Home

Rechtbank Noord-Holland, 02-10-2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:9859, 10542855 \ AO VERZ 23-20

Rechtbank Noord-Holland, 02-10-2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:9859, 10542855 \ AO VERZ 23-20

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
2 oktober 2023
Datum publicatie
7 mei 2024
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2023:9859
Zaaknummer
10542855 \ AO VERZ 23-20

Inhoudsindicatie

werkgever mag concrete en duidelijke opgave nevenwerkzaamheden verlangen; werknemer verstrekt die niet; redelijke grond ontbinding; verwijtbaar handelen, maar niet ernstig verwijtbaar; wel transitievergoeding, geen billijke vergoeding.

Uitspraak

Handel, Kanton en Bewind

locatie Zaanstad

Zaaknr./repnr.: 10542855 \ AO VERZ 23-20 (rvk)

Uitspraakdatum: 2 oktober 2023

Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

de stichting Stichting Purmerendse Scholengroep

gevestigd te Purmerend

verzoekende partij

verder te noemen: PSG

gemachtigde: mr. M.G. Hofman

tegen

[verweerder]

wonende te Purmerend

verwerende partij

verder te noemen: [verweerder]

gemachtigden: mr. A.A. Slager en mr. J.A. Lustig

De zaak in het kort

In deze zaak gaat het om de vraag of de arbeidsovereenkomst met een werknemer moet worden ontbonden vanwege het niet of onvoldoende melden van nevenwerkzaamheden. De kantonrechter is van oordeel dat de werkgever een concrete en duidelijke opgave van de nevenwerkzaamheden mag verlangen. Omdat de werknemer ondanks herhaalde verzoeken geen concrete en duidelijke opgave heeft gedaan is er een redelijke grond voor ontbinding. De werknemer heeft verwijtbaar gehandeld, maar niet ernstig verwijtbaar. De werknemer heeft recht op de transitievergoeding, maar niet op een billijke vergoeding omdat er geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever.

1 Het procesverloop

1.1.

PSG heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [verweerder] heeft een verweerschrift met tegenverzoeken ingediend.

1.2.

Op 4 september 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. PSG en [verweerder] hebben ook pleitaantekeningen overgelegd. Vóór de zitting heeft PSG bij brief van 27 juni 2023 de bij het verzoek behorende producties toegezonden en op 30 augustus 2023 heeft PSG nog nadere stukken toegezonden. [verweerder] heeft bij brief van 30 augustus 2023 een document ingediend ter vervanging van een incomplete bijlage.

2 De feiten

2.1.

[verweerder], geboren [geboortedatum], is sinds [datum 1] in dienst bij PSG. De functie van [verweerder] is laatstelijk Beleidsmedewerker Arbo, Veiligheid en Gegevensbeheer voor 40 uur per week met een salaris van € 5.329,00 bruto exclusief 8% vakantietoeslag en een eindejaarsuitkering van 8,33%.

2.2.

Op de arbeidsovereenkomst is de cao Voortgezet Onderwijs (hierna: de cao) van toepassing. In de cao is een bepaling opgenomen over het melden van nevenwerkzaamheden en de toelaatbaarheid daarvan. Deze bepaling (artikel 18.4) luidt als volgt:

‘18.4 Nevenwerkzaamheden

1. De werknemer stelt de werkgever in kennis van het aanvaarden van een arbeidsovereenkomst, dan wel van alle andere werkzaamheden waarvoor hij salaris, dan wel anderszins inkomen uit arbeid ontvangt.

2. De werknemer stelt de werkgever eveneens in kennis van elke wijziging in de aard en de omvang van de in lid 1 bedoelde werkzaamheden.

3. Als de in lid 1 bedoelde werkzaamheden naar het oordeel van de werkgever redelijkerwijs in strijd zijn met de belangen van de instelling, zijn zij niet toegestaan.

4. Nevenwerkzaamheden waarvoor de werknemer geen salaris dan wel anderszins inkomen uit arbeid ontvangt, worden door de werknemer niet langer verricht indien deze redelijkerwijs in strijd zijn met de belangen van de instelling.’

2.3.

