Home

Rechtbank Noord-Nederland, 23-03-2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:1066, 8986632 / AR VERZ 21-8

Rechtbank Noord-Nederland, 23-03-2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:1066, 8986632 / AR VERZ 21-8

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
23 maart 2021
Datum publicatie
1 april 2021
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2021:1066
Zaaknummer
8986632 / AR VERZ 21-8

Inhoudsindicatie

Ontbindingsverzoek door werkgever. Vaststellingsovereenkomst aangeboden. Verstoorde arbeidsverhouding voor aanbieden vso staat niet vast. Geen enkele onderbouwing gegeven. Ernstig verwijtbaar handelen werkgever. Transitievergoeding en billijke vergoeding toegewezen.

Uitspraak

Afdeling Privaatrecht

Locatie Groningen

zaak-/rolnummer: 8986632 / AR VERZ 21-8

Beschikking van de kantonrechter d.d. 23 maart 2021

inzake

de besloten vennootschap

EIKENBOOM B.V., h.o.d.n. [onderneming]

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

verzoekster in het verzoek,

verweerster in het voorwaardelijk tegenverzoek,

gemachtigde: mr. S.M.T.B. Huuskes,

tegen

[verweerster] ,

wonende te [woonplaats verweerster] ,

verweerster in het verzoek,

verzoekster in het voorwaardelijk tegenverzoek,

gemachtigde: mr. P.F.A. Reichenbach.

Partijen zullen hierna [onderneming] en [verweerster] worden genoemd.

1 Procesgang

1.1.

[onderneming] heeft een verzoekschrift ingediend dat ter griffie is binnengekomen op 22 januari 2021.

1.2.

[verweerster] heeft een verweerschrift ingediend dat ter griffie is binnengekomen op 15 februari 2021

1.3.

[onderneming] heeft op 22 februari 2021 een extra productie overgelegd.

1.4.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 februari 2021. [onderneming] - vertegenwoordigd door de heer [directeur] - is met haar gemachtigden, mr. S.M.T.B. Huuskes en mr. D. Lacevic, ter zitting verschenen. [verweerster] is samen met haar partner en haar gemachtigde, mr. P.F.A. Reichenbach, ter zitting verschenen. Partijen hebben hun standpunt (nader) toegelicht. Van het behandelde ter zitting zijn aantekeningen gemaakt.

1.5.

Ten slotte is beschikking bepaald.

2 De feiten

2.1.

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet (voldoende gemotiveerd) weersproken staat het volgende vast.

2.2.

[onderneming] exploiteert een apotheek in [vestigingsplaats onderneming] waarvan de heer [directeur] de directeur is. Er zijn zeventien mensen in dienst bij [onderneming] , waaronder [verweerster] .

2.3.

[verweerster] is met ingang van 21 februari 2012 in dienst getreden bij [onderneming] . Per 1 februari 2014 is er sprake van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor 20 uren per week. Vanaf 2017 is het dienstverband uitgebreid naar 28 uren per week. Het laatst verdiende loon is € 1.646,84 bruto per maand.

2.4.

Bij indiensttreding bestonden de werkzaamheden van [verweerster] voornamelijk uit het scannen van barcodes van medicijnen en het op de goede plek leggen van de medicijnen in de apotheek.

2.5.

Tot 2017 werkte [verweerster] in de [onderneming] in [vestigingsplaats] . De werkzaamheden in [vestigingsplaats] zijn vervallen en daarom is zij door [onderneming] in het medicijnensorteercentrum in Meppel tewerkgesteld.

2.6.

[verweerster] is in deze periode gescheiden en moest verhuizen.

2.7.

[verweerster] heeft zich meerdere malen ziek gemeld.

2.8.

Op 5 november 2019 heeft [verweerster] zich in verband met nek- en schouderklachten ziek gemeld. [verweerster] heeft hiervoor regelmatig de bedrijfsarts bezocht en er is een plan van aanpak opgesteld. In de probleemanalyse en het advies van de bedrijfsarts staat voor zover van belang het volgende:

"(…)Conclusie over de arbeidsongeschiktheid als gevolg van ziekte:

Mevrouw [verweerster] is arbeidsongeschikt ten gevolge van een medische aandoening.

