Home

Rechtbank Noord-Nederland, 04-03-2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:711, LEE 19-1001 e.v.

Rechtbank Noord-Nederland, 04-03-2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:711, LEE 19-1001 e.v.

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
4 maart 2021
Datum publicatie
5 maart 2021
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2021:711
Formele relaties
Zaaknummer
LEE 19-1001 e.v.

Inhoudsindicatie

Schorsing en intrekking van de aanwijzing van de Stint als bijzondere bromfiets. Waarop heeft aanwijzingsbesluit betrekking en ontvankelijkheidsperikelen. Uit de onderzoeken blijkt een voldoende basis voor schorsing van de aanwijzing. Geen strijd met artikel 1 van het Eerste Protocol van het EVRM. Geen onredelijke belangenafweging door verweerder gelet op het belang van de verkeersveiligheid. Geen strijd met een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur. Schorsingstermijn niet zodanig lang dat verweerder gehouden is om te compenseren. Voor wat betreft het intrekkingsbesluit is er sprake van een onzorgvuldig tot stand gekomen besluit, aangezien de deskundige contra-expertise door verweerder niet ter beoordeling is voorgelegd aan de ingeschakelde deskundige TNO, terwijl er sprake is van een beoordeling van technische aspecten. In het kader van een nieuw te nemen besluit dient verweerder nadrukkelijk mee te nemen dat compensatie van eisers aan de orde is.

Uitspraak

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

Zaaknummers: LEE 19/1001, 19/1006, 19/1165, 19/1168, 19/1877, 19/4067, 19/4071, 19/4072, 19/4073 en 19/4384

1. [eisers].gevestigd te [plaats], eisers sub 1,

(gemachtigde: mr. F. Onrust),

2. [eiseres].gevestigd te [plaats], eiseres sub 2,

(gemachtigde: mr. F. Onrust),

3. [eiseres]gevestigd te [plaats], eiseres sub 3,

(gemachtigde: mr. M.H.P. Coumans),

4. [eiseres], te [plaats], eiseres sub 4,

(gemachtigde: W.E. van Bentem);

5. [eiseres].gevestigd te [plaats], eiseres sub 5,

(gemachtigde: W.E. van Bentem),

en

(gemachtigde: mr. E.C. Pietermaat).

Procesverloop

Bij besluit van 1 oktober 2018 (het primaire besluit I) heeft verweerder besloten de aanwijzing van de Stint als bijzondere bromfiets als bedoeld in artikel 20b van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw 1994) voor onbepaalde tijd te schorsen.

Bij besluit van 5 februari 2019 (het bestreden besluit I) heeft verweerder de (afzonderlijke) bezwaren van eisers deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond verklaard.

Tegen het bestreden besluit I hebben eisers afzonderlijk beroep ingesteld bij de rechtbank.

Bij besluit van 5 februari 2019 (het primaire besluit II) heeft verweerder, onder weerlegging van de door eiseres sub 3 ingediende zienswijze, de aanwijzing van de Stint als bijzondere bromfiets als bedoeld in artikel 20b van de Wvw 1994 ingetrokken.

Bij besluit van 11 oktober 2019 (het bestreden besluit II) heeft verweerder de bezwaren van eisers deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond verklaard.

Verweerder heeft bij brief van 23 augustus 2019 de rechtbank verzocht ten aanzien van een aantal documenten toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en wel in die zin dat uitsluitend de rechtbank daarvan kennis zal mogen nemen. Verweerder heeft uitgebreid toegelicht dat er acht gewichtige redenen zijn die een beperkte kennisneming rechtvaardigen. Het belang van eisers om kennis te nemen van de in de openbare A-stukken weggelakte passages weegt niet op tegen het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen (onder wie de slachtoffers van het ongeval), het belang van het thans nog lopende politieonderzoek naar het ongeval in Oss en/of de bedrijfsbelangen van de fabrikant.

Bij brief van 3 december 2019 heeft de rechtbank in een tussenbeslissing geoordeeld dat de verzochte beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.

Eisers hebben de in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb bedoelde toestemming gegeven.

Verweerder heeft verweerschriften ingediend.

De zaken zijn gelijktijdig behandeld op de zitting van 15 december 2020.

Eisers sub 1 zijn vertegenwoordigd door [naam], bijgestaan door hun gemachtigde en mr. E. Sietses.