PSG heeft een integriteitscode vastgesteld. Hierin is de verplichting opgenomen om nevenwerkzaamheden te melden, er zijn bepalingen opgenomen over (oneigenlijk) gebruik van middelen van PSG en over de toelaatbaarheid van het verrichten van nevenwerkzaamheden.

2.4.

[verweerder] is eigenaar van de eenmanszaak ‘[eenmanszaak]’ en verricht daarmee diensten zoals het auditeren van integrale veiligheidssystemen, het fungeren als lead auditor VCA en het verrichten van veiligheidskundige inventarisaties en geven van adviezen.

2.5.

[verweerder] is lid van het medezeggenschapsorgaan binnen PSG (de CMR).

2.6.

Op maandag 16 januari 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [A], projectleider bij PSG, en [verweerder]. PSG heeft in dat gesprek aan [verweerder] informatie gevraagd over zijn nevenwerkzaamheden. [verweerder] heeft meegedeeld dat hij naast zijn werk voor PSG ook 40 keer per jaar op de donderdagen werkzaam is als lead auditor bij [bedrijf] te Tilburg. Ook heeft hij meegedeeld dat hij in het verleden andere schoolorganisaties had geadviseerd over Arbo-vraagstukken, maar dat hij daarmee is gestopt sinds hij met ingang van [datum 2] fulltime is gaan werken voor PSG.

2.7.

[A] heeft in een e-mail van 20 januari 2023 geschreven dat hij geen documentatie over de nevenwerkzaamheden van [verweerder] in diens personeelsdossier kon vinden.

2.8.

[verweerder] heeft hierop geantwoord dat hij zijn nevenwerkzaamheden wel heeft gemeld en hij heeft daarbij verwezen naar een document over nevenwerkzaamheden dat is opgenomen in zijn personeelsdossier. In dit document staat dat [verweerder] betaalde werkzaamheden verricht voor zijn eenmanszaak [eenmanszaak] en dat deze werkzaamheden bestaan uit het auditeren van integrale veiligheidssystemen, het fungeren als lead auditor VCA en het verrichten van veiligheidskundige inventarisaties en het geven van adviezen.

2.9.

Namens PSG heeft [B], hoofd P&O bij PSG, [verweerder] per e-mail van 6 februari 2023 verzocht om een duidelijke en complete opgave van zijn nevenwerkzaamheden. [B] refereert hierbij ook aan een formulier (de quick reference card) dat [verweerder] dient te gebruiken.

2.10.

[verweerder] heeft [B] in antwoord hierop op 7 februari 2023 een formulier toegezonden waarin hij opgeeft dat hij nevenwerkzaamheden verricht bestaande uit het auditeren van het integrale veiligheidssysteem VCA voor zes uur per week en het opmaken van risico-inventarisaties en -evaluaties, alsmede het opmaken van ontruimingsplannen voor 2 uur per week. [B] heeft per e-mail van 14 februari 2023 laten weten dat de informatie onvoldoende was en gevraagd om op te geven voor welke partijen [verweerder] werkzaam was. [B] heeft vanwege het uitblijven van een reactie van [verweerder] op 18 februari 2023 een herinnering gestuurd.

2.11.

Op 23 februari 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [C], bestuurder van PSG, en [verweerder]. Tijdens dit gesprek is aan [verweerder] gevraagd om openheid te geven over zijn nevenwerkzaamheden en is afgesproken dat een complete opgave van de nevenwerkzaamheden gedaan zou worden, inclusief opgave van de organisaties waarvoor [verweerder] nevenwerkzaamheden verrichtte en de daarmee gemoeide tijd. [verweerder] heeft diezelfde dag een e-mail aan [C] verzonden met als bijlage een screenshot van een Whatsapp-gesprek tussen [verweerder] en de vorige bestuurder van PSG, [D]. Hierin schrijft [verweerder] dat hij via zijn eenmanszaak [eenmanszaak] werkzaamheden verricht op het gebied van VCA managementsystemen en dat hij is gevraagd door H20 om een aantal veiligheidszaken uit te voeren. [D] heeft daarop geantwoord dat die samenwerking wat hem betreft prima is.

2.12.