Beperkingen en mogelijkheden in relatie tot de functie:

Er zijn beperkingen voor tillen, duwen, trekken, repeterende bewegingen met armen.

Dit geeft de volgende mogelijkheden ten aanzien van de werkhervatting:

Mevrouw probeert halve dagen te werken. Het werk is nog niet echt aangepast. Advies: Tijdelijk ander werk zonder repeterende handelingen.

Is de arbeidsongeschiktheid een gevolg van het werk of de omstandigheden?

De aandoening lijkt sterk werk gerelateerd. (…)"

2.9.

In de directe omgeving van [verweerster] hebben zich in december 2019 in een week tijd drie sterfgevallen voorgedaan.

2.10.

Op 23 december 2019 heeft mevrouw [partner directeur] de partner van [directeur] , die eveneens een eigen [onderneming] exploiteert, met [verweerster] een telefoongesprek gevoerd. [verweerster] heeft dat telefoongesprek opgenomen en daarvan een transcriptie gemaakt.

2.11.

Vanaf oktober 2020 is er een opbouwschema gevolgd waarbij [verweerster] van 20 uren per week naar 28 uren per week zou gaan. Per week is er 1 uur bijgekomen. Om de twee weken werd dit plan geëvalueerd. Op 20 november 2020 heeft de bedrijfsarts aangegeven dat [verweerster] vanaf 23 november 2020 weer volledig kon werken.

2.12.

Op 7 december 2020 is [directeur] naar het sorteercentrum in Meppel gereden waar [verweerster] op die dag werkzaam was. [directeur] en [verweerster] hebben een gesprek gevoerd waarbij [directeur] aan [verweerster] een vaststellingsovereenkomst heeft aangeboden om tot een einde van het dienstverband te komen. [onderneming] heeft [verweerster] de keuze geboden om de arbeidsovereenkomst via de kantonrechter te beëindigen of via een vaststellingsovereenkomst. In de vaststellingsovereenkomst heeft [onderneming] [verweerster] onder andere aangeboden om per 1 januari 2021 vrij te worden gesteld van arbeid, doorbetaling van het loon tot 1 maart 2021, een vergoeding van € 2.000,00 en een zorgbonus van € 1.700,00. [onderneming] heeft aangegeven dat [verweerster] 11 december 2020 haar keuze moet doorgeven.

2.13.

De heer [partner verweerster] , de partner van [verweerster] , heeft op maandagavond 7 december 2020 een brief aan [onderneming] gestuurd. In de brief staat onder meer het volgende:

"(…) Met het door u aangekondigde eenzijdige ontslag zonder opgaaf van redenen is voor mevrouw een onomkeerbare vertrouwensbreuk ontstaan die volledig aan werkgever te wijten is. Mevrouw acht zich dan ook niet meer in staat om tot het einde van haar dienstverband d.d. 1 maart 2021 nog op haar werk terug te keren. Zij meldt zich bij deze werkgerelateerd ziek. Dat neemt niet weg dat zij zich met klem verzet tegen de gehele gang van zaken m.a.w. niet akkoord gaat met het door u aangekondigde eenzijdige ontslag. (…)

Alles overziende verwacht ik van u een vaststellingsovereenkomst te ontvangen die recht doet aan het onrecht dat mevrouw wordt aangedaan en waarin mevrouw wordt gevrijwaard van enige aansprakelijkheid voor haar ontslag. Vooralsnog ga ik er van uit dat ik hier namens mevrouw samen met u uit zal komen. Zoniet dan zullen wij deze casus moeten voorleggen aan het kantongerecht. (…)"

2.14.

Op 11 december 2020 heeft de gemachtigde van [onderneming] een brief aan [verweerster] verstuurd. In de brief staat onder meer het volgende:

"(…) In de laatste drie jaren van het dienstverband is er wrijving ontstaan tussen partijen en was er sprake van een moeizame communicatie en samenwerking. Partijen hebben hier meerdere keren over gesproken en cliënte meent dat zij vaker heeft geprobeerd om de relatie te verbeteren.