Eiseres sub 2 is vertegenwoordigd door haar gemachtigde en mr. E. Sietses.

Eiseres sub 3 is vertegenwoordigd door [naam]

, bijgestaan door haar gemachtigde.

Eiseres sub 4 is vertegenwoordigd door haar gemachtigde.

Eiseres sub 5 is vertegenwoordigd door haar gemachtigde.

Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. D. van Twist, H.C.M. Borman-Nijman en J. Ballieux.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden

1. Bij haar oordeelsvorming betrekt de rechtbank de navolgende feiten en omstandigheden.

Voorgeschiedenis

Op 28 juli 2011 heeft de fabrikant van de Stint (eiseres sub 3) een aanvraag ingediend

bij verweerder voor toelating van de Stint als bijzondere bromfiets. Na advies te hebben ingewonnen bij de Dienst Wegverkeer (hierna: RDW) respectievelijk de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (hierna: SWOV) heeft verweerder op

14 november 2011 besloten tot aanwijzing van de Stint als bijzondere bromfiets als bedoeld in artikel 20b van de Wvw 1994 (hierna: het aanwijzingsbesluit).

Op 20 september 2018 heeft in Oss een ernstig ongeval met een Stint plaatsgevonden. Naar aanleiding van dit ongeval is door de politie, in samenwerking met het Nederlandse Forensisch Instituut (hierna: NFI) en de Inspectie voor Leefomgeving en Transport (hierna: ILT), een verkennend technisch onderzoek uitgevoerd naar de technische staat van de Stint.

De Stint waarmee het ongeval heeft plaatsgevonden is op 20 september 2018 in beslag genomen en veiliggesteld. Op advies van het NFI is besloten het ongevalsvoertuig zo lang mogelijk ongemoeid te laten. De reden daarvoor was dat alles wat aan het ongevalsvoertuig zou worden veranderd (bijvoorbeeld door het uitvoeren van testen) onomkeerbaar zou zijn en later mogelijk consequenties voor het ongevalsonderzoek zou kunnen hebben. Het verkennend technisch onderzoek is daarom uitgevoerd op enkele andere Stints die door de politie zijn veiliggesteld dan wel door de fabrikant ter beschikking zijn gesteld.

1.1.

Op donderdag 27 september 2018 is een verkennend technisch onderzoek op de Stints verricht door de politie, in samenwerking met het NFI en de ILT. Bij dit onderzoek is

door onderzoekers van de politie, het NFI en de ILT gekeken naar aspecten die van belang zijn voor het goed en veilig functioneren van de Stint. Doel van het onderzoek was tevens om heldere werkhypotheses te kunnen opstellen, teneinde in de volgende fase goed richting te kunnen geven aan het onderzoek naar de Stint die bij het ongeval betrokken was. Tijdens het verkennend technisch onderzoek is gekeken naar:

- de reminrichting: dit betreft onderdelen van de Stint die betrekking hebben op het tot stilstand brengen van de Stint;

- de aandrijflijn: dit betreft onderdelen van de Stint die ervoor zorgen dat de wielen draaien en de Stint voortbeweegt;

- de stuurinrichting: dit betreft onderdelen van de Stint die betrekking hebben op het (be)sturen van de Stint.

1.2.

De eerste bevindingen van het verkennende onderzoek wezen op een aantal mogelijke problemen met vorenbedoelde onderdelen van de Stint die een gevaar kunnen opleveren voor de verkeersveiligheid. Het betrof de volgende bevindingen:

- Een enkele onderbreking/verstoring in een stroompad (doordat de zgn. “0-stroom-kabel” in het motorsysteem losraakt, breekt of anderszins contact verliest) kan leiden tot het versnellen van de Stint in de hoogst ingestelde snelheid (stand 5, maximaal 17,2 km/u). De bestuurder heeft dan geen mogelijkheid meer om de snelheid met het rechterhandvat (de “gashendel”) te regelen dan wel te matigen. Dat betekent dat de aandrijving in de hoogste stand blijft staan;

- Gebleken is dat de gasveer voor problemen kan zorgen. Als de gasveer afbreekt ontstaat eenzelfde situatie als bij de enkele onderbreking in een stroompad. Ook in die situatie kan dit leiden tot het versnellen van de Stint tot de hoogst ingestelde snelheid en heeft de bestuurder geen mogelijkheid om de snelheid met de gashendel te regelen;

