Home

Rechtbank Noord-Nederland, 09-10-2013, ECLI:NL:RBNNE:2013:6155, Awb 13/877 en Awb 13/878

Rechtbank Noord-Nederland, 09-10-2013, ECLI:NL:RBNNE:2013:6155, Awb 13/877 en Awb 13/878

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
9 oktober 2013
Datum publicatie
14 oktober 2013
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2013:6155
Formele relaties
Zaaknummer
Awb 13/877 en Awb 13/878

Inhoudsindicatie

Voorlopige voorziening tegen een omgevingsvergunning voor een restaurant. De voorzieningenrechter overweegt dat verzoekers niet gevestigd zijn in de nabijheid van de Stettinweg zodat daaruit voor hen geen belang van ruimtelijke ordening voortvloeit. Voorts overweegt de voorzieningenrechter dat de wet- en regelgeving die geldt voor de door verzoekers genoemde aspecten niet beoogt het concurrentiebelang van verzoekers en andere concurrenten te beschermen. De onder 6.3. aangeduide gronden kunnen daarom niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.

Uitspraak

Afdeling Bestuursrecht

locatie Groningen

zaaknummers: AWB 13/877

AWB 13/878

[naam verzoekers] , gevestigd te Groningen, verzoekers

(gemachtigde: mr. J.G.L. van Nus)

en

(gemachtigden: H.K. de Jonge en C. Woldhuis).

Procesverloop

Bij besluit van 22 juli 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend aan [naam vergunninghouder] (derde-belanghebbende), voor het adres Stettinweg 4 en 6 te Groningen, voor het wijzigen van de functie naar restaurant en voor het wijzigen van de gevels.

Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Tevens hebben verzoekers op 28 augustus 2013 de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Het geschil is behandeld op de zitting van 2 oktober 2013. Namens verzoekers zijn hun gemachtigde, E.G.H. Werkman en Y.M. Lin verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1.

Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, dan wel voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

2.

Ingevolge artikel 8:86, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter, indien het verzoek wordt gedaan indien beroep bij de rechtbank is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, van de Awb nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.

3.1. Het adres Stettinweg 4 en 6 te Groningen is gelegen op het bedrijventerrein Driebond. Voor dit adres geldt, krachtens het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Driebond” (bestemmingsplan) van 22 juni 2011 de bestemming ‘bedrijventerrein’.

3.2.

Het bestreden besluit houdt in dat verweerder in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning heeft verleend voor het gebruiken en inrichten van het pand op adres Stettinweg 4 en 6 te Groningen als restaurant. De voorzijde van het pand krijgt een daghorecafunctie waar vanaf 12 uur ’s middags lunchgerechten worden gereserveerd. Daarnaast zal er een buffetmogelijkheid zijn voor grote groepen bezoekers, geopend vanaf het einde van de middag. Het restaurant zal dagelijks geopend zijn van 12.00-23.00 uur, met uitzondering van de maandag.

3.3.

Derde-belanghebbende [naam vergunninghouder] is eigenaar van het pand. Hij is voornemens het pand te verhuren aan World Kitchen Driebond BV. De huurder heeft de intentie in het pand een wereldrestaurant met de naam House of Taste te exploiteren.

4.1.

Over de vraag of een (rechts)persoon als concurrent belang heeft bij een besluit heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) in de uitspraak va 24 oktober 2012 (LJN BY1061) het volgende criterium geformuleerd:

“Volgens vaste jurisprudentie (onder meer de uitspraak van de Afdeling van 7 maart 2007, in zaak nr. 200606317/1 (www.raadvanstate.nl)) is degene wiens concurrentiebelang rechtstreeks is betrokken bij een besluit, belanghebbende bij dit besluit. Dit is slechts het geval indien de onderneming in hetzelfde verzorgingsgebied en marktsegment werkzaam is als de in het plan voorziene bedrijvigheid. Dit geldt ongeacht de vraag of het concurrentiebelang bij het nemen van dit besluit een rol kan spelen.”

4.2.

Aan de hand van dit criterium dienen, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, verzoekers aangemerkt te worden als belanghebbenden. Evenals House of Taste beoogt, richten verzoekers zich onder meer op grote groepen bezoekers. Daarnaast serveert het restaurant [naam restaurant] aan het [adres 1] een verscheidenheid aan Aziatische gerechten, terwijl House of Taste ook meerdere soorten gerechten aan wil gaan bieden. Het wokrestaurant [naam restaurant] in het [adres 2] bevindt zich evenals het voorgenomen House of Taste buiten het stadscentrum.

4.3.

Op 2 september 2013 hebben verzoekers tien verklaringen van andere horeca-ondernemers ingezonden. Zoals ter zitting is besproken, zijn dit steunverklaringen voor het standpunt van verzoekers en wordt hiermee niet beoogd dat deze ondernemers ook beroep instellen of een verzoek indienen.

5.1.

