Rechtbank Noord-Nederland, 04-06-2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:2347, 9139970 AR VERZ 21-24
Rechtbank Noord-Nederland, 04-06-2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:2347, 9139970 AR VERZ 21-24
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 4 juni 2021
- Datum publicatie
- 9 januari 2024
- ECLI
- ECLI:NL:RBNNE:2021:2347
- Zaaknummer
- 9139970 AR VERZ 21-24
Inhoudsindicatie
Transitievergoeding bij het intrekken van en ontbindende voorwaarde
Uitspraak
Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer.: 9139970 AR VERZ 21-24
beschikking van de kantonrechter d.d. 4 juni 2021
[verzoeker] ,
wonende te Leeuwarden,
verzoeker,
gemachtigde: mr. H.D. Postma,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
G4S SECURITY SERVICES B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster,
gemachtigde: mr. T. Yekhlef.
Partijen zullen hierna [verzoeker] en G4S worden genoemd.
1 Het procesverloop
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift ex artikel 7:681 lid 1 sub a BW;
- het verweerschrift ex artikel 7:681 lid 1 sub a BW;
- de mondelinge behandeling op 7 mei 2021 (die in verband met de coronamaatregelen heeft plaatsgevonden via Skype) en de op voorhand door de gemachtigde van G4S toegezonden pleitaantekeningen.
2 De feiten
[verzoeker] is op 18 mei 2011 in dienst getreden bij G4S. Het salaris van [verzoeker] bedroeg laatstelijk € 2.321,04 per vier weken exclusief vakantiegeld en overige emolumenten. Artikel 4 van de arbeidsovereenkomst luidt:
De overeenkomst wordt aangegaan onder de ontbindende voorwaarde dat werknemer over een wettelijke vereist, geldig legitimatiebewijs beschikt. (…..)
(…..) Ingeval het legitimatiebewijs door de daartoe bevoegde instantie tussentijds wordt ingetrokken of niet wordt verlengd, dan eindigt het dienstverband van rechtswege op de dag waarop de werkgever verneemt dat het legitimatiebewijs is ingetrokken of niet wordt verlengd.
Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Particuliere Beveiliging van toepassing. Artikel 12 lid 4 van de CAO Particuliere Beveiliging luidt:
Een werkgever mag een werknemers slechts in dienst nemen en houden, indien de werknemer in het bezit is van de toestemming van de overheid om de functie van beveiliger uit te oefenen.
[verzoeker] is op 7 december 2020 aangehouden als verdachte in een strafzaak en hij is in voorlopige hechtenis gesteld. Op 20 januari 2021 is de door de officier van justitie gevorderde verlenging gevangenhouding door de strafkamer van rechtbank afgewezen omdat de ernstige bezwaren, die tot het bevel gevangenhouding hadden geleid, niet langer aanwezig waren. De voorlopige hechtenis van [verzoeker] is daarbij opgeheven en [verzoeker] is in vrijheid gesteld.
Op 4 februari 2021 heeft [verzoeker] een besluit van de korpschef politie-eenheid Amsterdam ontvangen met de mededeling dat de toestemming om voor G4S werkzaamheden te verrichten, zoals bedoeld in de zin van artikel 7 lid 2 van de Wet Particuliere Beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus (Wpbr), per direct was ingetrokken. Dit besluit vermeldt onder meer (voor zover van belang):
Het geen waar de verdenking zich op richt, is dat er op 21 en 25 augustus 2020 aangifte tegen u is gedaan van poging tot doodslag.
U wordt verdacht van het doen plegen of medeplegen dan wel medeplichtig te zijn van het aanbrengen van ernstige verwondingen, namelijk twee steekwonden in de buik van de aangever. Aangever/slachtoffer is hiervoor opgenomen in het M.C.L. ziekenhuis waar hij moest worden geopereerd.
U wordt er tevens van verdacht dat uw de aangever/slachtoffer hulpeloos zou hebben achtergelaten. Het is niet ondenkbaar dat aangever/slachtoffer had kunnen overlijden door de aan hem toegebrachte verwondingen.
