Home

Rechtbank Noord-Holland, 28-02-2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:2055, C/15/285469 / FA RK 19-1130

Rechtbank Noord-Holland, 28-02-2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:2055, C/15/285469 / FA RK 19-1130

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
28 februari 2024
Datum publicatie
22 mei 2024
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2024:2055
Zaaknummer
C/15/285469 / FA RK 19-1130

Inhoudsindicatie

De vader wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek ten aanzien van het naderende afscheid van zijn kind. Ter zitting is besproken dat conflicten over de uitvaart in het uiterste geval aan de voorzieningenrechter kunnen voorgelegd en is e.e.a. besproken in een poging dit te voorkomen.

Uitspraak

Familie en Jeugd

locatie Haarlem

gezag en omgang

Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 28 februari 2024

in de zaak C/15/285469 / FA RK 19-1130:

[de vader] ,

wonende te [plaats] ,

hierna te noemen: de vader,

advocaat mr. J. 't Hart, kantoorhoudende te Haarlem,

tegen

[de moeder] ,

wonende te [plaats] ,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat mr. M.J.E.J. Coenraad, kantoorhoudende te Zandvoort,

en in de zaak C/15/337949 / FA RK 23-130:

[de moeder] ,

wonende te [plaats] ,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat mr. M.J.E.J. Coenraad, kantoorhoudende te Zandvoort,

-- tegen --

[de vader] ,

wonende te [plaats] ,

hierna te noemen: de vader,

advocaat mr. J. 't Hart, kantoorhoudende te Haarlem,

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

In zaak C/15/285469 / FA RK 19-1130:

- de beschikking van deze rechtbank van 7 juni 2023 en de daarin genoemde stukken;

- het rapport van de Raad van 20 november 2023;

- het aanvullend verzoek van de vader van 25 januari 2024, ingekomen op diezelfde datum.

In zaak C/15/337949 / FA RK 23-130:

- het verzoekschrift, met bijlagen, van de moeder van 14 maart 2023, ingekomen op 17 maart 2023;

- de beschikking van deze rechtbank van 7 juni 2023 en de daarin genoemde stukken;

- het rapport van de Raad van 20 november 2023.

1.2.

De behandeling van beiden zaken heeft plaatsgevonden op de zitting van 31 januari 2024 in aanwezigheid van mr. J. 't Hart namens de vader mr. M.J.E.J. Coenraad namens de moeder.

Tevens was ter zitting als informant aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad).

1.3.

Na de zitting zijn (op 31 januari 2024) twee e-mails van de advocaat van de moeder binnengekomen. Deze e-mails worden als strijdig met de goede procesorde buiten beschouwing gelaten.

2 De feiten

2.1.

Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad tot eind 2015.

2.2.

Het minderjarige kind van partijen is:

- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] .

De vader heeft [de minderjarige] erkend. De ouders hebben gezamenlijk gezag.

2.3.

In november 2022 is [de minderjarige] gediagnosticeerd met Osteasarcoom (botkanker). Zij is inmiddels uitbehandeld en krijgt palliatieve zorg.

2.4.

Bij verzoekschrift van 12 februari 2019 heeft de vader een bodemzaak ingediend over het gezag en de omgang met [de minderjarige] . Deze bodemzaak is bij de rechtbank bekend onder zaaknummer C/15/285469 / FA RK 19-1130. In deze zaak is al meermaals beschikking gewezen en is de definitieve beslissing op het verzoek van de vader ten aanzien van de omgang met [de minderjarige] steeds aangehouden.

Voor zover relevant geldt ten aanzien van de bodemzaak, aanhangig gemaakt door de vader, het volgende:

2.5.

Bij tussenbeschikking van 11 juni 2020 heeft de rechtbank bepaald dat de ouders gezamenlijk met de uitoefening van het gezag worden belast over de minderjarige.

2.6.

De moeder is van de hiervoor genoemde beschikking van 11 juni 2020 in hoger beroep gekomen. Bij beschikking van 16 februari 2021 heeft het Gerechtshof Amsterdam de beschikking, waarvan beroep, bekrachtigd en uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

2.7.