Volgens een vaste lijn in de rechtspraak van de AbRS, zie onder meer de uitspraak van 15 september 2010 (LJN BN7033) vormen concurrentieverhoudingen bij een planologische belangenafweging geen in aanmerking te nemen belang, tenzij sprake is van duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau die niet door dwingende redenen wordt gerechtvaardigd. Voor de vraag of sprake is van een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau in de horecasector in, in dit geval Groningen, komt geen doorslaggevende betekenis toe aan de vraag of er sprake is van overaanbod en mogelijke sluiting van bestaande vestigingen, maar aan de vraag of voor de inwoners van de gemeente een voldoende voorzieningenniveau behouden blijft in die zin dat zij op een aanvaardbare afstand van hun woonplaats geregeld een horecagelegenheid kunnen bezoeken.

5.2.

Verzoekers hebben reeds in hun zienswijze van 14 december 2012 betoogd dat er oneerlijke concurrentie met de huidige horecaondernemers dreigt omdat een verschuiving van klandizie plaats zal vinden van het centrum van de stad naar het (gestelde nieuw te vestigen) zalencentrum, dat bij het nieuwe restaurant gratis parkeren mogelijk zal zijn tegenover betaald parkeren in centrum en dat House of Taste een lagere huur zal hebben dan een pand met een bestaande horecabestemming. Dit zal leiden tot een lagere prijsstelling die niet marktconform is.

5.3.

De voorzieningenrechter overweegt dat de argumenten van de zienswijze niet kunnen leiden tot de conclusie dat duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau dreigt. In de gronden van verzoek wordt gesteld dat een dergelijke ontwrichting wel zal geschieden, maar een steekhoudende onderbouwing hiervan ontbreekt, ook in de gronden van beroep waarnaar wordt verwezen. De opmerkingen in de gronden van beroep dat niet duidelijk is voor wie het restaurant dient en dat er genoeg andere plekken in de gemeente zijn waar dit restaurant wel thuishoort, kunnen niet als zodanig aangemerkt worden. Voorts merken verzoekers terecht op dat in het recente bestemmingsplan de bestemming horeca juist ontbreekt, maar ook deze omstandigheid kan niet leiden tot de conclusie dat ontwrichting dreigt.

Daarnaast hebben verzoekers opgemerkt dat de vergunningverlening in tegenspraak is met de wens om langs de toekomstige route naar Meerstad horeca te krijgen en dit niet te laten voorkomen door te veel concurrentie. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder ter zitting echter voldoende duidelijk uiteengezet dat aan de route naar Meerstad, die langs maar niet door het bedrijventerrein Driebond zal lopen, voorzieningen voor fastfood beoogd worden, terwijl op het bedrijventerrein juist andersoortige horeca gewenst wordt. Het is daarom ook niet aannemelijk dat zich op enig moment langs de route naar Meerstad ontwrichting zal voordoen.

6.1. Ingevolge artikel 8:69a van de Awb vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.

6.2.

In de uitspraak van 11 september 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:1146) overweegt de AbRS het volgende over de betekenis van artikel 8:69a van de Awb:

“Uit de MvT bij het wetsvoorstel van de Wab (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) blijkt dat de wetgever ten aanzien van artikel 8:69a van de Awb heeft willen aansluiten bij artikel 1.9 van de Crisis- en herstelwet. Ook met artikel 8:69a van de Awb heeft de wetgever de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en de daadwerkelijke (of: achterliggende) reden om een besluit in rechte aan te vechten en dat de bestuursrechter een besluit niet moet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die niet strekt tot bescherming van een belang waarin de eisende partij feitelijk dreigt te worden geschaad.”

6.3.

Verzoekers hebben gronden aangevoerd betreffende de economische uitvoerbaarheid van het plan, de welstandsaspecten van het toekomstige uiterlijk van het gebouw, de waardestijging van het vastgoed door de vergunningverlening, de vraag of het plan behoort tot een categorie waarvoor geen verklaring van geen bedenkingen vereist is, de ruimtelijke onderbouwing, eventuele overlast, de beperking van de duur van de vergunning tot vijftien jaar, de motivering van de voorwaarde van daghoreca en de beschrijving van dat begrip, de brandcompartimentering, de vluchtroutes, de bruto oppervlaktes, de noodzaak van milieutechnisch onderzoek, eventueel extra verkeerslawaai en de bodemsituatie.

6.4.

De voorzieningenrechter overweegt dat verzoekers niet gevestigd zijn in de nabijheid van de Stettinweg zodat daaruit voor hen geen belang van ruimtelijke ordening voortvloeit. Voorts overweegt de voorzieningenrechter dat de wet- en regelgeving die geldt voor de door verzoekers genoemde aspecten niet beoogt het concurrentiebelang van verzoekers en andere concurrenten te beschermen. De onder 6.3. aangeduide gronden kunnen daarom niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.

7.

De gronden over het verlenen van een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet en het naleven van de Algemene Plaatselijke Verordening vallen buiten de omvang van het geschil omdat het bestreden besluit niet op deze aspecten ziet.

8.

Anders dan verzoekers stellen, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet gebleken dat de besluitvorming strijdig is geweest met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

9.

De voorzieningenrechter concludeert dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak zodat, met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb, onmiddellijk uitspraak wordt gedaan op het beroep.

10.

Het beroep is ongegrond. Dit betekent tevens dat het verzoek dient te worden afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter

-

verklaart het beroep ongegrond;

-

wijst het verzoek af.

Deze uitspaak is gedaan door mr. M.W. de Jonge, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst als griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2013.

De griffier, De voorzieningenrechter,

Rechtsmiddel