Home

Rechtbank Noord-Nederland, 22-12-2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:5263, 21/1567

Rechtbank Noord-Nederland, 22-12-2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:5263, 21/1567

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
22 december 2021
Datum publicatie
13 januari 2022
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2021:5263
Formele relaties
Zaaknummer
21/1567

Inhoudsindicatie

Het betreft een rijksmonument met oa stuc op riet plafonds. Gaat over wijze van herstel.

Verder gaat het over de voegen of het een daggevoeg/knipvoeg moet zijn of een gewone en waarmee de voegen moeten worden hersteld.

Dan komt nog aan de orde het Charter van Venetië en de overlastvergoeding.

Uitspraak

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 21/1567

en

(gemachtigden: mr. S.C. Goldbohm en mr. K. Winterink).

Procesverloop

In het besluit van 20 juli 2020 (primair besluit) heeft verweerder eiser een schadevergoeding toegekend van € 75.906,04.

In het besluit van 2 april 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiser heeft bij brief van 16 oktober 2021 op het verweerschrift gereageerd.

De rechtbank heeft het beroep op 25 oktober 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Tevens is verschenen de deskundige N. Handgraaf, senior schade-expert bij 10BE.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.

1.1.

Op 3 november 2018 heeft eiser een aanvraag tot schadevergoeding door mijnbouw ingediend met betrekking tot zijn boerderij op het perceel [adres] te [plaats] . De boerderij van eiser is een rijksmonument.

1.2.

Op 18 juni 2020 heeft deskundige S. Haverkort (Haverkort) van expertisebureau 10BE in opdracht van de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (hierna ook: verweerder) een adviesrapport uitgebracht. Dit rapport is gebaseerd op een opname van de schade op 11 mei 2020. In het rapport zijn 157 schades beschreven. Deskundige Haverkort heeft geadviseerd om eiser een schadevergoeding toe te kennen van € 71.815,31.

1.3.

In het primaire besluit heeft verweerder eiser een schadevergoeding toegekend van € 75.906,04.

2. Bij het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard en heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft zich mede gebaseerd op het rapport van G. Dorman (Dorman) van expertisebureau 10BE van 26 januari 2021 (Addendum bezwaar).

3. De rechtbank overweegt als volgt.

Algemeen

3.1.

De rechtbank stelt vast dat deze zaak zich met name richt op de wijze van herstel van de geconstateerde schades en, daaraan gekoppeld, de hoogte van de schadevergoeding. Alleen ten aanzien van schades 8, 11 en 12 is in geschil of deze het gevolg zijn van mijnbouwactiviteiten.

3.2.

Verweerder heeft verschillende deskundigen ingeschakeld bij de beoordeling van de schade aan eisers boerderij. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) mag een bestuursorgaan, als in een advies van een door dat bestuursorgaan benoemde deskundige op objectieve en onpartijdige wijze verslag is gedaan van het door de deskundige verrichte onderzoek en op inzichtelijke wijze is aangegeven welke feiten en omstandigheden aan de conclusies ervan ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies niet onbegrijpelijk zijn, bij het nemen van een besluit van dat advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid naar voren zijn gebracht.

Schade 2 tot en met 7, 19 tot en met 23 (stucwerk goten) en 26 (schade in zandsteen)

4. Eiser is van mening dat ten aanzien van deze schades niet kan worden volstaan met het herstellen van de scheuren in het stucwerk. Vanwege het opslingereffect verwacht hij namelijk scheurvorming in het onderliggende metselwerk van het stucwerk.

Op zitting heeft eiser een brief overgelegd van 21 oktober 2021 van ir. L.W. Barneveld (Barneveld) die betrokken is bij de restauratie van zijn boerderij. In die brief zegt Barneveld dat het zeer onwaarschijnlijk is dat de scheuren alleen in het stucwerk zitten. Verder wijst eiser erop dat bij schade 27 de scheur wel doorloopt in het stucwerk.

4.1.

Verweerder verwijst naar wat de deskundige Dorman op de hoorzitting heeft aangegeven, namelijk dat er geen aanwijzingen zijn dat de scheurvorming doorloopt in het metselwerk. Hierbij is van belang dat de schade niet naar beneden doorloopt in het metselwerk. Deskundige Handgraaf heeft het standpunt van Dorman bevestigd. In zijn advies zegt hij daarover het volgende:

“De zichtbare schade in het stucwerk, onder de goten, betreft oppervlakkige verticale schade in het stucwerk. Bij bestudering van de foto’s bij de diverse schadenummers is duidelijk te zien dat de coating laag van de gestucte plint craquelé sporen heeft. Duidt onder andere op veroudering van beschermlaag. Daarnaast is de coating op diverse plekken aan het afbladeren. Het afbladeren is een gevolg van weersinvloeden in combinatie met veroudering. Onder de gestucte plint loopt de scheurvorming niet door in het zichtbare metselwerk. Dit in acht nemende is het zeer onwaarschijnlijk dat de scheurvorming van de gestucte plint doorloopt in het metselwerk wat eronder zit. (...) Reactie op opmerking dat “opzwaai of opslingereffect” heeft bijgedragen aan de oorzaak van de schade. Dit effect kan optreden bij hogere gebouwen (vanaf bv de 3e verdieping) met een hoofddraagconstructie van b.v. staal waarbij de trilling vanaf maaiveld mogelijk versterkt wordt naarmate het gebouw hoger is. Bij gebouwen waarbij de hoofddraagconstructie van metselwerk is en relatief laag is (onder de 3 verdiepingen) treedt dit effect niet op.”

