Rechtbank Noord-Holland, 05-02-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:514, 8094806
Rechtbank Noord-Holland, 05-02-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:514, 8094806
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 5 februari 2020
- Datum publicatie
- 17 februari 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2020:514
- Zaaknummer
- 8094806
Inhoudsindicatie
studiekostenbeding. Uitleg van en in strijd met CAO
Uitspraak
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8094806 \ CV EXPL 19-7652 (SS)
Uitspraakdatum: 5 februari 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap Besseling & All Techniek B.V.
gevestigd te Heerhugowaard
eiseres
verder te noemen: Besseling
gemachtigde: mr. M.J.M. Groen
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. W.L. Sieval[toevoegingnr.: 4NU5660]
1 Het procesverloop
Besseling heeft bij dagvaarding van 7 oktober 2019 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
Op 9 januari 2020 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Besseling heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen en ter zitting een reactie gegeven op de tegenvordering. Voorafgaand aan de zitting heeft Besseling bij brief van 31 december 2019 nog stukken toegezonden.
2 De feiten
[gedaagde] , geboren op 17 september 1999, is op 1 oktober 2015 op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van een jaar in dienst getreden bij Besseling in de functie van leerling/algemeen medewerker. De arbeidsomvang is 38 uur per week, verdeeld over vijf dagen, waarbij een deel van de werktijd wordt gebruikt om een opleiding te volgen. Het gaat om een beroepsopleiding (beroepsbegeleidende leerweg; BBL-opleiding) tot machinebouwer (de opleiding Machinebouw mechatronica; machinebouwer) op niveau 3, waarbij het theoretische gedeelte via het ROC Horizon College en het praktijkgedeelte (de beroepspraktijkvorming) via Besseling verloopt.
Naast de arbeidsovereenkomst is tussen Besseling en het ROC een overeenkomst gesloten waarbij Besseling zich heeft verbonden tot het verzorgen van de beroepspraktijkvorming van [gedaagde] voor de periode van 30 september 2015 tot 31 juli 2018.
Voor de praktijkopleiding van [gedaagde] tot machinebouwer heeft Besseling op 29 september 2015 een afzonderlijke overeenkomst gesloten met Tetrix Techniekopleidingen voor de periode van 1 oktober 2015 tot en met 31 (lees: 30) september 2018, waarin onder meer is opgenomen dat Besseling zich verplicht tot het betalen van de opleidingskosten van € 745,00 exclusief b.t.w. per maand in het eerste en tweede schooljaar en € 440,00 exclusief b.t.w. per maand in het derde schooljaar.
In de arbeidsovereenkomst is in artikel 10 (“kosten scholing”) het volgende opgenomen:
“De werkgever voldoet voor werknemer een aantal kosten die gemaakt moeten worden in het kader van zijn opleiding. Wanneer de werknemer gedurende zijn opleiding of binnen 2 jaar na afloop hiervan op eigen verzoek de dienstbetrekking met werkgever wenst te beëindigen dient hij (een deel van) de opleidingskosten terug te betalen aan de werkgever en wel volgens onderstaand schema:
- -
-
Gedurende de opleiding of binnen 6 maanden na afloop hiervan: 100%
- -
-
Tenminste 6 maanden na afloop van de opleiding, maar korter dan 1 jaar na afloop: 75%
- -
-
Tenminste 1 jaar na afloop van de opleiding, maar korter dan 18 maanden na afloop: 50%
- -
-
Tenminste 18 maanden na afloop van de opleiding, maar korter dan 2 jaar na afloop: 25%”
De arbeidsovereenkomst is met ingang van 1 oktober 2016 verlengd tot en met 31 augustus 2017 en met ingang van 1 september 2017 verlengd tot en met 30 september 2018.
