Home

Rechtbank Noord-Holland, 31-08-2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:8623, 10504514 \ AO VERZ 23-63

Rechtbank Noord-Holland, 31-08-2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:8623, 10504514 \ AO VERZ 23-63

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
31 augustus 2023
Datum publicatie
4 september 2023
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2023:8623
Zaaknummer
10504514 \ AO VERZ 23-63

Inhoudsindicatie

Ontbinding arbeidsovereenkomst op de g-grond, met toekenning transitievergoeding aan werkneemster. Omdat sprake is van een oproepovereenkomst had werkgeefster aan werkneemster ex artikel 7:628a lid 5 BW een aanbod voor een vaste arbeidsomvang moeten doen. Dat heeft werkgeefster nagelaten, zodat zij ogv lid 8 van dat wetsartikel achterstallig loon aan werkneemster verschuldigd is.

Uitspraak

Handel, Kanton en Insolventie

locatie Haarlem

Zaaknr./repnr.: 10504514 \ AO VERZ 23-63

Uitspraakdatum: 29 augustus 2023

Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Kaviani Chiropractie en Gezondheidscentrum B.V.

gevestigd te Heemstede

verzoekende partij

verder te noemen: Kaviani

gemachtigde: mr. A.A. Bouwman

tegen

[gedaagde]

wonende te [plaats]

verwerende partij

verder te noemen: [gedaagde]

gemachtigde: mr. H.A. Bakker

De zaak in het kort

Tussen partijen bestaat discussie over de vraag of de arbeidsovereenkomst – die een oproepovereenkomst is - nog bestaat. De kantonrechter oordeelt dat dit het geval is. De werkneemster heeft namelijk geen ondubbelzinnige verklaring gedaan die erop gericht is de arbeidsovereenkomst op te zeggen.

Partijen zijn het erover eens dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding. Daarom wordt de arbeidsovereenkomst ontbonden, met toekenning van de transitievergoeding aan de werkneemster. De werkgever hoeft geen billijke vergoeding aan de werkneemster te betalen, omdat geen sprake is van ernstige verwijtbaarheid aan de kant van de werkgever. De werkgever moet wel een bedrag van € 12.257,72 bruto aan achterstallig loon aan de werkneemster betalen, omdat aan haar geen vast aantal uren per week is aangeboden om te komen werken.

1 Het procesverloop

1.1.

Kaviani heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [gedaagde] heeft een verweerschrift en tegenverzoeken ingediend.

1.2.

Op 1 augustus 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Kaviani heeft pleitaantekeningen overgelegd en heeft vóór de zitting nog stukken toegezonden.

1.3.

Na de zitting zijn, in samenspraak met partijen, de zittingsaantekeningen van de zitting van 16 mei 2023 in de kortgedingprocedure aan partijen gestuurd. Partijen hebben de gelegenheid gekregen daarop te reageren, hetgeen zij hebben gedaan. De kantonrechter weegt deze informatie mee bij het nemen van de beslissing in de onderhavige procedure.

2 Feiten

2.1.

Kaviani drijft een chiropractie- en gezondheidscentrum.

2.2.

[gedaagde], geboren op [geboortedatum], heeft sinds 26 september 2007 (volgens [gedaagde]) of 4 juni 2008 (volgens Kaviani) bij Kaviani werkzaamheden verricht als receptioniste. Er is geen schriftelijke arbeidsovereenkomst. Bij Kaviani werken geen andere mensen dan de heer Kaviani zelf en [gedaagde].

2.3.

Op 31 oktober 2022 heeft een gesprek tussen partijen plaatsgevonden naar aanleiding van onregelmatige loonbetaling en/of een verzoek van [gedaagde] om loonsverhoging. Over dat gesprek is door partijen niets vastgelegd. Na dat gesprek heeft [gedaagde] geen werkzaamheden meer voor Kaviani verricht.

2.4.

Namens [gedaagde] is op 3 februari 2023 aanspraak gemaakt op uitbetaling van achterstallig loon vanaf maart 2020.

2.5.

In de periode van 23 februari 2023 tot en met 21 april 2023 hebben de gemachtigden van partijen vergeefs geprobeerd een regeling te treffen.

2.6.

Op 8 mei 2023 heeft [gedaagde] Kaviani in kort geding gedagvaard. In die procedure vorderde [gedaagde] veroordeling van Kaviani tot betaling van onder meer achterstallig loon van maart 2020 tot en met maart 2023.

2.7.

Bij kort geding vonnis van 6 juni 2023 (hierna: het kort geding vonnis) is Kaviani veroordeeld tot betaling aan [gedaagde] van een gedeelte van het gevorderde achterstallige loon. Het resterende deel is afgewezen wegens het ontbreken van een spoedeisend belang. Kaviani heeft aan die veroordeling niet voldaan.

3 Het verzoek

3.1.

Kaviani verzoekt de arbeidsovereenkomst met [gedaagde] – voor zover deze nog niet is geëindigd – op de kortst mogelijke termijn te ontbinden vanwege een verstoorde arbeidsverhouding, met veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de proceskosten. Kaviani heeft daarbij – samengevat - het volgende naar voren gebracht.

3.2.

De arbeidsovereenkomst bestaat niet meer. [gedaagde] heeft deze namelijk op 31 oktober 2022 opgezegd. Voor zover de arbeidsovereenkomst nog wel bestaat, is voorzetting daarvan onmogelijk gelet op de verstoorde verhouding tussen partijen. [gedaagde] heeft na de woordenwisseling op 31 oktober 2022 maandenlang niks van zich laten horen Zij biedt niet aan haar werkzaamheden te hervatten en neemt een onredelijke houding in, door steeds meer van Kaviani te eisen in plaats van hem tegemoet te komen.

4 Het verweer en de tegenverzoeken

5 De beoordeling van het verzoek

6 De beoordeling van de tegenverzoeken

7 De beslissing