- De bestuurder van de Stint kan in beginsel remmen middels de handrem, maar uit de testen is gebleken dat de handrem niet sterk genoeg is om de Stint tot stilstand te brengen. Als er met vol gas wordt gereden en tegelijkertijd met de handrem wordt geremd, schiet de Stint door de rem en heeft deze een veel langere remweg dan de Stint normaliter nodig heeft om tot stilstand te komen;

- De mogelijkheid bestaat om te remmen door middel van het omdraaien van de contactsleutel. Omdat de contactsleutel aan dezelfde kant als de handrem zit (aan de linkerkant), is het in een panieksituatie echter onnatuurlijk om met de linkerhand de rem los te laten om het contact te verbreken, terwijl het verbreken van het contact (aan de linkerkant) met de rechterhand niet gemakkelijk lijkt;

- Uit het onderzoek is voorts gebleken dat de bekabeling dik is en er een grote hoeveelheid stroom (16 ampère) gaat door de behuizing waarin de kabels zitten. Dit veroorzaakt hitte, die niet goed weg kan. Dat kan mogelijk tot problemen leiden, wat een oorzaak kan zijn van het losraken van de bovengenoemde “0-stroomkabel”. Deze “0-stroomkabel” is vast gesoldeerd. Afhankelijk van het gebruikte soldeer - waarbij geldt dat normale soldeer een smeltpunt heeft van 72 graden - bestaat de mogelijkheid dat dit bij oververhitting kan leiden tot het smelten van de soldeerpunten voordat de beveiliging van de elektromotor van de Stint de kritische waarde van de beveiliging, die voor de Stint op 82 graden is gesteld, bereikt en een storing aangeeft.

1.3.

Naast het eigen verkennend technisch onderzoek van de politie, het NFI en de ILT, zijn na het ongeval in Oss bij de politie twee meldingen binnengekomen van derden over

problemen met de Stint. De politie heeft deze meldingen gedeeld met de ILT. Het betreft een melding van een zakelijk bedrijf en een melding van een kinderdagverblijf.

1.4.

Op grond van de informatie uit het verkennend technisch onderzoek, uit de meldingen van derden en uit hetgeen daarover in gesprekken met de fabrikant is gewisseld, zijn bij verweerder twijfels gerezen over de veiligheid van de Stint waardoor verweerder

zich genoodzaakt voelde een maatregel te treffen die zou waarborgen dat voorlopig

geen Stints zouden deelnemen aan het verkeer op de openbare weg.

1.5.

Bij het primaire besluit I van 1 oktober 2018 heeft verweerder besloten de aanwijzing van de Stint als bijzondere bromfiets als bedoeld in artikel 20b van de Wvw 1994 voor onbepaalde tijd te schorsen (hierna: het schorsingsbesluit).

1.6.

Eiseres sub 4 heeft bij brief van 2 oktober 2018 afzonderlijk een bezwaarschrift tegen het schorsingsbesluit bij verweerder ingediend. Eiseres sub 4 heeft de gronden van bezwaar aangevuld bij brief van 10 oktober 2018 respectievelijk 21 oktober 2018. Tevens heeft eiseres de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Bij uitspraak van 1 november 2018 (ECLI:NL:RBMNE: 2018:5318) heeft de voorzieningenrechter dit verzoek afgewezen.

De overige eisers hebben bij afzonderlijke brieven een bezwaarschrift tegen het schorsingsbesluit bij verweerder ingediend.

1.7.

Kort na het nemen van het schorsingsbesluit is er via de politie bij de ILT nog een

melding binnengekomen van een kinderdagverblijf over problemen met de Stint. Bij deze melding zit tevens een rapport dat is opgemaakt door een externe veiligheidsadviseur naar aanleiding van verschillende gevaarlijke situaties die zich hebben voorgedaan met de Stint. In dit rapport is een aantal situaties beschreven waarin er geen controle meer kon worden uitgeoefend op de Stint, omdat deze niet meer reageerde op de bediening van de gashendel en de aandrijving daardoor bleef voortgaan totdat de contactsleutel uit het slot werd gehaald.

1.8.

Kort na het schorsingsbesluit heeft de I.LT op 16 oktober 2018 de Nederlandse

Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek (hierna: TNO) opdracht gegeven om een analyse uit te voeren op de veiligheid van de Stint in het algemeen en - in het geval het veiligheidsniveau als onvoldoende zou worden beoordeeld - naar hetgeen nodig is om de Stint veilig te maken.

