Rechtbank Noord-Holland, 17-04-2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:7169, 343863
Rechtbank Noord-Holland, 17-04-2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:7169, 343863
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 17 april 2024
- Datum publicatie
- 22 juli 2024
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2024:7169
- Zaaknummer
- 343863
Inhoudsindicatie
Vaststellen legitieme portie. Vordering tot overleggen bescheiden toegewezen. Aanhouding beslissing over de hoogte van de legitieme portie.
Uitspraak
Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/343863 / HA ZA 23-495
Vonnis van 17 april 2024
in de zaak van
[eiser] ,
te [plaats 1],
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser],
advocaat: mr. D. van de Lockant-Geschiere te Utrecht,
tegen
[gedaagde 1] ,
procederend voor zichzelf en in hoedanigheid van erfgenaam in de nalatenschap van [erflaatster],
te [plaats 2] (Oostenrijk),
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde 1],
advocaat: mr. A.G. Moeijes te Velsen-Zuid.
en
[gedaagde 2]
te [plaats 3]
eiseres in het incident tot voeging ex artikel 217-218 Rv.
hierna te noemen: [gedaagde 2]
advocaat: mr. D.B den Hartog te Amsterdam.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 januari 2024, waarin een mondelinge behandeling is gelast, en de daarin genoemde stukken;
- de akte uitlating en nadere producties met producties 21 tot en met 32 van [gedaagde 1];
- de akte nadere producties met producties 33 en 34 van [gedaagde 1];
- de akte aanvullende productie met productie 35 van [gedaagde 1];
- de door [eiser] overgelegde notitie met drie achterliggende Excel-bestanden;
- de incidentele conclusie tot voeging aan de zijde van [eiser] ex artikel 217-218 Rv met producties 1 tot en met 6 van [gedaagde 2];
- de mondelinge behandeling van 7 maart 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn bijgehouden en waarbij namens [gedaagde 1] pleitaantekeningen zijn overgelegd.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.
2 De feiten
De nalatenschappen van erflater en Blom
[eiser] en [gedaagde 2] zijn twee (van de vier) dochters van [erflater] (hierna: erflater) uit zijn eerste huwelijk met [betrokkene 1]. Erflater is overleden op 10 maart 2021. Ten tijde van zijn overlijden was erflater in derde echt gehuwd met [erflaatster] (hierna: erflaatster), in algehele gemeenschap van goederen.
Bij testament van 22 december 2011 heeft erflater voor het laatst over zijn nalatenschap beschikt. Daarin heeft hij zijn kinderen alsmede hun afstammelingen uitgesloten als erfgenamen van zijn nalatenschap. Erflaatster is tot enig erfgename benoemd. Erflaatster heeft de nalatenschap van erflater zuiver aanvaard.
Erflaatster is overleden op 11 september 2022. Bij testament van 14 december 2017 heeft erflaatster voor het laatst over haar nalatenschap beschikt. Zij heeft daarin [gedaagde 1] tot enig erfgenaam benoemd. [gedaagde 1] heeft de nalatenschap van erflaatster zuiver aanvaard. De door erflaatster in het testament benoemde executeur heeft zijn benoeming niet aanvaard.
Op 15 februari 2023 heeft [eiser] een beroep gedaan op haar legitieme portie in de nalatenschap van haar vader, erflater. Notaris Kolk heeft per brief van 15 mei 2023 aan [eiser] een (voorlopige) beschrijving van de huwelijksgoederengemeenschap tussen erflater en erflaatster gestuurd, alsmede een berekening van de legitieme portie van [eiser]. Per email van 16 mei 2023 heeft [eiser] gemeld dat zij met die berekening niet akkoord gaat en gevraagd om een onderbouwde boedelbeschrijving.
De huwelijksgoederengemeenschap
De huwelijksgoederengemeenschap van erflater en erflaatster bestond (in ieder geval) uit:
- -
-
banksaldo;
- -
-
een woning aan de [adres] te [plaats 4] (hierna: de woning);
- -
-
een schuld uit een aflossingsvrije hypothecaire geldlening bij BLG Wonen (hierna: de hypotheekschuld) van € 123.682,- per 30 december 2004;
- -
-
inboedel en andere roerende zaken.
De woning
Op 30 juni 2023 heeft [eiser] ten laste van [gedaagde 1] conservatoir beslag gelegd op de woning.
Op 15 juli 2023 heeft makelaar [betrokkene 2] van Prismaat Makelaars O.G. [gedaagde 1] bericht dat een waarde van de woning teruggerekend naar maart 2021 tussen de € 315.000,- en € 325.000,- reëel is te noemen, gelet op de transactieprijs van zeven referentieobjecten in dezelfde buurt en rekening houdend met het slechte onderhoudsniveau van de woning.
[gedaagde 1] heeft de woning op 10 augustus 2023 verkocht aan een derde voor een koopprijs van € 300.000,-.
[gedaagde 1] heeft op 7 september 2023 een vermogensopstelling en berekening van de legitieme portie gestuurd aan [eiser]. [eiser] heeft deze afgewezen.
[eiser] heeft in reactie op een verzoek van de notaris op 19 september 2023 gemeld dat zij geen medewerking verleent aan doorhaling van het beslag. Op 25 en 26 september 2023 is vervolgens tussen partijen gesproken over een in depotstelling van de verkoopopbrengst van de woning.
[gedaagde 1] heeft op 27 september 2023 een kort geding aanhangig gemaakt en gevorderd dat [eiser] wordt veroordeeld tot opheffing van het beslag teneinde te kunnen voldoen aan de leveringsverplichting aan de koper.
