Rechtbank Noord-Holland, 02-05-2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:5009, C/15/348726 / HA RK 24-14
Rechtbank Noord-Holland, 02-05-2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:5009, C/15/348726 / HA RK 24-14
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 2 mei 2024
- Datum publicatie
- 13 juni 2024
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2024:5009
- Zaaknummer
- C/15/348726 / HA RK 24-14
Inhoudsindicatie
Opheffen testamentair bewind ogv art 4:178 lid 2 BW. Aannemelijk is dat verzoeker de onder bewind staande goederen zelf op verantwoorde wijze zal kunnen besturen.
Uitspraak
Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer / rekestnummer: C/15/348726 / HA RK 24-14
Beschikking van 2 mei 2024 (bij vervroeging)
in de zaak van
[verzoeker] ,
te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. H. Ruder te Alkmaar.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen 1 tot en met 4,
- de mondelinge behandeling op 13 februari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschenen [verzoeker] , bijgestaan door mr. Ruder, de heer H. Smits (hierna: Smits) en de bewindvoerder mr. M.C. Reijntjes.
2 Feiten
Op 28 december 2017 is overleden [erflaatster] (hierna: erflaatster). Erflaatster heeft voor het laatst bij testament van 21 december 2017 over haar nalatenschap beschikt.
[verzoeker] is de zoon van erflaatster en in het testament van erflaatster als enig erfgenaam benoemd.
Erflaatster heeft in het testament een testamentair bewind opgenomen over de aan [verzoeker] nagelaten of vermaakte goederen. Erflaatster heeft Reijntjes als bewindvoerder benoemd. Reintjes zal hierna worden aangeduid als ‘bewindvoerder’,
3 Het verzoek en de beoordeling
[verzoeker] verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het testamentair bewind op te heffen en te bepalen dat alle onder bewind gestelde goederen aan hem worden overgedragen althans in zijn macht worden gebracht, een en ander door de overdracht daarvan op de daartoe voorgeschreven wijze. Ter onderbouwing van dit verzoek stelt [verzoeker] dat hij de onder bewind staande goederen zelf op verantwoorde wijze kan besturen. Hij heeft nooit schulden gehad en leidt een stabiel leven.
Op grond van artikel 4:178 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank op verzoek van een rechthebbende een testamentair bewind opheffen na verloop van vijf jaren na het overlijden van de erflater en indien aannemelijk is dat de rechthebbende de onder bewind staande goederen zelf op verantwoorde wijze zal kunnen besturen.
Erflaatster is op 28 december 2017 overleden, zodat inmiddels meer dan vijf jaren zijn verstreken tussen het overlijden van erflaatster en het verzoek van [verzoeker] . Aan het vereiste dat er vijf jaar moet zijn verstreken tussen het overlijden van erflaatster en indiening van het verzoek is dus voldaan.
De rechtbank is van oordeel dat uit de verklaringen van Smits, voormalig sociaal psychiatrisch verpleegkundige en de bewindvoerder blijkt dat aannemelijk is dat [verzoeker] de onder bewind staande goederen zelf op verantwoorde wijze zal kunnen besturen.
Smits heeft [verzoeker] sinds 2007 begeleid. Die begeleiding is door de pensionering van Smits inmiddels gestopt, maar ondanks dat bezoekt Smits [verzoeker] regelmatig om hem te helpen. Smits heeft verklaard dat de problemen waar [verzoeker] mee kampt nooit hebben geleid tot financiële problemen.
De bewindvoerder heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat [verzoeker] hem niet de indruk heeft gegeven dat hij niet met geld kan omgaan. De bewindvoerder heeft benadrukt dat [verzoeker] over de nalatenschap van zijn moeder kan beschikken en niets voor andere erfgenamen hoeft over te houden. De reden voor erflaatster om het testamentair bewind in te stellen, was volgens de bewindvoerder met name gelegen in het feit dat erflaatster dacht dat door de verkoop van haar woning een grote som geld zou vrijkomen. Dat geld moest beschermd worden. [verzoeker] bewoont echter de woning van erflaatster nog steeds. Hij heeft er een hypotheek opgenomen, waar hij maandelijks € 1.000,- van krijgt uitgekeerd.
Een en ander leidt ertoe dat naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk is dat [verzoeker] de onder bewind staande goederen zelf op verantwoorde wijze zal kunnen besturen. Het verzoek zal daarom worden toegewezen in die zin dat het bewind over dat wat [verzoeker] uit de nalatenschap van erflaatster heeft verworven zal worden opgeheven. Het opheffen van het testamentair bewind heeft op zichzelf al tot gevolg dat alle onder bewind gestelde goederen aan [verzoeker] zullen moeten worden overgedragen dan wel in zijn macht moeten worden gebracht. Dit onderdeel van het verzoek van [verzoeker] wijst de rechtbank dan ook af.