1.9.

Eisers hebben hun bezwaarschriften mondeling toegelicht op een hoorzitting die is gehouden op 3 december 2018. Een verslag van deze hoorzitting bevindt zich onder de gedingstukken.

1.10.

Bij het bestreden besluit I van 5 februari 2019 heeft verweerder de (afzonderlijke) bezwaren van eisers deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond verklaard.

1.11.

TNO heeft de hier voren bedoelde analyse uitgevoerd en daarover gerapporteerd in een rapport van 12 december 2018. De bevindingen van TNO, zoals samengevat in het rapport, luiden als volgt:

“Een functionele veiligheidsanalyse heeft geleid tot een overzicht van de functionele risico’s en de daarbij behorende veiligheidsniveaus. Bij de gevonden risico’s zijn zes veiligheids-doelstellingen geformuleerd waaraan de voertuigen zouden moeten voldoen:

1. Tijdens het rijden moet het voertuig te allen tijde veilig tot stilstand gebracht kunnen worden;

2. Het moet te allen tijde worden voorkomen dat het voertuig onverwacht accelereert zodat de bestuurder de controle verliest over het voertuig;

3. Het moet te allen tijde mogelijk zijn om het voertuig handmatig naar een veilige plek te duwen zonder additionele handelingen;

4. Het voertuig moet te allen tijde bestuurbaar zijn;

5. Tijdens het rijden moet te allen tijde worden voorkomen dat het voertuig onverwacht zodanig hard remt dat de bestuurder de controle over het voertuig verliest; en

6. Als de bestuurder niet aanwezig is moet het voertuig in de parkeerstand staan.

Bij evaluatie van het keuringsvoertuig en de nieuwere voertuigen (H304 en H731) blijkt dat beide typen voertuigen aan geen van deze veiligheidsdoelstellingen voldoen. Het veiligheids-niveau van beide voertuigen is daarmee ontoereikend voor personenvervoer:

- Geen van de onderzochte voertuigen halen de wettelijk vereiste remvertraging van 4 m/s2. Bij het keuringsvoertuig valt op dat er geen bedrijfsrem is gemonteerd waarmee het voertuig kan worden afgeremd als de aandrijving niet meer beschikbaar is of niet goed functioneert. Voertuigen H304 en H731 hebben wel een bedrijfsrem maar die is

onvoldoende krachtig;

- Voor alle onderzochte Stints geldt dat het ontbreken van een zitplaats leidt tot veiligheidsrisico’s voor remmen en sturen door de grotere kans dat de bestuurder van het voertuig valt. Dit leidt in alle rijsituaties tot een onbeheersbare situatie; er is in die situatie immers geen bestuurder op het (rijdende) voertuig;

- Bij het keuringsvoertuig leidt losraken van de nuldraad naar de gashendel in een technisch oncontroleerbare en voor een bestuurder onbeheersbare versnelling van het voertuig. Het losraken van de nuldraad naar de gashendel leidt ook bij H304 en H731 tot het ongewenst versnellen van het voertuig. Bij H304 en H731 is deze faalmodus wel controleerbaar door het terugdraaien van de gashendel tot de nulstand. Het is echter niet waarschijnlijk dat een bestuurder in een panieksituatie altijd de goede actie onderneemt als deze situatie zich voordoet;

- Ook de automatische parkeerrem kan leiden tot gevaarlijke situaties wanneer deze ongewenst geactiveerd wordt tijdens het rijden. De kans dat dit gebeurt is te groot omdat veel faalmodi leiden tot dit ongewenst activeren. Bovendien kan een stilgevallen voertuig pas van een gevaarlijke plek verwijderd worden nadat de parkeerrem handmatig gelicht wordt en het contact uitgeschakeld wordt. Dit zijn geen intuïtieve handelingen, zeker niet in een panieksituatie.”

TNO heeft daarnaast aanbevelingen gedaan om de veiligheid van het gebruik van de Stint voor personenvervoer op een acceptabel niveau te krijgen. Deze aanpassingen zouden volgens TNO allemaal uitgevoerd moeten worden om de hier voren genoemde veiligheidsdoelstellingen te halen.

1.12.