Op 5 oktober 2023 hebben [eiser] en [gedaagde 1] een vaststellingsovereenkomst ondertekend over de opheffing van het beslag, waarbij de totale verkoopopbrengst in depot wordt gehouden door de notaris. Vervolgens is het kort geding, dat behandeld zou worden op 10 oktober 2023, door [gedaagde 1] ingetrokken.
De woning is op 17 oktober 2023 geleverd aan de kopers. Uit de nota van afrekening van de notaris blijkt dat een bedrag van € 173.801,87 in depot is gesteld.
3 Het geschil
in conventie
[eiser] vordert - samengevat – dat de rechtbank, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde 1], in hoedanigheid van erfgenaam in de nalatenschap van erflaatster, veroordeelt tot afgifte van de navolgende bescheiden binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom:
-
een boedelbeschrijving, waaruit alle activa en passiva uit de nalatenschap van erflater blijken, een en ander voorzien van bewijsstukken;
-
bankafschriften van alle bankrekeningen van erflater inclusief de en/of-bankrekeningen vanaf juni 2016 tot heden, dan wel tot opheffing van de bankrekeningen;
-
saldo-overzichten van alle bankrekeningen op datum overlijden van erflater;
-
taxatierapport van de woning per datum overlijden van erflater;
-
overzicht van de hypotheekschuld per datum overlijden van erflater
-
taxatierapport van de inboedel, de sieraden en antiek per datum overlijden erflater;
-
factuur van de uitvaart met bewijsstukken ten aanzien van een eventuele uitvaartverzekering;
-
overzicht met bewijstukken overige (levens)verzekeringen en polissen;
-
kopie aangifte inkomstenbelasting 2016 tot en met 2021;
-
kopie aangifte erfbelasting
-
opgave van bewijsstukken van alle schenkingen als bedoeld in artikel 4:67 BW die in het verleden zijn gedaan door erflater;
-
alle overige van belang zijnde informatie in verband met de berekening van de legitieme portie van [eiser] in de nalatenschap van erflater.
2. de hoogte van de legitieme portie van [eiser] in de nalatenschap van erflater vast stelt op € 15.065,90, te vermeerderen met 1/10 deel van de giften die door erflater zijn gedaan en verminderd met 1/10 deel van de passiva, en [gedaagde 1] veroordeelt tot betaling van het vast te stellen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum overlijden, dan wel 23 juni 2023, dan wel de dag der dagvaarding, kosten rechtens.
[eiser] legt hieraan ten grondslag dat [gedaagde 1] op grond van artikel 4:182 BW verplicht is informatie te verstrekken teneinde haar gelegenheid te bieden de hoogte van haar legitieme portie te berekenen. De legitieme portie vormt volgens [eiser] een schuld in de nalatenschap van erflaatster. [gedaagde 1] is daarom verplicht de vast te stellen legitieme portie aan [eiser] te betalen. De wettelijke rente is volgens [eiser] verschuldigd vanaf de opeisbaarheid van de legitieme portie, dus vanaf het overlijden van erflaatster op 11 september 2022, althans vier weken na de sommatie van 25 mei 2023, dan wel vanaf het uitbrengen van de dagvaarding.
[gedaagde 1] betwist de vorderingen van [eiser]. Hij voert aan dat hij alle beschikbare informatie al aan [eiser] heeft verstrekt en hij alles doet wat hij kan om verdere informatie boven tafel te krijgen. De legitieme portie moet worden berekend aan de hand van de werkelijke waarde van de woning en de inboedel, die lager is dan [eiser] stelt, en moet verminderd worden met de kosten voor het opvragen van de door [eiser] verlangde informatie, de notariskosten en de schade die is veroorzaakt door de vertraagde verkoop van de woning, evenals de proceskosten van [gedaagde 1] in het kort geding. Bovendien voert [gedaagde 1] aan dat hij meermaals heeft aangebonden de legitieme portie aan [eiser] te voldoen, maar dat [eiser] daaraan geen medewerking verleende, zodat geen wettelijke rente is verschuldigd.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
[gedaagde 1] vordert - samengevat – dat de rechtbank, bij vonnis:
-
primair: [eiser] veroordeelt in de door [gedaagde 1] gemaakte kosten in het kort geding, zijnde € 2.488,64,
-
subsidiair: voor recht verklaart dat de door [gedaagde 1] door toedoen van [eiser] gemaakte kosten voor het kort geding in mindering strekken op het saldo van de nalatenschap van erflater,
met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure.
[gedaagde 1] legt hieraan ten grondslag dat de kosten als gevolg van (het handhaven van) het beslag onnodig door [eiser] zijn veroorzaakt. [gedaagde 1] had immers vervangende zekerheid aangeboden. Primair moeten de kosten van het kort geding (de kosten van de advocaat van [gedaagde 1]) door [eiser] worden vergoed, althans subsidiair ten laste komen van de legitimaire massa van de nalatenschap van erflater, aldus [gedaagde 1].
[eiser] betwist de vordering van [gedaagde 1]. Zij voert aan dat [gedaagde 1] niet (voldoende) reageerde op de (informatie-)verzoeken van [eiser] en de woning wilde verkopen, zodat zij belang had bij het gelegde beslag. Bovendien is over vervangende zekerheid (het depot) op 26 september 2023 al overeenstemming bereikt. Voor zover [gedaagde 1] voor de kort geding dagvaarding van 27 september 2023 kosten heeft gemaakt, komen die dus voor eigen rekening van [gedaagde 1], aldus [eiser].
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.