Home

Rechtbank Noord-Holland, 07-02-2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:1047, HAA 23/776

Rechtbank Noord-Holland, 07-02-2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:1047, HAA 23/776

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
7 februari 2024
Datum publicatie
7 februari 2024
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2024:1047
Zaaknummer
HAA 23/776

Inhoudsindicatie

B&W van Heemstede hebben het voormalige postkantoor aan de Binnenweg aangewezen als gemeentelijk monument. De eigenaar, een bv, komt tegen de aanwijzing op. De aandeelhouders van de eigenaar hebben geen eigen belang en zijn niet-ontvankelijk in beroep. De erfgoedcoalitie, drie belangenorganisaties voor monumenten, zijn in beroep niet rechtsgeldig vertegenwoordigd en daarom geen partij. De oude Erfgoedverordening is na invoering van de Omgevingswet nog in werking gebleven, zodat die ook nu nog moet worden toegepast. Twee eerdere besluiten over al dan niet aanwijzing als monument, staan aan de thans voorliggende aanwijzing niet in de weg. Eerder was niet van aanwijzing afgezien wegens het ontbreken van voldoende monumentale waarden als bedoeld in artikel 5, eerste en derde lid, van de Erfgoedverordening, maar wegens het toen geoordeelde afwezig zijn van een zekere zeldzaamheidswaarde. Die eerdere afwijzingsgrond staat volgens de verordening niet aan latere aanwijzing in de weg. Het begrip een zekere zeldzaamheidswaarde moet in de gemeentelijke context worden uitgelegd. Op basis van deskundigenadviezen heeft het college thans kunnen oordelen dat sprake is van een zekere zeldzaamheidswaarde. Anders dan de eigenaar stelt is in beleidsnota’s geen sprake van een vaste gedragslijn waaraan zij het vertrouwen kon ontlenen dat niet tot aanwijzing in haar situatie zou worden overgegaan. Van een concrete toezegging aan haar dat niet tot aanwijzing zou worden overgegaan, is ook niet gebleken. Eiseres heeft voorts onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er geen (alternatieve) mogelijkheden zijn voor een zinvol (her)gebruik van het pand. Verweerder heeft daarom niet nader hoeven onderzoeken of die mogelijkheden ontbreken. Verweerder heeft tegen die achtergrond in redelijkheid tot aanwijzing als gemeentelijk monument kunnen besluiten. Beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 23/776

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 februari 2024 in de zaak tussen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Sportveldweg Project B.V., uit Hillegom, eiseres 1,

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Pentas Vastgoed Ontwikkeling B.V., uit Hillegom, eiseres 2,

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Vennep Interholding B.V., uit Hillegom, eiseres 3,

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Nidifa Holding B.V., uit Nieuw-Vennep, eiseres 4,

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Wesstaete Holding B.V., uit Nieuw-Vennep, eiseres 5,

tezamen te noemen: eiseressen,

gemachtigde: mr. A.B. van Rijn, advocaat te Leiden,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemstede, verweerder

gemachtigde: mr. drs. M.R. Staller, ambtenaar ten stadhuize.

Als derde-partijen wensen aan het beroep deel te nemen:

de vereniging Historische Vereniging Heemstede-Bennebroek, uit Heemstede (hierna: Historische Vereniging)

de stichting Stichting tot behoud van het negentiende en twintigste-eeuwse cultuurgoed en tot ondersteuning van het Cuypersgenootschap (hierna: stichting Cuypersgenootschap)

en

de vereniging Erfgoedvereniging Bond Heemschut, Vereniging tot bescherming en instandhouding van cultureel erfgoed in Nederland, uit Amsterdam (hierna: Bond Heemschut),

tezamen ook aan te duiden als de erfgoedcoalitie.

Inleiding

Bij het primaire besluit van 17 mei 2022 heeft verweerder het volledige gebouwencomplex van het voormalig postkantoor aan de Binnenweg 160 in Heemstede (hierna: het pand) op grond van de Erfgoedverordening Heemstede 2017 (hierna: Erfgoedverordening) aangewezen als gemeentelijk monument.

De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak van 28 juli 2022 het besluit van 17 mei 2022 geschorst.