Verweerder heeft bij brief van 13 december 2018 een afschrift van het onderzoeks-rapport van TNO d.d. 12 december 2018 aan de fabrikant van de Stint (eiseres sub 3) toegestuurd.

Verweerder heeft bij brief van 13 december 2018 aan eiseres sub 3 te kennen gegeven voornemens te zijn om de aanwijzing van de Stint als bijzondere bromfiets als bedoeld in artikel 20b van de Wvw 1994 in te trekken.

Tevens heeft verweerder met deze brief eiseres sub 3 in de gelegenheid gesteld om een zienswijze, gericht tegen voormeld voornemen, bij verweerder in te dienen.

1.13.

Eiseres sub 3 heeft bij brief van 9 januari 2019 een zienswijze bij verweerder ingediend.

1.14.

Bij het primaire besluit II van 5 februari 2019 heeft verweerder, onder weerlegging van de door eiseres sub 3 ingediende zienswijze, de aanwijzing van de Stint als bijzondere bromfiets als bedoeld in artikel 20b van de Wvw 1994 ingetrokken (hierna: het intrekkingsbesluit).

1.15.

Eisers sub 1 en eiseres sub 2 hebben bij brief van 15 maart 2019 een pro forma-bezwaarschrift tegen het intrekkingsbesluit bij verweerder ingediend. De gronden van bezwaar zijn bij brief van 9 mei 2019 ingediend.

Eiseres sub 3 heeft bij brief van 6 maart 2019 een bezwaarschrift tegen het intrekkingsbesluit bij verweerder ingediend. De gronden van bezwaar zijn aangevuld bij brief van 2 mei 2019.

Eiseres sub 4 heeft bij brief van 18 maart 2019 een bezwaarschrift tegen het intrekkingsbesluit bij verweerder ingediend. De gronden van bezwaar zijn aangevuld bij brief van 9 mei 2019.

Eiseres sub 5 heeft bij brief van 18 maart 2019 een bezwaarschrift tegen het intrekkingsbesluit bij verweerder ingediend. De gronden van bezwaar zijn aangevuld bij brief van 22 mei 2019.

1.16.

Eisers hebben hun bezwaarschriften mondeling toegelicht op een hoorzitting van

20 juni 2019. Een verslag van deze hoorzitting bevindt zich onder de gedingstukken.

1.17.

Bij het bestreden besluit II van 11 oktober 2019 heeft verweerder de bezwaren van eisers deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond verklaard.

Verweerder heeft bij het bestreden besluit II de bezwaren van eigenaren of huurders van (uitsluitend) Stints die volgens verweerder niet onder het aanwijzingsbesluit van 14 november 2011 vallen, en daarmee niet onder het intrekkingsbesluit, niet-ontvankelijk verklaard. Dit geldt voor bezwaren van eigenaren of huurders van (uitsluitend) Stints met een 1.200 Watt-elektro-motor. Dit zijn de hierboven genoemde eiseres sub 2, eiseres sub 4, eiseres sub 5 en eisers sub 1, met uitzondering van:

- [naam], gevestigd te [plaats];

- [naam], gevestigd te [plaats];

- [naam], gevestigd te [plaats];

- [naam]., gevestigd te [plaats];

- [naam], gevestigd te [plaats];

- [naam], gevestigd te [plaats];

- [naam], gevestigd te [plaats];

- [naam], gevestigd te [plaats];

- [naam], gevestigd te [plaats];

- [naam] gevestigd te [plaats];

- [naam], te [plaats];

- [naam], gevestigd te [plaats];

- [naam] gevestigd te [plaats];

- [naam], gevestigd te [plaats];

- [naam], gevestigd te [plaats];

- [naam], gevestigd te [plaats];

- [naam] gevestigd te [plaats];

- [naam], gevestigd te [plaats];

- [naam], gevestigd te [plaats];

- [naam] gevestigd te [plaats];

- [naam], gevestigd te [plaats];

- [naam] gevestigd te [plaats];

- [naam], gevestigd te [plaats];

- [naam], te [plaats]; en

- [naam], gevestigd te [plaats].

De bezwaren van eisers sub 1, voor zover ingediend namens de hierboven genoemde partijen, en eiseres sub 3 heeft verweerder bij het bestreden besluit II ongegrond verklaard.

Toepasselijke regelgeving

Rechtsoverwegingen

Beslissing

Rechtsmiddel