Rechtbank Noord-Holland, 21-05-2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:4911, HAA 23/6302
Rechtbank Noord-Holland, 21-05-2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:4911, HAA 23/6302
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 21 mei 2024
- Datum publicatie
- 28 mei 2024
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2024:4911
- Zaaknummer
- HAA 23/6302
Inhoudsindicatie
Het college heeft in 2021 een omgevingsvergunning verleend om het bedrijfspand aan de (adres) in (plaats) te gebruiken als woning. In heroverweging heeft het college de omgevingsvergunning herroepen en alsnog geweigerd. Hierover heeft deze rechtbank eerder uitspraak gedaan (HAA 22/1340) waarbij het college een nieuwe beslissing op het bezwaar van derde-partij moest nemen. Het beroep richt zich nu tegen de nieuwe beslissing op bezwaar waarin de omgevingsvergunning weer herroepen en vervolgens geweigerd is, onder aanvulling van de motivering. Direct naast de beoogde woning staat een bedrijfsverzamelgebouw (de bedrijfsloods). Niet in geschil is dat de beoogde woning binnen de richtafstand van 10 meter (in gemengd gebied) ligt van de bedrijfsloods en alleen toegestaan kan worden als sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Eisers voeren aan dat een goed woon- en leefklimaat bij de beoogde woning gegarandeerd is omdat de reeds bestaande woningen op (adres)(nummer) en (nummer) daarvoor al als maatgevende woningen voor de milieubelasting van de bedrijfsloods gelden. Dit betoog van eisers slaagt. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geldt dat de richtafstanden uit de VNG-Handreiking wordt gemeten vanaf enerzijds de bestemmings-/perceelgrens waarop bedrijven zijn toegestaan en anderzijds de uiterste situering van de gevel van de woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunning vrij bouwen mogelijk is. Met deze meetmethode staan de woningen op (adres) (nummer) en (nummer) dichterbij, dan wel even ver, van de gehele westelijke bestemmingsgrens van de bedrijfsloods als de beoogde woning, en zijn daarom reeds maatgevend.
Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/6302
[eiser 1] en [eiser 2] , uit [plaats 1] , eisers
(gemachtigde: mr. L.R.M. van den Brink),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hollands Kroon, het college
(gemachtigden: mr. B. van Yperen en E. Menzl).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam 1] en [naam 2] uit [plaats 2] (derde-partij).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het besluit om de omgevingsvergunning om het bedrijfspand aan de [straat 1] [nummer 1] in [plaats 2] in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken als woning te herroepen en vervolgens de aanvraag daartoe alsnog te weigeren.
Eisers zijn eigenaar van het pand op de locatie [straat 1] [nummer 1] in [plaats 2] (het pand) en de woning op [straat 1] [nummer 2] . In het pand was het kantoor van een bank en later een huisartsenpraktijk gevestigd. Het perceel waarop het pand is opgericht heeft volgens het bestemmingsplan ‘ [plaats 2] ’ (het bestemmingsplan) de bestemming ‘Bedrijventerrein’. Momenteel verhuren eisers het kantoorpand aan een gezin ten behoeve van bewoning.
Direct aan het perceel met het pand grenst een perceel waarop een bedrijfsloods is gevestigd. Het perceel waarop de bedrijfsloods is opgericht heeft ook de bestemming ‘Bedrijventerrein’. De bedrijfsloods is opgesplitst in units met de adressen [straat 1] [nummer 3] , [nummer 4] en [nummer 5] en [straat 2] [nummer 6] en [nummer 7] . De units hebben verschillende eigenaren. De unit [straat 1] [nummer 3] is het meest dichtbij gelegen bij de beoogde woning op [straat 1] [nummer 1] en in eigendom van derde-partij. Zij exploiteren op [straat 1] [nummer 3] / [straat 2] [nummer 6] het bedrijf ‘ [bedrijf] ’.
In het primaire besluit van 9 augustus 2021 heeft het college aan eisers op grond van de zogenoemde kruimelregeling een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit ‘planologisch strijdig gebruik’.1 Bij de beslissing van 26 januari 2022 op het door derde-partij ingediende bezwaar verklaart het college het bezwaar gegrond en herroept het college de omgevingsvergunning.
In de uitspraak van 22 mei 2023 (HAA 22/1340) heeft deze rechtbank geoordeeld dat de beslissing op bezwaar van 26 januari 2022 onzorgvuldig is voorbereid.2 De rechtbank heeft daarom de beslissing op bezwaar van 26 januari 2022 vernietigd en het college opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van de uitspraak.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de nieuwe beslissing op bezwaar van 7 september 2023. Het college verklaart hierbij (weer) het bezwaar gegrond, herroept de omgevingsvergunning van 9 augustus 2021 en wijst de aangevraagde omgevingsvergunning strijdig gebruik af omdat geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Uit de ruimtelijke onderbouwing, behorende bij de aanvraag, blijkt niet wat de gevolgen van het plan zijn voor het woon- en leefklimaat ter plaatse. Daarbij is in de ruimtelijke onderbouwing uitgegaan van een onjuiste toegestane milieucategorie in de bedrijfsloods. Op het perceel van de bedrijfsloods zijn namelijk bedrijven toegestaan tot en met milieucategorie 2 uit de bij de regels van het bestemmingsplan behorende bijlage A “Staat van bedrijfsactiviteiten”. Verder is onvoldoende onderbouwd dat de omliggende bedrijven niet worden beperkt in hun bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden door het toevoegen van een milieugevoelig object. Het door eisers ingebrachte akoestische onderzoek is beoordeeld door de Omgevingsdienst Noord-Holland Noord (ODNHN) en niet akkoord bevonden. Volgens de ODNHN is onvoldoende aangetoond dat de bedrijven niet worden beperkt in hun bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden, uitgaande van de maximaal planologische mogelijkheden.
Derde-partij heeft op [nummer 8] januari 2024 op het beroep gereageerd.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 9 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, de gemachtigden van het college en derde-partij. Namens eisers was [naam 3] als adviseur aanwezig.
Wettelijk kader Invoeringswet Omgevingswet
2 . Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel [nummer 8] .3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt. De hier aan de orde zijnde aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór 1 januari 2024. Dat betekent dat in dit geval de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.