Met het bestreden besluit van 13 december 2022 op het bezwaar van eiseressen heeft verweerder het primaire besluit van 17 mei 2022 in stand gelaten, met een aanvulling van de motivering.

Eiseressen hebben beroep ingesteld.

Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. De erfgoedcoalitie heeft ook schriftelijk gereageerd.

De rechtbank heeft het beroep op 15 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen [naam 1] (bestuurder van Nidifa B.V. en daarmee indirect bestuurder van eiseres 1), bijgestaan door de gemachtigde van alle eiseressen, de gemachtigde van verweerder, vergezeld door [naam 2] (ambtenaar in dienst van de gemeente Heemstede), en [naam 3] en [naam 4] .

Ontvankelijkheid in verband met belanghebbendheid en vertegenwoordigingsbevoegdheid

Ontvankelijkheid eiseressen 2 tot en met 5

1. Alleen een belanghebbende kan op grond van artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beroep instellen tegen het bestreden besluit. Op grond van artikel 1:2, eerste lid, Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Eiseres 1 is sinds december 2020 eigenaar van het perceel Binnenweg 160 en de daarop aanwezige bebouwing. Eiseres 1 is daarom belanghebbende bij het bestreden besluit tot aanwijzing van haar eigendom tot gemeentelijk monument. De overige eiseressen zijn niet als belanghebbenden aan te merken, omdat zij slechts een afgeleid belang hebben, als, zoals de (rechts)verhouding tussen hen en eiseres 1 ter zitting is toegelicht, (indirect) eigenaar/aandeelhouder van eiseres 1. De vennootschap waarvan zij (indirect) aandeelhouder zijn, is een van hen afgescheiden (rechts)persoon. Dat eiseres 1 eigenaar is van het pand, betekent nog niet dat de andere eiseressen (ook) belanghebbende zijn bij het besluit. Het pand is namelijk niet hun eigendom. Een ander rechtstreeks belang bij het bestreden besluit hebben eiseressen 2 tot en met 5 niet gesteld. Het beroep voor zover het is ingesteld door de eiseressen 2 tot en met 5 zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

Neemt de erfgoedcoalitie rechtsgeldig deel aan het geding?

