Rechtbank Noord-Holland, 20-09-2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:9779, 11245393 \ EJ VERZ 24-258

Gegevens

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak: 20 september 2024

Datum publicatie: 24 september 2024

ECLI: ECLI:NL:RBNHO:2024:9779

Zaaknummer: 11245393 \ EJ VERZ 24-258

Inhoudsindicatie

erfrecht: ontheffing verplichting neerleggen boedelbeschrijving

Uitspraak

Handel, Kanton en Bewind

locatie Alkmaar

Zaaknr./repnr.: 11245393 \ EJ VERZ 24-258 (rvk)

Uitspraakdatum: 20 september 2024

Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

[verzoeker]

te 's-Gravenhage

verzoekende partij

verder te noemen: [verzoeker]

gemachtigde: mr. S. Hussain-Soeltan, notaris te Haarlem

inzake

de nalatenschap van [naam],

geboren op [datum] 1936 te [plaats] en overleden op 21 januari 2023 te [plaats] ,

laatstelijk gewoond hebbende te [plaats].

1 Het procesverloop

1.1.

[verzoeker] heeft een verzoekschrift ingediend, bij de griffie ontvangen op 2 augustus 2024.

1.2.

Gelet op de aard van het verzoek is afgezien van een behandeling op een zitting.

2 De beoordeling

2.1.

[verzoeker] is de enige erfgenaam van erflater. Zij heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard. In gevolge die beneficiaire aanvaarding is zij vereffenaar van de nalatenschap en zijn de voorschriften inzake de wettelijke vereffening van toepassing, waaronder het opmaken en ter inzage leggen van een boedelbeschrijving.

2.2.

Gelet op de positieve samenstelling van de nalatenschap, de bekendheid van crediteuren en het feit dat zij allen zijn voldaan, zal de kantonrechter [verzoeker] ontheffen van de op haar rustende verplichting om de boedelbeschrijving ter inzage te leggen.

2.3.

De kantonrechter ziet geen aanleiding om [verzoeker] nadere aanwijzingen te geven als bedoeld in artikel 4:210 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) noch om de vereffening te verzwaren ex artikel 4:221 lid 1 BW.

3 De beslissing

De kantonrechter:

3.1.

verleent [verzoeker] ontheffing van de verplichting om de boedelbeschrijving ter inzage te leggen.

Deze beschikking is gegeven door mr. J.S. Reid en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

De griffier De kantonrechter