Rechtbank Noord-Holland, 13-12-2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:10959, 22/3763
Rechtbank Noord-Holland, 13-12-2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:10959, 22/3763
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 13 december 2022
- Datum publicatie
- 16 december 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2022:10959
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2024:1701, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 22/3763
Inhoudsindicatie
Beroep gegrond, verweerder had moeten handhaven. Rechtbank voorziet zelf in de zaak en laat de afwijzing van het verzoek om handhaving in stand, omdat inmiddels een legalisatieaanvraag is gedaan en er geen beletsel meer is om vergunning te verlenen.
Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/3763
[eiseres] , uit Zaandam, eiseres,
(gemachtigde: mr. D.N. Lavain),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad (verweerder),
(gemachtigde: mr. Y. Kliphuis).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
de besloten vennootschap North Sea Venue B.V., uit Zaandam (NSV)
(gemachtigde: mr. D.A.J. Sturhoofd).
Inleiding
Verweerder heeft het verzoek van eiseres van 20 september 2021 om handhavend op te treden tegen illegaal geplaatste schuttingen (voor zover ontvankelijk) bij besluit van 8 april 2022 (het bestreden besluit) afgewezen.
Eisers heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt en verweerder verzocht in te stemmen met rechtstreeks beroep als bedoeld in artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht. Verweerder heeft hiermee ingestemd en het bezwaarschrift doorgestuurd naar de rechtbank met het verzoek om dit als beroep in behandeling te nemen.
Bij brief van 15 augustus 2022 heeft de rechtbank partijen bericht akkoord te zijn met het rechtstreekse beroep.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank dan ook het beroep van eiseres tegen de weigering van verweerder om handhavend tegen de door NSV geplaatste schuttingen op te treden.
De rechtbank heeft het beroep op 6 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van verweerder en de gemachtigde van NSV.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.
Beoordeling door de rechtbank
Eiseres woont samen met haar ouders [naam 1] en [naam 2]
in de woning op het adres [adres] te Zaandam. [naam 2] exploiteert samen met eiseres vanuit de woning een [bedrijf] . De woning staat op perceel [perceel 1] .
Ter zitting is door eiseres onweersproken gesteld dat zij samen met haar ouders ook in gebruik heeft de rond de woning gelegen percelen [perceel 2] (in zijn geheel), [perceel 3] (voor een deel) en [perceel 4] (voor een deel). De rechtbank gaat hier daarom bij de beoordeling van het geschil van uit.
NSV exploiteert een (zware) horeca-inrichting (horeca categorie 3) in het pand op het adres Hemkade 48, gelegen op perceel [perceel 5] . De gronden in gebruik bij NSV bestaan uit de rond de horeca-inrichting gelegen percelen [perceel 6] , [perceel 7] , [perceel 8] en [perceel 9] .
Verweerder heeft NSV bij besluit van 30 november 2020 een omgevingsvergunning verleend voor onder meer 16 houten schuttingen op de locatie Hemkade 48 te Zaandam.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning.
Verweerder heeft de verleende omgevingsvergunning bij het bestreden besluit onder verwijzing naar het advies van de externe hoor- en adviescommissie deels herroepen en de vergunning in zoverre alsnog geweigerd. Redengevend hiervoor zijn niet zozeer geweest de inhoudelijke bezwaren van eiseres, maar het feit dat de gemeenteraad van de gemeente Zaanstad op 22 april 2021 een voorbereidingsbesluit heeft genomen (gepubliceerd in de Staatscourant op 5 mei 2021 en op 6 mei 2021 in werking getreden). Omdat plaatsing van de schuttingdelen A, B, C, L, M, N, O, P, Q en R in strijd is met het bestemmingsplan, moet de aanvraag in bezwaar alsnog worden getoetst aan het voorbereidingsbesluit. Omdat de aanvraag op deze onderdelen in strijd is met het voorbereidingsbesluit kan de omgevingsvergunning voor deze schuttingdelen geen stand houden.
Op 20 september 2021 heeft eiseres verweerder gevraagd om handhavend op te treden en de genoemde schuttingdelen zo spoedig mogelijk te (laten) verwijderen.
Het bestreden besluit
Verweerder heeft in het bestreden besluit het handhavingsverzoek voor zover dat ziet op schuttingdelen A, B en C afgewezen en eiseres bij haar handhavingsverzoek voor zover dat ziet op de schuttingdelen L, M, O, P, Q en R niet belanghebbend geacht. Voor zover het handhavingsverzoek ziet op schuttingdeel N wijst verweerder erop dat daarover al eerder een handhavingsbesluit genomen.
