Rechtbank Noord-Holland, 06-11-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:9219, 8712720 \ AO VERZ 20-129
Rechtbank Noord-Holland, 06-11-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:9219, 8712720 \ AO VERZ 20-129
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 6 november 2020
- Datum publicatie
- 7 december 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2020:9219
- Zaaknummer
- 8712720 \ AO VERZ 20-129
Inhoudsindicatie
Ontslag op staande voet in coronatijd. Ontslag niet rechtsgeldig i.v.m. ontbreken dringende reden. Houding werkneemster heeft in deze situatie drukkend effect op hoogte billijke vergoeding.
Uitspraak
Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8712720 \ AO VERZ 20-129
Uitspraakdatum: 6 november 2020
Beschikking in de zaak van:
[werkneemster]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [werkneemster]
gemachtigde: mr. N. Reinalda
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [werkgever],
gevestigd te [plaats]
verwerende partij
verder te noemen: [werkgever]
gemachtigde: mr. F. Teuben-Oass
1 Het procesverloop
[werkneemster] heeft een verzoek gedaan, primair om het ontslag te vernietigen, en subsidiair om toekenning van onder meer een billijke vergoeding. Ook is een verzoek gedaan om een voorlopige voorziening te treffen. [werkgever] heeft een verweerschrift en een tegenverzoek ingediend.
Op 9 oktober 2020 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. [werkneemster] heeft ook pleitaantekeningen overgelegd. Vóór de zitting heeft [werkneemster] bij brieven van 2 oktober en 8 oktober 2020 nog stukken toegezonden en een wijziging van het verzoek ingediend.
2 De feiten
[werkneemster] , geboren [in 1980] , is op 16 september 2003 in dienst getreden bij [werkgever] in de functie van Personeelszaken/Office assistent, tegen een salaris van € 2.980,66 bruto per maand exclusief vakantiegeld en overige emolumenten.
In de ochtend van 2 juli 2020 heeft [werkgever] aan [werkneemster] medegedeeld dat haar dienstverband zou worden beëindigd, maar dat hij contact heeft gehad met MPS Textiles en dat aan [werkneemster] aldaar een dienstverband kan worden aangeboden. Hierop heeft [werkneemster] zeer emotioneel gereageerd en zij heeft vervolgens het bedrijfspand verlaten en is naar huis gegaan.
Bij e-mail van 2 juli 2020 om 19:14 uur heeft [HR manager] , HR manager (hierna: [HR manager] ), namens [werkgever] aan [werkneemster] een voorstel voor een beëindigingsovereenkomst gestuurd, waarin – kort samengevat – wordt voorgesteld om de arbeidsovereenkomst te beëindigen per 1 december 2020, zonder vrijstelling van werkzaamheden en zonder toekenning van een vergoeding. In de begeleidende e-mail schrijft [HR manager] : ‘(…) Hierbij bevestigen we de beëindiging van je dienstverband (…) zoals [werkgever] deze vanmorgen je helaas heeft moeten mededelen. We begrijpen dat dit hard is aangekomen en hebben ook begrip voor je reactie. In de bijlage vind je het voorstel voor de beëindigingsovereenkomst. (…)
Er is een uitzicht op een nieuwe baan in een gelijkwaardige functie en salaris. We willen je vragen deze optie te overwegen en in gesprek te gaan met de werkgever over de mogelijkheden.
Wat betreft werkzaamheden en afronding: gezien de opzegtermijn en tevens de terugloop in werkzaamheden, lijkt het me goed hierover met elkaar in overleg te gaan. Waarbij de werkzaamheden die er in de komende periode nog zijn, opgepakt worden en er een overdracht kan plaatsvinden.
Ik stel voor volgende week hierover verder contact te hebben. (…)’
Op voornoemd voorstel heeft [werkneemster] bij e-mail van 8 juli 2020 gereageerd: ‘(…) Ik heb juridisch advies ingewonnen; jullie kunnen als werkgever niet zomaar eenzijdig het dienstverband met mij beëindigen. Jullie hebben daarvoor een ontslagvergunning nodig van het UWV. Die is er niet en het is ook maar de vraag of die er op basis van de huidige situatie zou komen.
Ik heb dan ook gewoon recht op het behoud van mijn baan en geen interesse in een andere baan. Ik vind het echt heel erg dat jullie mij na 17 jaar dienstverband op deze manier – zonder oog te hebben voor mijn rechten – aan de kant proberen te zetten.
