Home

Rechtbank Noord-Holland, 17-06-2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:9677, 11062360 \ VV EXPL 24-75

Rechtbank Noord-Holland, 17-06-2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:9677, 11062360 \ VV EXPL 24-75

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
17 juni 2024
Datum publicatie
1 oktober 2024
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2024:9677
Zaaknummer
11062360 \ VV EXPL 24-75

Inhoudsindicatie

In deze zaak vordert een werknemer uitbetaling van gewerkte overuren. De wet geen bepaling op grond waarvan overwerk gecompenseerd moet worden. De afspraken tussen partijen zijn in beginsel leidend. Echter, ook indien er geen afspraken over compensatie van overuren zijn gemaakt, kan een werkgever op grond van goed werkgeverschap/redelijkheid en billijkheid verplicht zijn tot compensatie. Volgens de kantonrechter is daarvan in dit geval sprake.

Uitspraak

Handel, Kanton en Insolventie

locatie Haarlem

Zaaknr./rolnr.: 11062360 \ VV EXPL 24-75

Uitspraakdatum: 17 juni 2024

Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:

[eiser]

wonende te [plaats 1]

eiser

verder te noemen: [eiser]

gemachtigde: mr. M.T. Harbers

tegen

de besloten vennootschap

[gedaagde]

gevestigd te [plaats 2]

gedaagde

verder te noemen: [gedaagde]

gemachtigde: mr. S.E.H. van Thoor

1 Het procesverloop

1.1.

[eiser] heeft [gedaagde] op 23 mei 2024 gedagvaard.

1.2.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 juni 2024. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten, mede aan de hand van pleitaantekeningen, naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [gedaagde] bij brief van 31 mei 2024 nog stukken toegezonden.

2 De feiten

2.1.

[eiser] is op 15 augustus 2016 in dienst getreden bij [gedaagde] in de functie van uitvoerder. Laatstelijk bedroeg het salaris van [eiser] € 4.750,- per vier weken, exclusief 8% vakantietoeslag en overige emolumenten.

2.2.

[eiser] heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 1 december 2022.

2.3.

In artikel 5 van de arbeidsovereenkomst staat:

Artikel 5 Arbeidstijden

De arbeidsduur bedraagt voor de werknemer 40 uur per week. De werkweek loopt van maandag tot en met vrijdag.

2.4.

In artikel 6 van de arbeidsovereenkomst staat:
Artikel 6 Overwerk
GEEN.”

2.5.

Bij e-mail van 29 november 2022 heeft [gedaagde] aan [eiser] gevraagd om een verklaring te geven voor het feit dat hij in de jaren 2020, 2021 en 2022 in totaal tien dagen niet heeft gewerkt zonder dat hij daarvoor verlof heeft opgenomen. Daarnaast heeft [gedaagde] erop gewezen dat [eiser] te veel privé kilometers met de bedrijfswagen zou hebben gereden.

2.6.

Blijkens het verlofadministratiesysteem van [gedaagde] had [eiser] op 1 december 2022 een saldo van 55,76 opgebouwde en niet genoten vakantie-uren en 42,96 opgebouwde en niet genoten ATV-uren.

2.7.

Bij de eindafrekening heeft [gedaagde] 40,59 ATV-uren uitbetaald. Verder heeft zij een bedrag van € 417,76 aan vakantietoeslag ingehouden.

2.8.

Bij brief van 28 maart 2023 heeft [eiser] schriftelijk aan [gedaagde] verzocht om de opgebouwde overuren, de opgebouwde en niet genoten vakantie-uren, overige verlofuren en de opgebouwde vakantietoeslag alsnog uit te betalen. [gedaagde] heeft kort nadien de rittenrapporten en verlofoverzichten aan [eiser] verstrekt. Partijen hebben nadien via hun gemachtigden nog schriftelijk hun standpunten gedeeld.

2.9.

[gedaagde] heeft niet uitbetaald.

3 De vordering en het verweer

3.1.

[eiser] vordert dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening [gedaagde] veroordeelt tot betaling van 55,76 vakantie-uren, 2,37 ATV-uren, € 526 en
€ 417,76 aan onterecht ingehouden loon, € 2.622 aan vakantiegeld (juni-november 2022), en € 36.334,36 aan achterstallig loon voor overuren, allemaal vermeerderd met de wettelijke verhoging en wettelijke rente. Daarnaast vraagt [eiser] om betaling van het individueel budget, de buitengerechtelijke incassokosten, en toezending van de overwerklijsten en werkbriefjes van de afgelopen vijf jaar, op straffe van een dwangsom.

3.2.

[eiser] heeft – kort weergegeven – aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat hij gedurende zijn dienstverband met [gedaagde] veel overuren heeft gemaakt. In dat verband zijn partijen in 2017 compensatie in tijd overeengekomen. In de jaren 2018 tot en met 2022 heeft [eiser] in totaal 1.213,14 overuren gemaakt, waarvan hij er 80 heeft gecompenseerd. [gedaagde] heeft deze compensatie-uren ten onrechte van het verlofsaldo afgetrokken en moet daarom het verlofsaldo herstellen, en de resterende verlofuren en overuren uitbetalen. De verplichting tot uitbetaling van de overuren volgt ook uit de toepasselijke cao Bouw & Infra, die daarnaast verplicht tot de uitbetaling van een individueel budget en het bijhouden van ‘overwerklijsten’. [eiser] wil dat deze overwerklijsten, samen met de werkbriefjes, aan hem worden verstrekt. Bovendien moet [gedaagde] vakantiegeld betalen over de periode juni tot november 2022, vermeerderd met een ten onrechte ingehouden bedrag van € 417,76. [eiser] heeft ook recht op een bedrag van € 526,-, omdat [gedaagde] dit bedrag onterecht heeft ingehouden bij de salarisbetaling van november 2022. Vanwege het betalingsverzuim is [gedaagde] ook de wettelijke verhoging en de wettelijke rente verschuldigd.

3.3.

[gedaagde] betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4 De beoordeling

5 De beslissing