Home

Rechtbank Noord-Holland, 27-06-2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:5989, 10446484

Rechtbank Noord-Holland, 27-06-2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:5989, 10446484

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
27 juni 2023
Datum publicatie
18 augustus 2023
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2023:5989
Zaaknummer
10446484

Inhoudsindicatie

erfrecht; verzoek opheffing vereffening afwijzen; voldoende baten om de kosten van verdere vereffening te dragen; separatist oefent bevoegdheden niet uit; taak van vereffenaar om onroerende zaak te verkopen om schuldeisers te voldoen.

Uitspraak

Handel, Kanton en Bewind

locatie Alkmaar

Zaaknr./repnr.: 10446484 \ EJ VERZ 23-174

Uitspraakdatum: 27 juni 2023

Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

Esther Welter, verbonden aan Notariskantoor Verhoeks te Den Helder

verzoekende partij

verder te noemen: verzoekster

inzake

de nalatenschap van [overledene],

geboren op [geboortedatum] 1946 te Alkmaar en overleden op [overlijdensdatum] 2022 te [overlijdensplaats] ,

laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats].

1 Het procesverloop

1.1.

Verzoekster heeft een verzoekschrift ingediend, bij de griffie ontvangen op 12 april 2023.

1.2.

Gelet op de aard van het verzoek is afgezien van een behandeling op een zitting.

2 De feiten

2.1.

De nalatenschap van [overledene] is door de enige erfgenaam beneficiair aanvaard.

3 De beoordeling

3.1.

Ingevolge de beneficiaire aanvaarding door de erfgenaam dient de nalatenschap van [overledene] op grond van het bepaalde in artikel 4:202 lid 1 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW) overeenkomstig de in Boek 4, titel 6, afdeling 3 (artikelen 4:202 tot en met 4:226 BW) gegeven voorschriften te worden vereffend.

3.2.

Verzoekster heeft namens de erfgenaam een verzoek ingediend tot opheffing van de vereffening met als reden dat nalatenschap negatief is en dat en dat er geen middelen zijn om de kosten van de verdere vereffening te dragen. Ter onderbouwing heeft verzoekster een beschrijving gegeven van de nalatenschap onder overlegging van (onder meer) een onderhandse boedelbeschrijving. Uit de boedelbeschrijving blijkt dat de nalatenschap een negatief saldo van € 50.301,35 heeft. Verder blijkt uit de stukken dat de bezittingen € 67.294,07 bedragen, bestaande uit een woonwagen en grond met een taxatiewaarde van € 66.000,- en een banksaldo van € 1.294,07.

3.3.

De schulden bedragen in totaal € 116.553,-, bestaande uit twee hypothecaire leningen bij de Rabobank van in totaal € 56.482,36; belastingschulden van € 512,-; heffingskosten van € 32,- en een restschuldlening bij de Rabobank van € 59.526,64. De uitvaartkosten bedragen € 1.042,42 en zijn reeds betaald.

3.4.

Uit de door verzoekster overgelegde boedelbeschrijving blijkt dat het saldo van de nalatenschap negatief is. Echter, tot de baten behoort een woonwagen met ondergrond gewaardeerd op € 66.000,-. Deze is nog niet te gelde gemaakt. De kantonrechter overweegt dat de Rabobank als verstrekker van de twee hypothecaire leningen separatist is en dus haar rechten kan uitoefenen alsof er geen wettelijke vereffening plaatsvindt. In de toelichting bij het verzoek is te lezen dat de Rabobank haar bevoegdheden als separatist niet wenst uit te oefenen. Dat betekent dat op de erfgenaam/vereffenaar de taak komt te liggen de woonwagen en de ondergrond te verkopen om zodoende de schuldeisers (al naar gelang hun preferentie en voor zover mogelijk) te voldoen. De met de verkoop van de onroerende zaken waarop het hypothecaire zekerheid rust, gemoeide kosten (makelaar, eigendomsoverdracht, inschrijven Kadaster etc.) zijn aan te merken als vereffeningskosten. Vereffeningskosten zijn schulden van de nalatenschap die met voorrang boven alle andere nalatenschapsschulden dienen te worden voldaan. De conclusie is dat er dus, anders dan verzoekster stelt, wel middelen zijn om de vereffening voort te zetten. Dit betekent dat het verzoek tot opheffing van de vereffening wordt afgewezen.

3.5.

Omdat de kantonrechter geen bevel tot opheffing van de vereffening zal geven, zal de het verzoek tot vaststelling van de reeds gemaakte vereffeningskosten (€ 1.908,65) worden afgewezen. De kantonrechter merkt daarbij wel op dat het op grond van de aanbevelingen in de Handleiding erfrechtprocedures kantonrechter redelijk geacht kan worden om maximaal 5 uur als pre-vereffeningskosten te vergoeden voor de werkzaamheden van verzoekster.

4 De beoordeling