Ter onderbouwing van haar standpunt dat eiseres ten aanzien van de schuttingdelen L, M, O, P, Q en R niet belanghebbend is, wijst verweerder erop dat de percelen waarop deze schuttingdelen staan niet grenzen aan de percelen die eiseres in eigendom/in gebruik heeft. De schuttingdelen L en M zijn respectievelijk meer dan 100 meter en meer dan 500 meter van de woning van eiseres verwijderd. Volgens verweerder bestaat ook geen zicht is op deze schuttingdelen vanuit de woning van eiseres en ook bij het rijden naar de woning is er niet of nauwelijks zicht op de schuttingdelen L en M. De schuttingdelen O, P, Q en R zijn nog niet gerealiseerd. Deze schuttingdelen zijn (meer westelijk) voorzien op hetzelfde perceel als schuttingdeel M en daarmee op nog grotere afstand van de woning.
Voor wat betreft de schuttingdelen A, B en C, die zijn gelegen op perceel [perceel 9] , is eiseres volgens verweerder wel belanghebbende en erkent verweerder ook dat sprake is van een overtreding omdat die schuttingdelen niet zonder omgevingsvergunning in strijd met het bestemmingsplan hadden mogen worden gebouwd. Verweerder ziet toch af van handhavend optreden omdat handhaving volgens verweerder in dit geval onevenredig is. In de toekomst kan de bestaande situatie mogelijk gelegaliseerd worden. Bovendien gaat het slechts om een geringe overtreding. Daarbij acht verweerder van belang dat de schuttingdelen A, B en C nauwelijks voor hinder zorgen omdat vanuit de woning gezien de schuttingdelen grotendeels achter de romneyloods staan en de afstand van de woning tot de schuttingdelen meer dan 50 meter bedraagt. Alleen schuttingdeel C is mogelijk over een breedte van ongeveer 1 meter zichtbaar vanuit de woning. Eiseres wordt door het afzien van handhavend optreden tegen deze schuttingdelen daarom volgens verweerder nauwelijks in haar belangen geschaad, terwijl NSV belang heeft bij het afschermen van materialen en opslag door het laten bestaan van de huidige situatie.
Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit en het beroep niet zien op schuttingdeel N. De rechtbank zal schuttingdeel N daarom bij de beoordeling van dit beroep buiten beschouwing laten.
5. Vast staat dat de schuttingdelen O, P, Q en R tot op heden niet zijn gebouwd. Voor handhavend optreden tegen deze schuttingdelen bestaat alleen al hierom geen grond. Het handhavingsverzoek voor zover dat betrekking heeft op deze schuttingdelen is daarom naar het oordeel van de rechtbank terecht afgewezen. De vrees van eiseres dat deze schuttingen in de nabije toekomst mogelijk (ook) zonder vergunning zullen worden geplaatst, maakt dit niet anders. Eiseres wijst er terecht op dat NSV eerder meermalen activiteiten heeft ondernomen zonder te beschikken over de daarvoor benodigde omgevingsvergunning, maar de rechtbank is niet gebleken van concrete aanwijzingen die er op duiden dat NSV de schuttingdelen O, P, Q en R zonder omgevingsvergunning zal gaan plaatsen. Ter zitting is door verweerder gesteld, en de rechtbank ziet geen reden om hieraan te twijfelen, dat inmiddels opnieuw een omgevingsvergunningaanvraag voor de schuttingdelen O, P, Q en R is gedaan. De rechtbank neemt daarom aan dat NSV de beslissing op die aanvraag zal afwachten alvorens genoemde schuttingdelen te plaatsen.
Belanghebbendheid van eiseres bij schuttingdelen L en M
Schuttingdeel L staat op perceel [perceel 8] , dat grenst aan de percelen [perceel 3] en [perceel 4] , die deels in gebruik zijn bij eiseres. De delen van deze percelen waarvan eiseres het gebruiksrecht heeft grenzen echter niet aan perceel [perceel 8] . Tussen dit deel en perceel [perceel 8] zijn de gronden (onder meer als volkstuinen) in gebruik bij derden. De rechtbank ziet gelet hierop aanleiding om af te wijken van het in de rechtspraak1 aanvaarde uitgangspunt dat belanghebbendheid in beginsel wordt aangenomen bij bewoners en eigenaren, en ook bij anderszins zakelijk of persoonlijke gerechtigden van een perceel dat grenst aan het perceel waarover het besluit gaat of daarmee gelijk is te stellen.
Schuttingdeel M staat op of nabij de grens tussen perceel [perceel 10] en [perceel 11] . Beide percelen grenzen niet aan de percelen die bij eiseres in gebruik zijn.