2. Voor de erfgoedcoalitie heeft zich als gemachtigde gesteld [naam 3] . Zoals ter zitting besproken, zou hij na de zitting alsnog toereikende machtigingen overleggen. Voor Bond Heemschut is een verklaring overgelegd waarin [naam 5] stelt [naam 3] te machtigen om namens deze partij op te treden. Uit het bijgevoegde uittreksel uit het Handelsregister blijkt dat [naam 5] geen tot zelfstandige vertegenwoordiging bevoegd bestuurslid van die vereniging is, maar “directeur”. In artikel 5, negende lid, van de statuten van Bond Heemschut staat dat het bestuur bevoegd is een gevolmachtigde te benoemen met de titel “directeur”. De taken en bevoegdheden van de directeur kunnen volgens datzelfde artikellid in een reglement worden vastgesteld. Een dergelijk reglement heeft die partij niet overgelegd. In artikel 7, vijfde lid, van de statuten is bepaald dat de directeur binnen het kader van de hem verstrekte volmacht een of meer “commissieleden” kan machtigen de vereniging te vertegenwoordigen in beroepsprocedures. In het uittreksel uit het Handelsregister is voorts vermeld, dat de directeur bevoegd is juridische procedures aan te spannen, welke noodzakelijk geacht mogen worden om te voldoen aan de statutaire doelstelling alsmede om de vereniging te vertegenwoordigen bij de behandeling van alle door de vereniging ingediende beroepschriften van welke aard dan ook tegen besluiten van publiekrechtelijke lichamen. Uit een en ander volgt dat Bond Heemschut [naam 3] niet toereikend heeft gemachtigd om de vereniging in deze beroepsprocedure te vertegenwoordigen. Uit de stukken blijkt immers niet dat [naam 3] commissielid is van de vereniging zoals bedoeld in artikel 7, vijfde lid, van de statuten. Bovendien blijkt uit de stukken niet dat de volmacht aan de directeur zo ver reikt dat hij ook bevoegd is machtiging te geven aan een persoon (een commissielid) om voor de vereniging als partij, die niet zelf de procedure aanspant of zelf het beroep instelt, op te treden. Dat betekent dat Bond Heemschut in deze procedure niet rechtsgeldig is vertegenwoordigd en dus niet aan dit geding kan deelnemen. De Historische Vereniging heeft volgens de overgelegde machtiging niet [naam 3] gemachtigd namens de vereniging op te treden, zodat hij ook die vereniging niet kan vertegenwoordigen. In de overgelegde machtiging machtigen de daartoe gezamenlijk bevoegde voorzitter en secretaris wel [naam 4] , volgens die verklaring lid van die vereniging, “het woord te voeren en hun standpunten nader toe te lichten betreffende het pand”, maar daarmee is nog niet toereikend machtiging verleend – aan [naam 3] – om als gemachtigde van de vereniging aan de procedure deel te nemen. De Historische Vereniging is dus in deze procedure als (derde-)belanghebbende ook door [naam 3] niet rechtsgeldig vertegenwoordigd. Dat [naam 4] wel ter zitting is verschenen maakt dat niet anders, omdat hij zich in deze procedure niet – tijdig – heeft gesteld om voor die vereniging als gemachtigde op te treden, noch anderszins heeft aangeven dat hij als gemachtigde namens die vereniging als (derde-)belanghebbende aan het geding wil deelnemen.Voor de Stichting Cuypersgenootschap is een (algemeen) gestelde machtiging ingezonden, waarin [naam 6] volmacht wordt verleend om als gevolmachtigde in bestuursrechtelijke rechtsgangen namens de stichting op te treden. Ook die machtiging betreft dus niet een machtiging aan [naam 3] , zodat ook die stichting niet toereikend is vertegenwoordigd in deze procedure.De rechtbank zal daarom bepalen dat de erfgoedcoalitie niet (rechtsgeldig) deelneemt aan deze procedure en zal dus hetgeen – naar gesteld – namens hen is ingebracht niet in de beoordeling betrekken.

Waar de zaak over gaat en wat vooraf ging

3. In deze zaak is in geschil of verweerder het pand mocht aanwijzen als gemeentelijk monument.

4. In zijn vergadering van 29 juni 2010 heeft verweerder besloten een (eerder) voorstel tot aanwijzing van Binnenweg 160 als gemeentelijk monument af te wijzen. In het onderliggende advies staat – samengevat – dat het pand op grond van architectuurhistorische kwaliteiten wellicht in aanmerking kon komen voor de status van gemeentelijk monument, maar dat er nog geen uitgebreide omschrijving aanwezig was. Het opstellen van een nadere beschrijving achtte verweerder toen niet opportuun, omdat er in Heemstede meerdere panden uit de wederopbouwperiode zijn waarvan de aanwijzing als gemeentelijk monument meer in de rede lag. In 2011 heeft verweerder voorgesteld het pand de gemeentelijke monument status te verlenen, maar dit voorstel haalde geen meerderheid in de commissie samenleving van de gemeenteraad, zodat het niet tot besluitvorming is gekomen. In zijn vergadering van 13 februari 2018 heeft verweerder besloten Binnenweg 160 niet aan te wijzen als gemeentelijk monument onder verwijzing naar de toetsingscriteria vermeld in artikel 5, tweede lid, sub c, en artikel 5, derde lid, van de Erfgoedverordening. In het onderliggende advies is daarbij verwezen naar de eerdere afwijzing uit 2010 en de heroverweging in 2011 die niet tot gewijzigde besluitvorming had geleid.

5. Eiseres 1 wil als eigenaar het pand slopen en op die plaats woningen bouwen. Zij heeft vanaf 2020 contact opgenomen met de gemeente en haar sloop- en woningbouwplannen voorgelegd. Ambtenaren hebben beoordeeld of die plannen pasten in het ter plaatse geldende bestemmingsplan.

Totstandkoming van het besluit

Beslissing op bezwaar

Beoordeling door de rechtbank

Conclusie en gevolgen

Beslissing

Informatie over hoger beroep