Gelet op het feit dat het onderzoek nog in volle gang is, de aard van het misdrijf en het strafrechtelijk belang, kan ik hier geen informatie over delen.
Het feit dat de zaak nog in onderzoek is bij de politie, u in preventieve hechtenis heeft gezeten, maakt dat er nog serieuze verdenkingen tegen u bestaan. U heeft voor bovenstaande tot 20 januari 2021 in preventieve hechtenis gezeten in de Penitentiaire Inrichting te Almelo. Ondanks dat dit beëindigd is, betekent niet, dat er geen serieuze verdenkingen meer tegen u gericht zijn. Er zijn in het strafrechtelijk dossier voldoende aanwijzingen om aan te nemen dat u nog immer verdachte bent in deze zaak en derhalve onvoldoende betrouwbaar bent om voor een beveiligingsorganisatie werkzaamheden te verrichten.
Als gevolg van de intrekking van de Wbpr-toestemmig heeft de beveiligingspas van [verzoeker] zijn geldigheid verloren.
G4S is op 8 februari 2021 in kennis gesteld van de intrekking en zij heeft bij brief van 8 februari 2021 aan [verzoeker] te kennen gegeven dat de ontbindende voorwaarde in zijn arbeidsovereenkomst is vervuld, waardoor deze van rechtswege is geëindigd.
[verzoeker] heeft bij brief van 3 maart 2021 hiertegen geprotesteerd en aangegeven dat de ontbindende voorwaarde niet rechtsgeldig is én dat deze niet in vervulling is gegaan.
[verzoeker] heeft op 10 maart 2021 bezwaar gemaakt tegen het besluit van de korpschef. Hierop is nog niet beslist.
De strafzaak tegen [verzoeker] loopt nog.
3 Het verzoek
[verzoeker] verzoekt om voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. Voor recht te verklaren dat de gedane opzegging van G4S van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is c.q. dat er sprake is van een onregelmatige opzegging, dan wel een zodanige beslissing te nemen als de kantonrechter in goede justitie zal vermenen te behoren;
2. G4S te veroordelen om aan [verzoeker] een billijke vergoeding te betalen van
€ 30.313,00, althans een in goede justitie te bepalen billijke vergoeding, welk bedrag te vermeerderen is met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2021, althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum;
3. G4S te veroordelen om aan [verzoeker] de transitievergoeding ex artikel 7:673 BW ad
€ 8.190,27 te betalen, welk bedrag te vermeerderen is met de wettelijke rente vanaf
8 maart 2021;
4. G4S te veroordelen in de kosten van de procedure welke kosten zijn te vermeerderen met de nakosten.
[verzoeker] stelt dat de ontbindende voorwaarde zoals geformuleerd in de arbeidsovereenkomst in strijd is met het gesloten ontslagstelsel van de wet vanwege haar aard, inhoud en context. De ontbindende voorwaarde voldoet volgens [verzoeker] niet aan de door de Hoge Raad geformuleerde criteria voor de geldigheid van een ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst. Zo is zijn arbeidsovereenkomst niet inhoudsloos geworden omdat hij invulling aan zijn functie van beveiligingsemployé kan geven zonder dat hij daarvoor zijn beveiligingspas nodig heeft. Op die manier kan het tijdelijk ontbreken van de Wbpr-toestemming worden overbrugd. Daarnaast is intreden van de ontbindende voorwaarde afhankelijk van de subjectieve beoordeling van de omstandigheden door G4S. G4S waardeert die omstandigheden zo dat de ontbindende voorwaarde definitief is ingetreden. Het besluit van de korpschef om de Wbpr-toestemming in te trekken is echter niet definitief omdat de bezwaarschriftprocedure niet is afgerond. Er is daarom volgens [verzoeker] sprake van een onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst doordat de opzegtermijn niet in acht is genomen. [verzoeker] ziet af van vernietiging van de opzegging, maar verzoekt om toekenning van een billijke vergoeding. Daarnaast maakt hij aanspraak op de transitievergoeding.