Bij beschikking van 22 september 2020 heeft de rechtbank, bij wijze van provisionele voorziening en voor de duur van de bodemzaak, bepaald dat:

- de moeder haar medewerking dient te verlenen aan de omgang tussen [de minderjarige] en de vader onder begeleiding van Humanitas (BOR), waarbij de moeder haar medewerking dient te verlenen aan het starten en volgen van dit traject en afspraken dienaangaande nakomt;

- de moeder aan de vader een dwangsom verbeurt van € 50 per keer dat zij niet voldoet aan het hiervoor bepaalde, althans niet verschijnt op data en tijdstippen die door Humanitas worden aangegeven, waarbij het maximum aan te verbeuren dwangsommen op € 5.000 is bepaald.

2.8.

Bij tussenbeschikking van 18 februari 2022 heeft de rechtbank – bij wijze van tijdelijke zorgregeling – partijen verwezen naar ZIJN omgangsbegeleiding en de definitieve beslissing over de zorgregeling aangehouden.

2.9.

Nadien heeft de moeder bij wege van voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv verzocht te bepalen dat de omgangsregeling en dwangsommen worden geschorst. Daarnaast heeft zij diverse verzoeken gedaan met betrekking tot de (schorsing van) de omgang. Bij proces verbaal van uitspraak van 21 december 2022 heeft de rechtbank:

- de bij beschikking van 18 februari 2022 vastgestelde zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] geschorst voor de duur van drie maanden.

2.10.

Bij proces-verbaal van 21 december 2022 is vastgelegd dat de vader heeft verklaard dat hij toestemming geeft voor alle gezagsbeslissingen die ten aanzien van [de minderjarige] moeten worden genomen in het kader van de medische behandelingen die zij moet ondergaan en alle daarmee samenhangende beslissingen die betrekking hebben op haar welzijn in deze periode van medische behandelingen.

2.11.

Vervolgens heeft de moeder bij wege van voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv verzocht te bepalen dat het gezag van de vader wordt geschorst en de vastgestelde omgangsregeling en de dwangsommen worden geschorst totdat hierover de bodemprocedure is beslist. Bij beschikking van 7 juni 2023 heeft de rechtbank de bij beschikking van 18 februari 2022 vastgestelde zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] voor de duur van zes maanden geschorst.

Voorts heeft de rechtbank de bodemzaken met zaaknummers C/15/337949 / FA RK 23-1305 en C/15/285469 / FA RK 19-1130 gevoegd. De rechtbank heeft de Raad verzocht in deze zaken te onderzoeken of bij [de minderjarige] draagkracht is voor contactherstel met de vader en zo ja, welke (opbouwende) zorgregeling in haar belang is. Iedere verdere beslissing is aangehouden tot 7 januari 2024 PRO FORMA.

3 De verzoeken

In zaak C/15/337949 / FA RK 23-130:

De moeder heeft verzocht te bepalen het gezamenlijk gezag te beëindigen en de moeder met het eenhoofdig gezag te belasten alsmede primair de vastgestelde zorgregeling met dwangsommen tot nader te bepalen datum te beëindigen subsidiair voor onbepaalde tijd op te schorten, kosten rechtens.

In zaak C/15/285469 / FA RK 19-1130:

De vader zou, voor de situatie dat [de minderjarige] komt te overlijden, graag op de volgende wijze afscheid willen nemen:

-

de vader zou graag samen met zijn gehele familie een dag bij de kist willen waken en bij de kist willen zijn van 10.00 uur tot 17.00 uur;

-

de vader zou graag een foto van hem met [de minderjarige] mee willen laten gaan in de kist en deze zelf in de kist willen plaatsen;

-

de vader zou graag op de begrafenis of crematie samen met zijn moeder, zijn zus met partner, zijn broers met partner, aanwezig willen zijn waarbij zij zullen plaatsnemen aan de achterzijde van de ruimte en waarbij zij uiteraard niet zullen deelnemen aan de eventuele mogelijkheden tot condoleance of samenzijn achteraf.

De vader heeft bij aanvullend verzoek van 25 januari 2024 verzocht te bepalen zoals hiervoor is opgenomen.

4 De beoordeling van beide zaken in samenhang

5 De beslissing