Home

Rechtbank Noord-Holland, 20-05-2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:6396, 21/1879

Rechtbank Noord-Holland, 20-05-2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:6396, 21/1879

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
20 mei 2022
Datum publicatie
26 juli 2022
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2022:6396
Formele relaties
Zaaknummer
21/1879

Inhoudsindicatie

Verweerder stelt dat met het verkeersbesluit de verkeersveiligheid van de fietsers wordt gediend. Daarbij heeft verweerder aangevoerd dat ook fietsen met trapondersteuning (elektrische fietsen/e-bikes) van het fietspad gebruik moeten maken. Doordat deze fietsen een hogere snelheid bereiken dan een standaardfiets, moet inhalen mogelijk zijn. Bovendien bestaan er tegenwoordig ook bredere (breder dan de door eiseres gestelde 75 cm) fietsen, zoals bakfietsen. De maximale wettelijke breedte van een fiets is namelijk 150 cm. Door het snelheidsverschil en de aanwezigheid van bredere fietsen is het noodzakelijk dat fietspaden breder zijn dan de maatvoering die eiseres beargumenteert. Het CROW hanteert daarom andere richtlijnen en het fietspad voldoet niet aan de huidige richtlijnen van het CROW, aldus verweerder. Verweerder heeft aan zijn stelling het [...] onderzoeksrapport van Sweco ten grondslag gelegd. Sweco heeft geconcludeerd dat er op een drukke dag tot 2.500 fietsers per dag gebruik maken van het fietspad [...]. Het valt te verwachten dat het aantal elektrische fietsen blijft groeien, waardoor de snelheidsverschillen toenemen. Met name bij grote groepen fietsers en grote snelheidsverschillen neemt de kans op verkeersonveilige situaties toe. Het huidige fietspad is volgens Sweco daarom te smal voor een fietspad in twee richtingen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee overtuigend uiteengezet dat het huidige fietspad te smal is voor het aantal en het soort fietsen dat tegenwoordig van het fietspad gebruik maakt. Uit het rapport van Sweco blijkt bovendien dat de verkeersonveiligheid toeneemt bij grote groepen fietsers en grote snelheids-verschillen. Verweerder heeft dan ook in redelijkheid de in het verkeersbesluit opgenomen maatregelen kunnen treffen om de verkeersveiligheid voor fietsers te verbeteren [...]. De rechtbank is van oordeel dat verweerder bij het nemen van het verkeersbesluit aan het door eiseres gestelde nadeel voor het historische karakter en de groene structuur van de Eeuwige-laan als gevolg van het verdwijnen van de roggeveenbanken en enkele bomen, geen door-slaggevend belang heeft hoeven hechten gelet op de in geding zijnde verkeersveiligheid.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 21/1879

[eiseres] e.o., uit [woonplaats] (NH), eiseres,

(gemachtigde: jhr. mr. A.R.Ph. Boddaert),

en

het college van burgemeester en wethouders van Bergen, verweerder,

(gemachtigde: mr. P.J.M. Hienk).

Inleiding

1.1

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het verkeersbesluit van verweerder waarbij maatregelen worden genomen om de verkeerssituatie op de Eeuwigelaan in Bergen te wijzigen.

1.2

Verweerder heeft op 10 september 20201 een verkeersbesluit genomen dat ziet op de herinrichting van de Eeuwigelaan in Bergen tussen de rotonde van De Franschman (aansluiting van de Eeuwigelaan op de Herenweg en de Zeeweg) en de kruising van de Eeuwigelaan met de Hoflaan en de Komlaan.

1.3

Bij besluit op bezwaar van 22 maart 2021 heeft verweerder het verkeersbesluit in stand gelaten, onder aanvulling van de motivering.

1.4

Eiseres heeft hiertegen op 21 april 2021 beroep ingesteld bij de rechtbank.

1.5

Bij besluit van 10 april 2021, bekendgemaakt op 11 juni 20212 heeft verweerder het verkeersbesluit van 10 september 2020 aangepast, in die zin dat daarin is bepaald dat de verkeersmaatregelen worden uitgevoerd zodra de reconstructie van de weg is uitgevoerd. Verder is het verkeersbesluit gelijk gebleven.

Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ziet het beroep van eiseres ook op het gewijzigde verkeersbesluit.

1.6

Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

1.7

De rechtbank heeft het beroep op 11 maart 2022 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en de heer [naam 1] en mevrouw [naam 2]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en dhr. [naam 3] (beleidsmedewerker verkeer).

Totstandkoming van het besluit

Beoordeling door de rechtbank

Conclusie en gevolgen

Beslissing

Informatie over hoger beroep