de meesten denken dat het team het niet gaat redden als [voornaam] aanblijft. (...)
Op individueel niveau: [voornaam] wordt erkend voor zijn scherpte, slimheid, charme, zijn
aansprekende visie en zijn optreden in de ontstane crisissituaties. Het zelf-reflecterend vermogen van [voornaam] lijkt beperkt; zijn verhaal geeft een ander beeld van de werkelijkheid dan de meeste andere MT leden schetsen. (...) Sommige teamleden geven aan dat [voornaam] hen persoonlijk niks in de weg legt; zij denken dat dat komt omdat hij respect heeft voor hun vakinhoudelijke kennis en sterke karakter. Echter, ook zij geven aan dat de positie van [voornaam] niet houdbaar is in het belang van het team en de organisatie.”
In een gesprek op 28 februari 2020 heeft de RvB aan [verweerder] meegedeeld dat Evean het voornemen heeft om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Dat is bevestigd in een brief van die datum, waarin is aangegeven dat de reden daarvoor primair is dat de verhoudingen in het MT van Evean ernstig zijn verstoord. Ook is daarin opgemerkt dat het voor de RvB duidelijk was dat mediation geen zin had, vanwege de ernst van de problemen. In de brief is [verweerder] met onmiddellijke ingang vrijgesteld van werk.
3 Het verzoek en het verweer
Evean verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden vanwege – kort gezegd – een verstoorde arbeidsverhouding en/of andere omstandigheden die zodanig zijn dat van Evean niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Ter toelichting daarvan is aangevoerd dat Evean heeft moeten constateren dat er onoverbrugbaar verschil van inzicht bestaat met [verweerder] over de wijze waarop hij zijn werkzaamheden dient uit te voeren, dat de RvB niet langer het vertrouwen heeft dat [verweerder] de juiste persoon is in de positie van Directeur Zorg en dat er een ernstig verstoorde arbeidsverhouding is ontstaan tussen [verweerder] enerzijds en het MT, de mededirecteur, de RvB en de RvC anderzijds.
[verweerder] betwist dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding of andere omstandigheden die ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigen. Volgens [verweerder] streeft Evean op valse en voorgewende redenen de ontbinding van zijn dienstverband na. [verweerder] stelt ook dat het ontbindingsverzoek van Evean verband houdt met een zogeheten ‘klokkenluidersmelding’ door hem en dat ontbinding daarom in strijd is met de wet. Voor het geval de arbeidsovereenkomst toch zou worden ontbonden, verzoekt [verweerder] – mede bij wijze van tegenverzoek – onder meer om toekenning van een transitievergoeding van € 10.494,81 bruto en een billijke vergoeding van € 479.141,52 bruto. Ook wordt gevraagd om een verklaring voor recht dat Evean in strijd heeft gehandeld met haar verplichtingen als goed werkgever en om schadevergoeding in dat kader van € 65.000,00.