Ondanks deze gesprekken is de relatie tussen partijen tot nu toe niet verbeterd. (…)"

2.15.

Bij brief van 14 december 2020 heeft [partner verweerster] namens [verweerster] een brief aan de gemachtigde van [onderneming] gestuurd. Daarin staat onder meer dat [verweerster] zich totaal niet in het beeld herkent dat er sprake zou zijn van een verstoorde arbeidsverhouding in de afgelopen jaren. [verweerster] geeft ook aan dat er volgens haar nooit is gesproken over een moeizame communicatie en samenwerking.

2.16.

Een collega van [verweerster] die anoniem wil blijven heeft een Whatsappbericht aan [directeur] verstuurd. In het bericht staat het volgende:

"Hoi [directeur] hierbij mijn punten

-

Alles doen op haar manier en niks aannemen van anderen

-

Werk laten liggen en dat andere dat op moeten ruimen

-

Geen kritiek kunnen verdragen

-

Altijd zeggen heb ik niet gedaan terwijl wij zeker weten dat ze dat wel heeft gedaan

-

Niet eerlijk zijn

-

De hele dag op haar telefoon aan t appen

-

Negatieve energie uitstralen

-

Alles vergelijken met hoe het was voorheen.

Hoop dat je hier wat mee kan.”

3 Het verzoek, het verweer en het voorwaardelijk tegenverzoek

verzoek van [onderneming]

3.1.

[onderneming] heeft een verzoek ingediend om indien mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. de arbeidsovereenkomst tussen partijen op zo kort mogelijke termijn te ontbinden;

II. [verweerster] te veroordelen in de proceskosten, de nakosten daaronder inbegrepen.

3.2.

[onderneming] heeft - verkort weergegeven - aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat de arbeidsovereenkomst die tussen partijen bestaat op zo kort mogelijke termijn moet worden ontbonden op grond van artikel 7:669 lid 3 onder g van het Burgerlijk Wetboek (BW). Volgens [onderneming] is er sprake van een zodanig verstoorde arbeidsverhouding dat van haar in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. [onderneming] heeft gesteld dat er de afgelopen drie jaar sprake is van een moeizame arbeidsrelatie en dat hier veelvuldig over is gesproken en zij telkens, maar tevergeefs heeft geprobeerd om de situatie en de relatie tussen partijen te verbeteren. Volgens [onderneming] was [verweerster] mede door haar privéproblemen (o.a. scheiding) minder betrokken geraakt bij haar werk, maar heeft zij haar de tijd en ruimte gegeven om hiermee om te gaan. Naarmate de tijd verstreek werd de werkhouding van [verweerster] niet beter, vond zij haar werk niet meer leuk en lagen de prioriteiten van [verweerster] niet meer bij haar werkzaamheden. Ook heeft [verweerster] zich diverse keren kort ziekgemeld als bijvoorbeeld haar aangevraagde verlof niet werd goedgekeurd. De samenwerking met collega's liep ook niet goed. Om voor beide partijen tot een oplossing te komen voor de uitzichtloze situatie heeft [onderneming] op 7 december 2020 aan [verweerster] aangeboden om de arbeidsovereenkomst door middel van een vaststellingsovereenkomst te beëindigen. [verweerster] is hiermee niet akkoord gegaan en daarom is [onderneming] deze procedure gestart.

3.3.

[verweerster] heeft verweer gevoerd tegen het verzoek en geconcludeerd tot afwijzing daarvan. Hiertoe heeft zij - verkort weergegeven - aangevoerd dat [onderneming] nimmer gesprekken met haar heeft gevoerd over de door [onderneming] gestelde moeizame arbeidsverhouding. De door [onderneming] aangeboden vaststellingsovereenkomst kwam voor haar dan ook geheel onverwacht en viel rauw op haar dak. [verweerster] heeft aangevoerd dat de arbeidsverhouding nu verstoord is geraakt, maar dat dit enkel te wijten is aan [onderneming] .

voorwaardelijk tegenverzoek van [verweerster]

3.4.