Met ingang van 1 oktober 2018 heeft Besseling met [gedaagde] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten voor de functie van algemeen medewerker. In de arbeidsovereenkomst is in artikel 12 (“kosten scholing”) het volgende opgenomen:
“De werkgever voldoet voor werknemer een aantal kosten die gemaakt moeten worden in het kader van zijn opleiding. Wanneer de werknemer gedurende zijn opleiding of binnen 2 jaar na afloop hiervan op eigen verzoek de dienstbetrekking met werkgever wenst te beëindigen dient hij (een deel van) de opleidingskosten terug te betalen aan de werkgever. Het terugbetalingsschema is opgenomen als aparte bijlage bij deze arbeidsovereenkomst.”
In de bedoelde door beide partijen ondertekende bijlage is het volgende opgenomen:
“komen hierbij het volgende overeen:
- dat werknemer heeft deelgenomen aan de BBL opleiding machinebouwer voor de duur van circa 3 jaar;
- dat werkgever heeft de hieraan verbonden kosten (ten bedrage van € 15.405,-) voor zijn rekening genomen. Onder opleidingskosten wordt verstaan: inschrijfgeld en boeken.
- dat werknemer indien hij binnen twee jaar na het behalen van de cursus de arbeidsrelatie verbreekt hij respectievelijk 100% (binnen 6 maanden), 75% (binnen 18 maanden) of 25% (binnen 24 maanden) van het totale cursusbedrag aan werkgever zal terugbetalen;
- dat werkgever in deze situatie gerechtigd is het bedrag van de cursus dat werknemer op grond van de in voorgaande zin genoemde staffeling alsdan aan werkgever verschuldigd is, met de eindafrekening te verrekenen;
(…)”
Op de arbeidsovereenkomst is de CAO voor het Metaalbewerkingsbedrijf van toepassing. In het voorwoord is onder “Werkingssfeer” het volgende opgenomen:
“De onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst bevat de regelen welke minimaal in acht moeten worden genomen bij arbeidsovereenkomsten tussen:
a. de werkgever (…);
b. de werknemer (…).”
In artikel 72 van de CAO (“parttime onderwijs”) is het volgende opgenomen:
1. De werkgever kan met een werknemer die kwalificatieplichtig is en die een opleiding volgt via de beroepsbegeleidende leerweg (voorheen leerlingwezen) in het kader van de Wet educatie en beroepsonderwijs een arbeidsovereenkomst sluiten met een normale gemiddelde wekelijkse arbeidsduur, (…).
2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid geldt ten aanzien van de werknemer van 17 jaar en ouder met wie de werkgever een leerarbeidsovereenkomst heeft gesloten voor het volgen van een Opleiding Niveau II als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs (voorheen primair leerlingwezen), dat de wekelijkse scholingsdag volledig wordt doorbetaald indien een werkweek van gemiddeld 32 arbeidsuren (4 dagen feitelijke arbeid verrichten, 1 dag school) is overeengekomen.
Hierbij geldt als voorwaarde dat de werknemer op de tijden waarop het betreffende onderwijs niet wordt gevolgd, en waarop wel salaris wordt betaald, werkzaam is bij de werkgever.
(…)
3. De werkgever kan bedingen, dat de werknemer tijdens diens opleiding de dienstbetrekking niet zal mogen beëindigen of dat de werknemer na zijn examen nog een bepaalde tijd in dienst zal moeten blijven, met dien verstande dat het verbod tot opzegging niet langer kan gelden dan tot uiterlijk één jaar na het - al dan niet met goed gevolg - afleggen van het examen in het kader van de Wet educatie en beroepsonderwijs. Een overeenkomst als bedoeld in de vorige zin dient schriftelijk te worden aangegaan en wel voor de feitelijke deelneming van de leerling aan de opleiding.
4. De werknemer die de dienstbetrekking beëindigt voor het in lid 3 bedoelde tijdstip, is schadeplichtig. De schadeloosstelling blijft beperkt tot het uit hoofde van de leden 1 en 2 doorbetaalde salaris (als bedoeld in artikel 31 CAO), vermeerderd met de kosten welke de werkgever eventueel ten behoeve van de werknemer heeft gemaakt in verband met diens deelneming aan de opleiding, zoals boeken, reisgeld e.d.”