Eiseres is dus alleen belanghebbend bij haar verzoek om handhavend op te treden tegen schuttingdelen L en M als aannemelijk is dat zij van deze schuttingdelen ter plaatse van haar woning en tuin feitelijke gevolgen van enige betekenis ondervindt.
De afstand tussen vanaf de woning tot schuttingdeel L is meer dan 100 meter en tot schuttingdeel M meer dan 520 meter. Tussen de woning van eiseres en de schuttingdelen L en M bevinden zich een loods, bomen en/of bosschages. Tussen de bij eiseres in gebruik zijnde delen van de percelen [perceel 3] en [perceel 4] en schuttingdeel L zijn de gronden in gebruik als volkstuinen met de daarbij behorende bebouwing en beplanting. De rechtbank houdt het er gelet hierop voor dat eiseres vanuit haar woning niet of nauwelijks zicht heeft op de schuttingdeel L. Op schuttingdeel M bestaat geen zicht vanuit de woning. Eiseres kan als ze van en naar de woning rijdt de schuttingdelen L en M mogelijk (van enige afstand) zien. Dat de schuttingdelen L en M andere feitelijke gevolgen van enige betekenis voor eiseres met zich brengen is niet gesteld of gebleken en acht de rechtbank, gelet op de aard van de bouwwerken en de afstand van de schuttingdelen tot de woning van eiseres ook niet aannemelijk.
Gelet op de genoemde omstandigheden in samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres geen feitelijke gevolgen van enige betekenis ondervindt van de schuttingdelen L en M en daarom geen belanghebbende is bij haar handhavingsverzoek voor zover dat op deze schuttingdelen ziet.
Eiseres stelt dat de schuttingdelen L en M in samenhang moeten worden bezien met allerlei andere ruimtelijke wijzigingen en ontwikkelingen die op het Balkenhaventerrein in de loop der tijd hebben plaatsgevonden. Door deze wijzigingen en ontwikkelingen wordt grote afbreuk gedaan aan de planologische uitstraling van de directe woon-, leef- en werkomgeving van eiseres. Deze stelling kan er echter, wat daar verder ook van zij, niet toe leiden dat eiseres, anders dan zij kennelijk meent, bij alle wijzigingen en ontwikkelingen die (ergens) op het Balkenhaventerrein plaatsvinden als belanghebbende moet worden aangemerkt.
Schuttingdelen A, B, en C
8. Niet in geschil is dat voor het plaatsen van de schuttingdelen A, B en C een omgevingsvergunning nodig is. De aanvankelijk voor deze schuttingdelen verleende omgevingsvergunning is bij besluit van 29 juni 2021 herroepen. Daarmee staat vast dat er sprake was van een overtreding van het bepaalde in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo.
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zo onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank in dit geval bij het bestreden besluit niet kunnen besluiten om van handhavend optreden af te zien. Het oprichten van schuttingdelen in strijd met het bestemmingsplan kwalificeert, ook op grond van verweerders handhavingsbeleid, niet als geringe overtreding. Dat handhavend optreden in dit geval onevenredig zou zijn, is gelet hierop niet afdoende gemotiveerd. Het beroep is daarom in zoverre gegrond en de rechtbank zal het bestreden besluit op dit punt vernietigen.
Hierna zal de rechtbank beoordelen of de rechtsgevolgen van het vernietigde deel van het bestreden besluit in stand kunnen blijven. De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.
De aanvankelijk voor de betreffende schuttingdelen verleende omgevingsvergunning is bij besluit van 29 juni 2021 herroepen in verband met dat moment geldende voorbereidingsbesluit van 22 april 2021. In dit voorbereidingsbesluit is onder meer voor het gebied Balkenhaventerrein-Hemkade bepaald dat het verboden is om het feitelijk gebruik van gronden en/of bouwwerken te wijzigen in het gebied waar het voorbereidingsbesluit van kracht is. Ten tijde van de indiening van het handhavingsverzoek was nog steeds een voorbereidingsbesluit van kracht met een vergelijkbaar verbod (gedateerd 8 juli 2021, in werking getreden op 15 juli 2021).
Inmiddels is echter geen voorbereidingsbesluit meer van kracht en heeft NSV opnieuw een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor (onder meer) de schuttingdelen A, B en C ingediend. Er is nu geen beletsel meer voor verweerder om de voor de schuttingdelen door NSV gewenste en benodigde vergunning alsnog te verlenen. Er is aldus alsnog zicht op legalisatie ontstaan, op grond waarvan verweerder van handhavend optreden kan afzien.
De rechtbank ziet daarin aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit, de afwijzing van het handhavingsverzoek, voor wat betreft de schuttingdelen A, B en C in stand te laten.