4.2.

Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het rapport van Haverkort niet dat er sprake is van zichtbare schade aan het metselwerk onder het stucwerk. Dorman heeft tijdens de hoorzitting van de bezwaarschriftencommissie aangegeven dat alleen zichtbare schade wordt opgenomen en dat het onwaarschijnlijk is dat de scheurvorming doorloopt onder het metselwerk. Handgraaf heeft het standpunt van Dorman bevestigd. Over schade 27 heeft Handgraaf ter zitting nog opgemerkt dat het hier schade aan de muur betreft die doorloopt in het lijstwerk. Dat is een andere soort schade dan de schades die het hier betreft. Op basis van schade 27 kan volgens Handgraaf niet worden afgeleid dat er achter het overige stucwerk ook schade in het metselwerk zal bestaan. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zijn besluit op het rapport van Haverkort en de nadere uitleg van Dorman heeft mogen baseren. Eiser heeft onvoldoende twijfel doen ontstaan over het standpunt van deze deskundigen, welk standpunt door de deskundige Handgraaf is bevestigd. Voor het toekennen van een hogere schadevergoeding voor deze schades bestaat dan ook geen aanleiding. Deze beroepsgrond faalt dan ook.

Schade 40, 42 tot en met 45 en 46 tot en met 56 (voegwerk)

5. Eiser is van mening dat voor de schades 40 en 42 tot en met 45 ten onrechte geen toeslag voor kalkmortel is toegekend. Verder is hij van mening dat voor alle voegen een toeslag knipvoeg/snijvoeg/schaduwvoeg moet worden toegekend. Hij verwijst naar de brief van Barneveld die over het voegwerk heeft gezegd dat niet alleen de voorgevel, maar ook de noordgevel met snijwerk, wellicht knipwerk, is uitgevoerd. Platvol voegwerk werd in het gebouw doorgestreken met een dagge waarbij de stootvoeg werd gesneden. Dit werk is volgens Barneveld nu nog goed te onderscheiden. Het is volgens hem denkbaar dat in de noord- en voorgevel het voegwerk als gesneden voegwerk wordt hersteld, omdat dit werk het meest past bij het door de tijd aangetaste werk.

5.1.

Over de toeslag kalkmortel voor de schades 40 en 42 tot en met 45 heeft verweerder opgemerkt dat het hier cementgebonden voegen betreft, zodat het niet nodig is een toeslag voor kalkmortel toe te kennen. Voor wat betreft het ontbreken van een toeslag voor een knip-/snijvoeg, verwijst verweerder naar wat Dorman hierover in zijn rapport heeft opgemerkt, namelijk dat het er niet naar uitziet dat deze voegen ooit knipvoegen zijn geweest. Handgraaf heeft hierover opgemerkt:

“(...) de gevels van de woning en schuren [zijn] dermate verweerd (als gevolg van weersinvloeden) en door veroudering aangetast dat de originele uitvoering niet meer te herkennen is. Bij schade 40 en 42 tot en met 56 is bewust geen toeslag voor een knip/snijvoeg opgenomen. Op de foto’s en op locatie zijn er geen kenmerken van deze voegen meer zichtbaar. Het is niet gebruikelijk dat er bij schuren en bijgebouwen een knip- of snijvoeg werd toegepast. Daarnaast is het bekend dat een voeg een maximale levensduur heeft van ca. 40 tot 50 jaar (...). De voeg aan het pand is volgens de aanvragen nog “origineel”. Dit betekent dat de voeg ruim 140 jaar oud is. (...) Door langdurig uitgesteld onderhoud zijn de voegen nauwelijks aanwezig of zelfs slecht te achterhalen welk type voeg is gebruikt. De voegen hadden in een veel eerder stadium vervangen moeten worden.”

5.2.

De rechtbank is van oordeel dat verweerder deugdelijk heeft gemotiveerd waarom voor wat betreft de schades 40 en 42 tot en met 45 geen toeslag kalkmortel is toegekend. Daarnaast hebben de deskundigen Haverkort en Dorman deugdelijk gemotiveerd waarom in dit geval geen toeslag voor een knip-/snijvoeg is toegekend. Deze adviezen zijn door Handgraaf bevestigd. Ter zitting heeft Handgraaf nog toegelicht dat het calculatiemodel in dit geval ruim is opgezet. Met de toegekende vergoeding kan eiser een daggestreep in het voegwerk laten aanbrengen op de plekken waar vroeger wellicht, hoewel niet waarneembaar, een daggestreep heeft gezeten. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zijn besluit op het standpunt van de deskundigen heeft mogen baseren. Zij merkt daarbij nog op dat verweerder slechts als taak heeft de schade te herstellen en de boerderij in de toestand te brengen zoals die was voordat de schade optrad.

Schade aan de versiering op de plafonds (84, 86 tot en met 88 en 94)

Schade aan de stuc-op-riet plafonds (100 tot en met 102 en 113)

Schade 91

Schade 109 en 117 (scheur in stuc-op-riet wanden)

Schade 76 en 83 (schilderwerk van de lambrisering)

Schade 154 tot en met 156 (leemstucwerk wanden schuur)

Overige schades (8, 11, 12, 39, 75, 89 en 93)

Overlastvergoeding

Beslissing

Bent u het niet eens met deze uitspraak?