Home

Rechtbank Noord-Nederland, 02-02-2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:305, LEE 20/2521

Rechtbank Noord-Nederland, 02-02-2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:305, LEE 20/2521

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
2 februari 2021
Datum publicatie
22 april 2021
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2021:305
Formele relaties
Zaaknummer
LEE 20/2521

Inhoudsindicatie

Mijnbouwschade. De rechtbank moet in deze zaak onder andere de vraag beantwoorden of verweerder het wettelijk bewijsvermoeden, zoals geformuleerd in artikel 6:177a van het Burgerlijk Wetboek, terecht weerlegd heeft geacht voor een aantal schades van eiser. Daarnaast gaat dit geschil over de vraag of de door deskundigen geadviseerde herstelmethode voor een aantal schades een genoegzaam en deugdelijk herstel van de schade oplevert. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder met een voldoende grote mate van zekerheid een andere uitsluitende oorzaak dan bodembeweging door gaswinning heeft aangewezen, zodat het bewijsvermoeden is weerlegd. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich heeft mogen baseren op de hersteladviezen in de deskundigenrapporten. Het beroep is ongegrond.

Uitspraak

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 20/2521

(gemachtigde: mr. A.A. Westers),

en

(gemachtigde: mr. K. Winterink).

Procesverloop

Bij besluit van 2 december 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser een schadevergoeding toegekend van €7.756,45.

Bij besluit van 14 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gedeeltelijk gegrond verklaard en een aanvullende schadevergoeding toegekend van €1.323,88.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 december 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door mw. mr. S. Goldbohm, jurist bij het Instituut. Daarnaast is verschenen dhr. L.H.N. Nabben, werkzaam als deskundige bij schade-expertisebureau NIVRE.

Feiten en omstandigheden

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.

1.1.

Eiser heeft op 16 januari 2018 een aanvraag om schadevergoeding ingediend bij de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (thans: Instituut Mijnbouwschade Groningen, hierna: verweerder). Het gaat daarbij om een aanvraag ter vergoeding van geleden aardbevingsschade op het adres [adres] te [plaats] .

1.2.

Verweerder heeft deskundige A. Warnaar aangewezen om de schade te taxeren. Warnaar heeft op 20 maart 2019 een adviesrapport uitgebracht aan verweerder. Op

15 mei 2019 heeft eiser een zienswijze op het adviesrapport ingediend.

1.3.

Naar aanleiding van de zienswijze heeft verweerder aanvullende vragen gesteld aan Warnaar. Op 17 oktober 2019 heeft Warnaar een herzien adviesrapport uitgebracht

1.4.

In het primaire besluit heeft verweerder aan eiser een schadevergoeding toegekend van €7.756,45. Daarbij is het deels het primaire adviesrapport en deels het herziene adviesrapport gevolgd. Daarnaast heeft verweerder besloten om een vergoeding voor bijkomende kosten toe te kennen, waaronder een extra overlastvergoeding van €350,-.

1.5.

Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Eiser heeft zijn bezwaren mondeling toegelicht tijdens de hoorzitting op 17 juni 2020 bij de Commissie Advisering Bezwaarschriften Schade door Mijnbouw (de commissie). Bij de hoorzitting was ook deskundige L. Nabben aanwezig. In het advies van 23 juni 2020 heeft de commissie geadviseerd om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren en aan hem een aanvullende schadevergoeding van €111,73 toe te kennen.

1.6.

In het bestreden besluit heeft verweerder, onder overname van het commissieadvies, het bezwaar van eiser deels gegrond verklaard, en besloten dat eiser in totaal een schadevergoeding van €9.080,33 (inclusief rente) zal ontvangen. Het totaal uit te keren bedrag aan schadevergoeding is als volgt opgebouwd:

-

€6.801,49 voor vergoeding van de schade toegekend in het primaire besluit;

-

€259,96 voor wettelijke rente;

-

€695,- voor bijkomende kosten in het primaire besluit;

-

€117,88 voor vergoeding van de schade extra toegekend in het bestreden besluit;

-

€150,- voor een extra toegekende overlastvergoeding;

-

€6,- voor wettelijke rente;

-

€1.050,- voor proceskostenvergoeding in bezwaar.

Toepasselijke regelgeving

2. Artikel 6:177a van het Burgerlijk Wetboek (BW) luidt als volgt:

1. Bij fysieke schade aan gebouwen en werken, die naar haar aard redelijkerwijs schade door beweging van de bodem als gevolg van de aanleg of de exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van het winnen van gas uit het Groningenveld of gasopslag bij Norg zou kunnen zijn, wordt vermoed dat die schade veroorzaakt is door de aanleg of de exploitatie van dat mijnbouwwerk.

2. De benadeelde kan zich slechts beroepen op het vermoeden, bedoeld in het eerste lid, indien hij de exploitant, bedoeld in artikel 177, op diens verzoek de relevante bescheiden betreffende het gebouw of werk ter inzage geeft indien hij daarover beschikt, en de exploitant genoegzaam gelegenheid geeft de schade te onderzoeken.

Overwegingen

Beslissing

Rechtsmiddel