Rechtbank Noord-Holland, 13-07-2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:8610, 10225408 \ CV EXPL 22-4290
Rechtbank Noord-Holland, 13-07-2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:8610, 10225408 \ CV EXPL 22-4290
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 13 juli 2023
- Datum publicatie
- 14 september 2023
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2023:8610
- Zaaknummer
- 10225408 \ CV EXPL 22-4290
Inhoudsindicatie
Vordering tot betaling van achterstallig salaris afgewezen. Op basis van de verklaringen en gedragingen van werknemer mocht werkgever aannemen dat sprake was van instemming met de wijziging van functie en salaris.
Uitspraak
Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10225408 \ CV EXPL 22-4290
Uitspraakdatum: 13 juli 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: E.H.J. Jansen
tegen
de besloten vennootschap [gedaagde]
gevestigd te [vestigingsplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. L.J. Bloem.
De zaak in het kort
In deze zaak vraagt de werknemer veroordeling van werkgever tot betaling van achterstallig salaris. Volgens werknemers is sprake geweest van een onterechte wijziging van haar functie en salaris. De kantonrechter wijst de vordering af omdat de werkgever op basis van verklaring en gedragingen van werknemer, waaronder het jarenlang werken in een andere functie tegen een lager salaris, mocht aannemen dat sprake was van instemming.
1 Het procesverloop
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 1 december 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
Op 5 juni 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [eiseres] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiseres] bij brief van 25 mei 2023 nog stukken toegezonden.
2 De feiten
[gedaagde] is een detailhandel in kaas en kaasspecialiteiten alsmede een klompenmakerij. Zij beheert bedrijven die actief zijn met het exploiteren van een kaasmakerij.
[eiseres] is met ingang van 5 oktober 2000 voor 15 uur per week als verkoopmedewerkster in dienst getreden bij [gedaagde] met als standplaats de [naam standplaats 1] . Per 1 april 2003 is haar werktijd gewijzigd naar 16 uur per week. Met ingang van 1 februari 2011 is [eiseres] 40 uur per week gaan werken.
Per 1 november 2011 is [eiseres] gaan werken als assistent chef toerisme (later: Assistent Storemanager) waarbij de bijzondere afspraak is gemaakt dat het salaris exclusief weekendtoeslag is.
Op 29 mei 2015 heeft er een functioneringsgesprek plaatsgevonden tussen [eiseres] en [naam storemanager] , Storemanager, en [naam regiomanager] , Regiomanager. Er is door [eiseres] zelf een functioneringsformulier ingevuld en er is door [gedaagde] een functioneringsverslag opgemaakt. Dit verslag is door [eiseres] ondertekend. In het verslag staat onder andere het volgende:
“We hebben dan ook besloten dat [eiseres] per augustus haar functie als ass store manager zal neerleggen en dat zij als eerste verkoper verder haar taken op de CH zal gaan verrichten. [eiseres] begrijpt de problemen en ziet ook in de ze aan die eisen niet kan voldoen al hoewel ze aangeeft het wel degelijk heeft geprobeerd. (…) [eiseres] is met het geheel akkoord. [naam storemanager] geeft nog aan dat als ze nog behoefte heeft aan meerdere gesprekken of evaluatie momenten [naam storemanager] daar volledig voor openstaat.”
Bij brief van 5 juni 2015 zijn de wijzigingen van de arbeidsovereenkomst ter ondertekening aan [eiseres] voorgelegd. Er wordt in de brief melding gemaakt van de wijziging van de functie en van een bijzondere afspraak dat er (in aanvulling op het lagere salaris behorende bij de nieuwe functie) een persoonlijke toeslag wordt uitgekeerd die over een periode van twee jaar wordt afgebouwd. [eiseres] heeft de brief niet ondertekend.
In een gesprekverslag van 27 juni 2015 staat onder andere:
“ [eiseres] geeft aan dat ze het best moeilijk vindt wat er allemaal van haar wordt gevraagd in de nieuwe functie eisen en dat ze daar in achter blijft. Wederom komt de vraag “maar wat wil je dan”? Het hete hangijzer en cruciaal blijkt dan toch de teruggang in salaris. (…) nogmaals de mededeling dat we haar niet kwijt willen.”
In een gespreksverslag van 2 juli 2015 staat onder andere:
- -
-
Teruggang in functie van ass store manager naar eerste verkoper is akkoord
- -
-
Salaris is niet akkoord. [eiseres] geeft aan teruggang te groot. (…)
- -
-
Wederom aangegeven dat ontslag nooit in het plaatje voorkwam.