[gedaagde] heeft bij Tetrix verschillende modules gevolgd in het kader van de opleiding tot machinebouwer (niveau 3). De kosten hiervan zijn bij Besseling in rekening gebracht en door Besseling betaald. Op 15 juni 2018 heeft [gedaagde] met succes het examen (als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs) afgelegd voor de kwalificatie “machinebouwer (niveau 3)” en het bijbehorende diploma behaald.
Met ingang van 1 september 2018 heeft [gedaagde] bij Tetrix deelgenomen aan de praktijkopleiding "Technicus mechatronica systemen (niveau 4)”. Deze opleiding is voortijdig geëindigd op 31 oktober 2018.
Bij brief van 6 juni 2019 heeft [gedaagde] de arbeidsovereenkomst opgezegd, met inachtneming van een opzegtermijn van een maand, zodat de laatste dag van de arbeidsovereenkomst op 31 juli 2019 was. [gedaagde] is hierna in dienst getreden bij Weber Hospital Systems in Zwaag.
Tussen partijen is vervolgens discussie ontstaan over de (gedeeltelijke) terugbetaling van de door Besseling ten behoeve van [gedaagde] betaalde opleidingskosten. Besseling heeft [gedaagde] op 10 juli 2019 gesommeerd tot terugbetaling. Op de eindafrekening heeft Besseling een bedrag van € 938,68 netto ingehouden.
3 De vordering
Besseling vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 9.633,17, te vermeerderen met rente en kosten.
Zij legt aan de vordering ten grondslag - kort weergegeven - dat [gedaagde] op grond van de arbeidsovereenkomst gehouden is tot terugbetaling van 75% van de door Besseling betaalde opleidingskosten, nu [gedaagde] de arbeidsovereenkomst binnen een jaar na afloop van zijn opleiding heeft beëindigd. Deze driejaarlijkse opleiding liep immers tot 1 oktober 2018 en [gedaagde] heeft de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 augustus 2019 beëindigd. Het bepaalde in artikel 72 lid 3 en 4 van de CAO staat niet in de weg aan het opnemen van specifieke afspraken over terugbetaling van de opleidingskosten in de arbeidsovereenkomst. De CAO laat (alle) ruimte voor een studiekostenbeding als door Besseling en [gedaagde] is aangegaan. Het beding is contractueel op geldige wijze tot stand gekomen en voldoet aan de eisen zoals die in de rechtspraak aan een studiekostenbeding worden gesteld. Overigens blijft het beding binnen de kaders van de CAO, nu [gedaagde] het dienstverband binnen een jaar na afronding van de opleiding heeft beëindigd. [gedaagde] wist exact waar hij aan toe was en wat de consequenties zouden zijn van een beëindiging van het dienstverband, nu de arbeidsovereenkomst dateert van 1 oktober 2015 en [gedaagde] daarna met zijn opleiding is begonnen. De consequenties zijn hem nadien bovendien met de verlenging van de arbeidsovereenkomst jaarlijks voorgehouden en telkens heeft [gedaagde] daarvoor getekend, laatstelijk per 1 oktober 2018, waarbij ook de exacte bedragen werden genoemd. Besseling heeft met de betaling van de opleidingskosten een forse investering gedaan in de vakbekwaamheid van [gedaagde] en daarvan profiteert de opvolgend werkgever direct. Terugbetaling is dus reëel en redelijk.
Besseling heeft in totaal € 23.25,03 aan opleidingskosten voldaan, waarop bedragen van € 8.500,00 en € 619,23 aan subsidie via OOM in mindering strekken, zodat [gedaagde] een bedrag van 10.571,85 (75% van € 14.095,80) dient terug te betalen. Besseling heeft al een bedrag van € 938,68 op de eindafrekening ingehouden, zodat een bedrag van € 9.633,17 resteert.