Voor zover het verzoek tot ontbinding van [onderneming] zal worden toegewezen heeft [verweerster] verzocht - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - om:

I. de arbeidsovereenkomst per 1 mei 2021 te ontbinden;

II. [onderneming] te veroordelen tot het voldoen van de wettelijke transitievergoeding aan [verweerster] ;

III. [onderneming] te veroordelen om aan [verweerster] primair een billijke vergoeding ter hoogte van € 335.580,00, althans subsidiair € 34.545,00 bruto, althans in een goede justitie te bepalen billijke vergoeding, te voldoen en in alle gevallen te vermeerderen met de wettelijke rente;

IV. [onderneming] te veroordelen om aan [verweerster] de zorgbonus over het jaar 2020 en 2021 ter hoogte van in totaal € 2.000,00 netto te voldoen;

V. [onderneming] te veroordelen om het achterstallige salaris over de maand december 2020 en de maand januari 2021 aan [verweerster] te voldoen, alsook het salaris inclusief emolumenten over de maand februari 2021 en de hierop volgende maanden volledig te blijven voldoen zolang de arbeidsovereenkomst van kracht blijft;

VI. [onderneming] te veroordelen tot uitbetaling van de opgebouwde, maar niet genoten vakantiedagen over het jaar 2020 en 2021;

VII. [onderneming] te veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging van 50% ex artikel 7:625 BW over de zorgbonus en over het achterstallig salaris, voor zover de betalingen achterstallig zijn en met inachtneming van de door de wet gegeven berekening;

VIII. [onderneming] te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over het onder II tot en met VII verzochte, vanaf het moment van opeisbaarheid tot aan de dag van algehele voldoening;

IX. [onderneming] te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking aan [verweerster] een deugdelijke bruto-netto specificatie te verstrekken op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 10.000,00 voor elke dag na de genoemde termijn dat niet wordt voldaan;

X. [onderneming] te veroordelen in de proceskosten.

3.5.

Aan het verzoek heeft [verweerster] ten grondslag gelegd dat het aanbod om door middel van een vaststellingsovereenkomst de arbeidsovereenkomst te beëindigen, rauw op haar dak is gevallen. [verweerster] heeft aangevoerd dat er nimmer een gesprek met haar is gevoerd over de gestelde moeizame arbeidsverhouding en dat zij het altijd goed heeft kunnen vinden met haar collega's en met de heer [directeur] . Door te handelen zoals [onderneming] heeft gedaan, heeft [onderneming] volgens [verweerster] ernstig verwijtbaar jegens haar gehandeld en is [onderneming] een billijke vergoeding aan haar verschuldigd. Volgens [verweerster] acht zij het waarschijnlijk dat zij tot haar pensioengerechtigde leeftijd bij [onderneming] had gewerkt als deze situatie zich niet had voorgedaan. Daarom verzoekt [verweerster] primair om een billijke vergoeding van € 335.580,00. [onderneming] had volgens [verweerster] in ieder geval een dossier moeten vormen voordat zij op grond van een verstoorde arbeidsverhouding of disfunctioneren een ontbindingsprocedure kon starten. Dit had wellicht nog meer dan een jaar geduurd. Ook zal het gelet op de arbeidsmarktpositie van [verweerster] nog een half jaar duren voordat zij een nieuwe baan heeft gevonden en is de gang van zaken haar niet in de koude kleren gaan zitten. Om deze redenen heeft [verweerster] subsidiair verzocht om een billijke vergoeding van 34.545,00 bruto. Verder heeft [verweerster] aangevoerd dat zij recht heeft op een transitievergoeding, 100% van het (achterstallige) salaris vanaf december 2020 tot en met het einde van de arbeidsovereenkomst, de zorgbonus van 2020 en 2021, uitbetaling van niet genoten opgebouwde vakantiedagen en op een deugdelijke bruto-netto specificatie.

3.6.

Voor zover van belang zullen de standpunten van partijen bij de beoordeling nader uiteen worden gezet.

4 De beoordeling

5 Beslissing