Rechtbank Noord-Holland, 19-05-2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:4775, 9509132
Rechtbank Noord-Holland, 19-05-2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:4775, 9509132
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 19 mei 2022
- Datum publicatie
- 3 juni 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2022:4775
- Zaaknummer
- 9509132
Inhoudsindicatie
Arbeidszaak. De kantonrechter oordeelt in deze zaak dat de werknemer geen schadevergoeding hoeft te betalen aan de werknemer, omdat er geen sprake is van schade door opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Een boete die is opgelegd met een strafbeschikking kan de werkgever niet op de werknemer verhalen, omdat die boete voor rekening van de werkgever komt. Verder heeft de werknemer geen onrechtmatig beslag gelegd en is hij ook in dat verband geen schadevergoeding verschuldigd.
Uitspraak
Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 9509132 \ CV EXPL 21-3955
Uitspraakdatum: 19 mei 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap J.E. Bouw B.V.
gevestigd te Purmerend
eiseres
verder te noemen: J.E. Bouw
gemachtigde: C.W.M. Stam
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. J.T. Willemsen
De zaak in het kort
Een werkgever vordert in deze zaak schadevergoeding van een werknemer. De kantonrechter oordeelt dat de werknemer geen schadevergoeding hoeft te betalen. Er is namelijk geen sprake van schade door opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Ook heeft de werknemer geen verplichtingen geschonden waardoor schade kan zijn ontstaan. Een boete die is opgelegd met een strafbeschikking kan de werkgever niet op de werknemer verhalen, omdat die boete voor rekening van de werkgever komt. Verder heeft de werknemer geen onrechtmatig beslag gelegd en is hij ook in dat verband geen schadevergoeding verschuldigd.
1 Het procesverloop
J.E. Bouw heeft met een dagvaarding van 21 oktober 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld.
Op 20 april 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [gedaagde] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting hebben partijen met brieven van 7 en 18 april 2022 nog stukken toegezonden.
2 De feiten
[gedaagde] is op 24 augustus 2020 bij J.E. Bouw in dienst getreden. De arbeidsovereenkomst tussen partijen is aangegaan voor bepaalde tijd tot en met 23 februari 2021.
Op 6 september 2020 heeft [gedaagde] zich ziek gemeld bij J.E. Bouw.
In een vonnis in kort geding van 15 december 2020 van de rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, is J.E. Bouw veroordeeld tot betaling van € 2.800,00 bruto aan loon per vier weken vanaf 24 augustus 2020 en totdat de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
[gedaagde] heeft op 25 maart 2021 beslag laten leggen op een bankrekening van J.E. Bouw, ter executie van het vonnis in kort geding van 15 december 2020. Het beslag is op of rond 8 april 2021 opgeheven.
3 De vordering en het verweer
J.E. Bouw vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 7.420,22. J.E. Bouw legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] heeft geweigerd om sleutels van een bedrijfswagen en het bedrijfspand in te leveren, en onrechtmatig executoriaal beslag heeft gelegd, waardoor J.E. Bouw schade heeft geleden. Die schade bestaat uit de kosten van vervanging van de sleutels, de kosten van een noodzakelijk overbruggingskrediet, en de kosten voor het inschakelen van een advocaat en een boekhouder. Verder stelt J.E. Bouw dat een aan haar opgelegde boete moet worden vergoed door [gedaagde] .
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat er geen grondslag is voor het vergoeden van de kosten van de vervanging van de sleutels, dat de boete niet aan hem kan worden doorbelast en dat het beslag terecht is gelegd. [gedaagde] heeft daar op de zitting aan toegevoegd dat hij niet verplicht was om de sleutels in te leveren en dat er ook geen reden was om de sleutels te vervangen. Het beslag is volgens [gedaagde] terecht gelegd, omdat J.E. Bouw op de verschuldigde betalingen ten onrechte een bedrag van € 1.621,72 heeft ingehouden. Verder stelt [gedaagde] dat de hoogte van de door J.E. Bouw gestelde kosten en schade onjuist is.