In een e-mail van 2 maart 2023 heeft [C] geschreven dat wat haar betreft de onduidelijkheid over de nevenwerkzaamheden voortbestaat en zij heeft herhaald dat zij van [verweerder] verwacht dat hij voor 6 maart 2023 volledige duidelijkheid geeft.

2.13.

[verweerder] heeft op 2 maart 2023 in een e-mail geschreven dat hij een advocaat had ingeschakeld. Tussen de advocaat van [verweerder] en de advocaat van PSG zijn vervolgens over en weer berichten gewisseld.

2.14.

Met ingang van 17 maart 2023 is [verweerder] vrijgesteld van zijn werkzaamheden.

2.15.

In een e-mail van 20 maart 2023 van [E], een voormalig bestuurder van PSG, is te lezen dat hij er mee bekend was dat [verweerder] nevenwerkzaamheden verrichte en dat de afspraak was dat [verweerder] 4 dagen 9 uur werkte en de donderdagen vrijgesteld was van werkzaamheden voor PSG als compensatie voor consignatiediensten en beschikbaarheid buiten normale werkuren en bij calamiteiten.

2.16.

De bedrijfsarts heeft in een terugkoppeling van 20 maart 2023 geadviseerd om [verweerder] niet langer als ziek te beschouwen.

2.17.

In een schriftelijke verklaring van 1 augustus 2023 van [F], oud-bestuurder van PSG, verklaart hij dat hij in de periode 2008 tot en met 2017 direct leidinggevende was van [verweerder] en [verweerder] goed functioneerde en dat PSG er van op de hoogte dat [verweerder] naast zijn werk voor PSG ook voor andere scholen in de omgeving werkzaamheden verrichtte op het gebied van arbeidsomstandigheden.

2.18.

PSG heeft [bedrijfsrecherche] opdracht gegeven een onderzoek in te stellen naar de nevenwerkzaamheden van [verweerder] en de vraag in hoeverre hij daarbij gebruik heeft gemaakt van de bedrijfssystemen van PSG. [bedrijfsrecherche] heeft op 29 augustus 2023 een rapport uitgebracht. De conclusies uit dat rapport zijn dat [verweerder] in de jaren 2019 tot en met 2022 achtereenvolgens: 361,5; 232; 478 en 223 uur aan nevenwerkzaamheden heeft besteed en dat er gegevens van klanten van de eenmanszaak van [verweerder] zijn aangetroffen op de door PSG ter beschikking gestelde laptop en dat [verweerder] gebruik heeft gemaakt van de systemen van PSG bij de uitoefening van zijn nevenwerkzaamheden.

3 Het verzoek

3.1.

PSG verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden vanwege – kort gezegd – verwijtbaar handelen van [verweerder]. Als ontbinding op die grond niet wordt toegewezen, wordt verzocht om ontbinding wegens een verstoorde arbeidsverhouding en als vervolgens op die grond ontbinding niet wordt toegewezen, wordt verzocht om ontbinding wegens andere omstandigheden die zodanig zijn dat van PSG redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Voor het geval geen van deze gronden zich op voldragen wijze voordoen, wordt verzocht om ontbinding wegens een combinatie van de hiervoor genoemde gronden.

3.2.

PSG heeft daarbij het volgende naar voren gebracht. [verweerder] heeft over zijn nevenwerkzaamheden onvoldoende openheid betracht, heeft zich niet gehouden aan de bepalingen in de cao over nevenwerk en de gedragscodes van PSG daarover en hij heeft zijn nevenwerkzaamheden in de praktijk vermengd met zijn werkzaamheden uit hoofde van zijn functie bij PSG. Doordat [verweerder] in zeer ruime mate nevenwerkzaamheden verricht voor soortgelijke onderwijsorganisaties als PSG en in dezelfde regio bestaat er gevaar voor belangenverstrengeling. Bovendien besteedt [verweerder] zoveel tijd aan zijn nevenwerkzaamheden dat de kwaliteit van zijn werk voor PSG in het gedrang komt. Tot slot heeft PSG ontdekt dat [verweerder] voor het uitoefenen van zijn nevenwerkzaamheden in ruime mate gebruik heeft gemaakt van de systemen van PSG.

4 Het verweer en het tegenverzoek

5 De beoordeling

6 De beslissing