Home

Rechtbank Noord-Holland, 26-10-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:9536, 9360278 AO VERZ 21-78

Rechtbank Noord-Holland, 26-10-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:9536, 9360278 AO VERZ 21-78

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
26 oktober 2021
Datum publicatie
4 november 2021
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2021:9536
Zaaknummer
9360278 AO VERZ 21-78

Inhoudsindicatie

De kantonrechter oordeelt dat de ondernemingsraad geen instemmingsrecht (ex artikel 27 WOR) heeft met betrekking tot het besluit van het pensioenfonds van de ondernemer om de uitvoeringsovereenkomst met de ondernemer op te zeggen.

Uitspraak

Handel, Kanton en Insolventie

locatie Haarlem

Zaaknr./repnr.: 9360278 \ AO VERZ 21-78

Uitspraakdatum: 26 oktober 2021

Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

de ondernemingsraad van Fluor B.V.

gevestigd te Hoofdorp

verzoekende partij

verder te noemen: de OR

gemachtigde: prof. mr. H. van Meerten

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Fluor B.V.

statutair gevestigd te Haarlem en kantoorhoudende te Hoofddorp

verwerende partij

verder te noemen: Fluor

gemachtigde: mr. R.J.G. Veugelers

De zaak in het kort

In deze zaak doet de OR een aantal verzoeken die zijn gegrond op de stelling dat hem op grond van artikel 27 lid 1 aanhef en sub a in verbinding met lid 7 van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) instemmingsrecht toekomt met betrekking tot het besluit van het pensioenfonds van Fluor (SPFN) om de uitvoeringsovereenkomst met Fluor op te zeggen. De kantonrechter oordeelt dat de OR geen instemmingsrecht heeft. Er is geen sprake van een besluit van of toerekenbaar aan Fluor. Een teleologische interpretatie van bovengenoemde artikelleden leidt evenmin tot de conclusie dat de OR instemmingsrecht heeft. Hierom worden de verzoeken van de OR afgewezen en hoeft op het voorwaardelijke tegenverzoek van Fluor (ex artikel 27 lid 4 WOR) niet te worden beslist.

1 Het procesverloop

1.1.

De OR heeft op 22 juli 2021 een verzoekschrift ingediend. Fluor heeft een verweerschrift ingediend en een voorwaardelijk tegenverzoek gedaan.

1.2.

Op 28 september 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.

2 De feiten

2.1.

Fluor heeft een pensioenregeling voor haar werknemers. Voor werknemers die vóór 1 januari 2014 bij Fluor in dienst zijn getreden geldt een eindloonregeling die wordt uitgevoerd door de Stichting Pensioenfonds Fluor Nederland (hierna: SPFN) op basis van een uitvoeringsovereenkomst.

2.2.

In artikel 16 van deze uitvoeringsovereenkomst is het volgende bepaald:

Duur en aanvang van deze overeenkomst

1. Deze uitvoeringsovereenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde tijd en treedt op 1 januari 2015 in werking (…).

2. Deze overeenkomst kan zowel door de stichting lees: SPFN) als door de onderneming worden opgezegd tegen het einde van een kalenderjaar, met een opzegtermijn van ten minste 12 maanden. (…)’

2.3.

Het bestuur van SPFN heeft op 27 november 2020 advies gevraagd aan haar verantwoordingsorgaan over opzegging van de uitvoeringsovereenkomst. Het verantwoordingsorgaan heeft een (niet unaniem) positief advies uitgebracht.

2.4.

Bij brief van 17 december 2020 heeft SPFN de uitvoeringsovereenkomst met Fluor opgezegd met ingang van 1 januari 2022. In die brief heeft SPFN (kort samengevat) de volgende drie redenen voor de opzegging gegeven:

a. Een beheerste bedrijfsvoering is niet meer te waarborgen, omdat de dienstverleningsovereenkomst tussen SPFN en Aegon inzake de financiële administratie en pensioenadministratie eindigt per 31 december 2021, Aegon geen mogelijkheid tot contractverlenging aanbiedt en het niet (goed) mogelijk is om de eindloonregeling bij een andere partij onder te brengen;

b. Er is sprake van een kwetsbaar bedrijfsmodel waardoor de uitvoering van de eindloonregeling door SPFN niet langer in het belang van de deelnemers is;

c. Voortzetting van de uitvoering is strijdig met de evenwichtige belangenafweging.

Verder heeft SPFN in die brief aangegeven dat er in haar optiek geen goed alternatief is voor het beëindigen van de uitvoeringsovereenkomst.

2.5.

Bij brief van 20 januari 2021 heeft Fluor in reactie op de opzegging aan SPFN meegedeeld dat zij de OR daarover zal informeren. In die brief heeft Fluor ook aangegeven dat door de opzegging een eind komt aan de lange samenwerking tussen Fluor en SPFN en dat zij begrip heeft voor de overwegingen van SPFN die leiden tot de conclusie dat continuering van de uitvoering door SPFN van een pensioenregeling voor Fluor weinig realistisch wordt geacht.

2.6.