Met ingang van 7 juli 2015 is [eiseres] gaan werken in de [naam standplaats 2]
In een brief van 9 juli 2015 van [eiseres] aan [naam HR manager] , HR-manager, staat onder andere:
“Omdat ik graag mijn werk in de winkel en op beurzen (…) wil voortzetten met dezelfde inzet als de afgelopen 15 jaren, wilde ik voorstellen om per 1 augustus 2015 als eerste verkoopmedewerkster op de standplaats Jakobs Hoeve aan de slag te gaan tegen de huidige salaris- en onkosten vergoeding, waarbij het salaris bevroren wordt op het huidige niveau en er dus geen indexatie plaats vindt.”
Per 1 augustus 2015 staat op de loonstrook van [eiseres] als functie ‘Eerste Verkoopmedewerker’ vermeld en sindsdien is haar salaris in twee jaar afgebouwd tot de salarisschaal behorende bij die functie. Vanaf 2016 hebben er functioneringsgesprekken plaatsvonden met [eiseres] in de functie van Eerste Verkoopmedewerker.
In 2015 en 2016 is er tussen partijen veelvuldig overleg geweest en gecorrespondeerd over de functie- en salariswijziging, waarbij sinds begin 2016 de gemachtigde van [eiseres] betrokken was.
Op 21 september 2016 heeft de gemachtigde van [eiseres] een finaal voorstel van [gedaagde] afgewezen. Het voorstel hield – kortgezegd – in dat [eiseres] alsnog de functie van Assistent Storemanager op de [naam standplaats 1] zou gaan vervullen dan wel de functie van Eerste Verkoopmedewerker op de Jacobs Hoeve met een persoonlijke toeslag zonder afbouwregeling.
In een brief van 27 januari 2021 van de gemachtigde van [eiseres] aan [gedaagde] heeft [eiseres] aanspraak gemaakt op achterstallig loon.
Op 15 juni 2021 heeft [eiseres] zich ziekgemeld en sindsdien heeft zij geen werkzaamheden meer voor [gedaagde] verricht.
Op 11 juni 2022 heeft [eiseres] de pensioengerechtigde leeftijd van 67 jaar bereikt en is zij van rechtswege bij [gedaagde] uit dienst getreden.
3 De vordering
[eiseres] vordert – samengevat – bij dagvaarding dat de kantonrechter:
I. voor recht verklaart dat [gedaagde] het salaris van [eiseres] niet eenzijdig had mogen verlagen;
II. [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan [eiseres] van € 14.908,59 bruto aan achterstallig loon over de periode 1 augustus 2015 tot datum uitdiensttreding, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
III. [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan [eiseres] van de wettelijke verhoging over het aan [eiseres] op 12 januari 2016 voldane achterstallig loon over de maanden november en december 2015, vermeerderd met de wettelijke rente;
IV. [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan [eiseres] van € 70,00 bruto aan achterstallig loon over de periode van 1 januari 2016 tot 1 augustus 2016, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
V. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van de achterstallige netto vergoeding BHV van € 1.937,32 te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
VI. [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan [eiseres] dan wel betaling aan haar Zwitserleven pensioen van de pensioenpremie behorend bij het achterstallig loon per 1 augustus 2015 tot datum uitdiensttreding, vermeerderd met de wettelijke rente en indexatie rendement over de achterstallige (niet afgedragen) pensioenpremies;
VII. [gedaagde] veroordeelt in de volledige proceskosten ad € 15.662,81.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – samengevat – dat zij altijd goed heeft gefunctioneerd. [eiseres] heeft de voorstellen van [gedaagde] afgewezen nu aanvaarding in alle redelijkheid niet van haar kon worden gevergd. De demotie, de salarisverlaging, de afbouwregeling met een zogenoemde persoonlijke toeslag en salarisverlaging waren rechtens niet toegestaan. Het is rechtens onjuist eenzijdig de arbeidsovereenkomst van [eiseres] in de functie van Assistent Storemanager met de haar toebehorende weekendtoeslag, te ondermijnen en om klakkeloos zelfstandig maatregelen door te voeren. [eiseres] heeft hier telkens tegen geprotesteerd maar is steeds haar werk uitstekend blijven vervullen. De afbouwregeling middels een persoonlijke toeslag is voor [eiseres] volstrekt onzichtbaar geweest omdat deze nimmer op de loonstrook is vermeld. [eiseres] heeft over de persoonlijke toeslag en het achterstallige loon geen vakantiegeld ontvangen en er is geen pensioen afgedragen. De diffamerende maatregelen van [gedaagde] zo vlak voor het pensioen van [eiseres] getuigen niet van goed werkgeverschap. Tot slot vordert [eiseres] vergoeding van haar volledige kosten voor rechtsbijstand. [eiseres] heeft ongewild hoge kosten moeten maken. [gedaagde] heeft misbruik gemaakt van procesrecht door feiten achter te houden en consequent stellingen te handhaven die met de feiten strijdig waren.