Ik ben eventueel bereid om een VSO te sluiten, maar dan wel onder substantieel andere voorwaarden dan zoals nu omschreven in de concept VSO (…), namelijk
- Einddatum 1 april 2021
- Vrijstelling van werk per 1 september 2020
- Beëindigingsvergoeding van EUR 45.000,- bruto
- Bij de eindafrekening uitbetaling van overuren en uitbetaling van opgebouwde vakantiedagen die op de einddatum nog niet zijn genoten.
- Als ik eerder dan de einddatum een nieuwe baan heb gevonden, zal ik voor de maanden dat mijn arbeidsovereenkomst eerder eindigt, per maand bovenop de beëindigingsvergoeding een half bruto maandsalaris ontvangen. (…)’
[werkgever] heeft op het tegenvoorstel van [werkneemster] bij e-mail van 9 juli 2020 om 13:44 uur gereageerd: ‘(…) Ons bedrijf is hard geraakt door de Corona Pandemie. We moeten er alles aan doen om te blijven bestaan na 40 jaar hard werken en dit had ik graag ook anders gezien.
Je zult begrijpen dat de maatregelen om te overleven mij erg zwaar vallen. Ik begrijp hoe naar dit voor je is.
Je kan zelf constateren dat veel van je werkzaamheden zijn weg gevallen. Ik heb mijn stinkende best gedaan om te zorgen dat je niet werkeloos wordt en elders aan de slag kan, dit om de pijn voor je te verzachten.
Zou zeker de kans aangrijpen om met [betrokkene] te gaan praten. Je salaris blijft gelijk, ben wel je auto vergeten.
Waar je nu mee komt geeft mij het gevoel dat je van de situatie wilt profiteren. Wil je graag helpen, maar deze weg lijkt mij niet verstandig. (…)’
In navolging van voornoemde e-mail heeft [werkgever] bij e-mail van 9 juli 2020 om 19:07 uur aan [werkneemster] geschreven: ‘(…) Onderstaande mail heb ik gestuurd naar je werkmail in de veronderstelling dat je aanwezig bent op het werk. Maar ik begrijp dat je vandaag nog steeds niet op kantoor bent verschenen en je bent niet aan het werk zonder geldige afmelding. Ik neem dat zeer zwaar op.
Je maakt je schuldig aan ongeoorloofde afwezigheid en werkweigering en dat vormt voor mij een reden je op staande voet te ontslaan.
Ik doe dat bij deze en ontsla je daarom per heden op staande voet wegens ongeoorloofde afwezigheid en werkweigering, zowel op grond van elk van genoemde omstandigheden afzonderlijk, (…), als op grond van deze omstandigheden tezamen genomen. (…)’
Bij e-mail van 17 augustus 2020 heeft [werkgever] aan [werkneemster] geschreven: ‘(…) Ze zoeken nog personeel [naam] voor op kantoor. (…) Je mag solliciteren aangezien ze je kennen. (…)’
3 Het verzoek
[werkneemster] verzoekt de kantonrechter primair – na wijziging van het verzoek – om voor recht te verklaren dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven en om [werkgever] te veroordelen tot betaling aan [werkneemster] van:
I. € 18.040,98 bruto aan transitievergoeding;
II. € 14.123,21 bruto aan vergoeding wegens onregelmatige opzegging, te vermeerderen met
8% vakantietoeslag en overige emolumenten;
III. € 25.752,90 bruto aan billijke vergoeding;
IV. € 7.302,31 netto aan reële juridische kosten;
V. de wettelijke rente over I t/m III;
VI. de proces- en nakosten.
Aan dit verzoek legt [werkneemster] ten grondslag – kort weergegeven – dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, omdat een dringende reden ontbreekt. Van ongeoorloofde afwezigheid of werkweigering is geen sprake geweest. [werkneemster] is sinds 2 juli 2020 afwezig geweest, maar zij heeft zich afgemeld en is naar huis gegaan. Zij ging er – naar aanleiding van de e-mail van [HR manager] van 2 juli 2020 – vanuit dat contact met haar zou worden opgenomen. Dat is niet gebeurd. In plaats daarvan is [werkneemster] , na zeventien jaar goed te hebben gefunctioneerd, op staande voet ontslagen.
Subsidiair, voor het geval de arbeidsovereenkomst wel is beëindigd door het ontslag op staande voet, verzoekt [werkneemster] de kantonrechter om [werkgever] te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding van € 18.040,98 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente, onder veroordeling van [werkgever] in de proces- en nakosten. Daaraan legt [werkneemster] ten grondslag dat geen sprake is van ernstige verwijtbaarheid aan haar kant.