Nadat Fluor de OR over de opzegging had geïnformeerd, heeft de OR bij brieven van 12 en 18 februari 2021 aan Fluor meegedeeld dat hij uit de brief van Fluor van 20 januari 2021 afleidt dat Fluor impliciet met de opzegging van de uitvoeringsovereenkomst door SPFN akkoord is gegaan. Daarbij heeft de OR erop gewezen dat deze accordering de instemming van de OR behoeft. Bij laatstgenoemde brief heeft de OR formeel de nietigheid van het besluit tot instemming met de opzegging ingeroepen met verwijzing naar artikel 27 lid 5 van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR).

2.7.

In reactie daarop heeft Fluor bij brief van 2 maart 2021 aan de OR meegedeeld dat de OR ten onrechte de nietigheid heeft ingeroepen en dat de opzegging door SPFN rechtsgeldig heeft plaatsgevonden.

2.8.

Vanaf januari 2021 heeft Fluor regelmatig overleg gevoerd met de pensioencommissie van de OR over een mogelijke nieuwe pensioenuitvoerder. De OR heeft een eigen actuariële adviseur, AethiQs, ingeschakeld voor het doorrekenen van nieuwe pensioenregelingen en compensatieregelingen. AethiQs heeft daarover op 2 juni 2021 een presentatie gegeven. Verder is de OR aanwezig geweest bij een ‘beauty parade’ op 22 juni 2021 waar verschillende nieuwe pensioenuitvoerders zich hebben gepresenteerd.

2.9.

Op 9 juni 2021 heeft Fluor een instemmingsverzoek aan de OR voorgelegd met betrekking tot het wijzigen van het pensioenreglement en de pensioenovereenkomst in verband met het toekennen van een extra toeslag door SPFN wegens de overdracht van opgebouwde pensioenaanspraken naar een andere pensioenuitvoerder.

2.10.

Bij brief van 3 september 2021 heeft Fluor aan de OR een instemmingsverzoek gedaan met betrekking tot een voorstel voor een nieuwe pensioenregeling, een nieuwe pensioenuitvoerder en de wijze waarop een compensatieregeling wordt vastgesteld.

3 Het verzoek

3.1.

De OR verzoekt de kantonrechter (ex artikel 36 lid 2 WOR) om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:

a. voor recht te verklaren dat de OR terecht een beroep heeft gedaan op de nietigheid van het besluit, omdat er geen instemming is gegeven door de OR, er geen overeenstemming is bereikt en er evenmin vervangende toestemming is verleend door de kantonrechter;

b. voor recht te verklaren dat aan de OR instemmingsrecht toekomt ten aanzien van de besluitvorming rond de opzegging van de uitvoeringsovereenkomst;

c. Fluor de verplichting op te leggen om SPFN te gebieden de opzegging van 17 december 2020 in te trekken;

d. Fluor te verbieden dat verder uitvoering wordt gegeven aan dit nietige besluit, alsmede de gevolgen van dit besluit ongedaan te maken tot het moment dat alsnog overeenstemming wordt bereikt met de OR dan wel instemming is gegeven op grond van artikel 27 lid 4 WOR;

e. Fluor te gebieden om aan de OR een verzoek om instemming als bedoeld in artikel 27 lid 1 sub a juncto lid 7 WOR voor te leggen ter zake van de opzegging van de uitvoeringsovereenkomst;

f. Fluor te gebieden om alle uitvoeringshandelingen die een vervolg zijn op de opzegging van de uitvoeringsovereenkomst, zoals het ter instemming voorleggen van een wijziging van de pensioenregeling, te staken en gestaakt te houden totdat het instemmingstraject met betrekking tot de opzegging van de uitvoeringsovereenkomst heeft plaatsgevonden;

g. Fluor te gebieden om SPFN op te dragen om alle uitvoeringshandelingen die een vervolg zijn op de opzegging van de uitvoeringsovereenkomst, zoals de voorbereiding van de liquidatie van het pensioenfonds, te staken en gestaakt te houden totdat het instemmingstraject met betrekking tot de opzegging van de uitvoeringsovereenkomst heeft plaatsgevonden;

h. Fluor te veroordelen in de proceskosten.

3.2.

De OR legt – kort weergegeven – aan alle verzoeken ten grondslag dat de OR op grond van artikel 27 lid 1 aanhef en onderdeel a in verbinding met lid 7 WOR instemmingsrecht toekomt ten aanzien het besluit tot opzegging van de uitvoeringsovereenkomst. Fluor heeft immers gelet op de brief van 20 januari 2021 expliciet dan wel impliciet ingestemd met de opzegging door SPFN door zich daartegen niet te verzetten. Er is sprake van een besluit genomen door, dan wel toerekenbaar aan Fluor. Ook een teleologische interpretatie van artikel 27 WOR leidt tot de conclusie dat de OR een instemmingsrecht heeft ten aanzien van het besluit van SPFN om de uitvoeringsovereenkomst op te zeggen. De OR heeft dan ook terecht de nietigheid van dat besluit ingeroepen.

3.3.

Bovendien is de opzegging van de uitvoeringsovereenkomst door SPFN volgens de OR in strijd met de wet (artikel 7:977 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek).

4 Het verweer en het tegenverzoek

5 De beoordeling

6 De beslissing