Home

Rechtbank Noord-Nederland, 30-03-2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:1109, LEE 21-1401

Rechtbank Noord-Nederland, 30-03-2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:1109, LEE 21-1401

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
30 maart 2022
Datum publicatie
11 april 2022
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2022:1109
Formele relaties
Zaaknummer
LEE 21-1401

Inhoudsindicatie

Omgevingsvergunning voor 16 appartementen. Geen schending van artikel 7:9 van de Awb. Geen bevoegdheid om toepassing te geven aan artikel 4, vierde lid, van bijlage II van het Bor. Strijd met het bestemmingsplan voor wat betreft de gerichtheid van de appartementen. Ondeugdelijk onderzoek naar vermindering zon- en lichtinval en schending privacy. Geen sprake van een evidente privaatrechtelijke belemmering. Bepalingen van het Bouwbesluit 2012 en relativiteit. Onvoldoende onderzoek naar brandveiligheidseis. Onderbouwing van het parkeren ondeugdelijk.

Uitspraak

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

Zaaknummers: LEE 21/1401

1.a. [eiseres], gevestigd te [plaats],

eiseres sub 1.a.,

1.b. H.J. Blanke, te [plaats], [eiser].,

1.c. E.L. Hofstee, te [plaats], [eiser].,

1.d. de erven van wijlen F.K. Blanke, te [plaats], [eisers].,

hierna gezamenlijk te noemen: eisers,

(gemachtigde: mr. T. Rijs),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoogeveen, verweerder,

(gemachtigde: mr. A.J. Pronk).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [vergunninghouder], te [plaats], vergunninghouder,

(gemachtigde: mr. P.C. van der Maas).

Procesverloop

Bij besluit van 24 april 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan vergunninghouder een omgevingsvergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) verleend voor het realiseren van 16 appartementen op het perceel [adres] te [plaats].

Bij besluit van 1 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eisers gegrond verklaard, het primaire besluit van 24 april 2020 herroepen en aan vergunning-houder met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, ten tweede, van de Wabo, eerste lid, aanhef en onder a, ten tweede, van de , in samenhang gelezen met artikel 4, vierde lid, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van

16 appartementen op voormeld perceel te Hoogeveen.

Tegen het bestreden besluit hebben eisers beroep ingesteld bij de rechtbank.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is behandeld op de zitting van 8 maart 2022.

Eisers zijn vertegenwoordigd door [namen], bijgestaan door hun gemachtigde.

Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Vergunninghouder is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden

1. Bij haar oordeelsvorming betrekt de rechtbank de navolgende feiten en omstandigheden.

1.1.

Vergunninghouder heeft op 24 februari 2020 een aanvraag om omgevings-vergunning voor het realiseren van 16 appartementen op voormeld perceel te [plaats] bij verweerder ingediend.

Deze aanvraag om omgevingsvergunning ziet op de activiteiten bouwen en handelen in strijd met de regels van de ruimtelijke ordening.

1.2.

Verweerder heeft voormeld bouwplan ter advisering voorgelegd aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en Cultuurhistorie (hierna: de welstandscommissie). In een advies van 2 maart 2020 heeft de welstandscommissie te kennen gegeven dat het bouwplan op zichzelf en in verband met zijn omgeving kan voldoen aan redelijke eisen van welstand.

1.3.

Op 23 april 2020 heeft de brandweer Drenthe positief geadviseerd onder voorwaarden.

1.4.

Bij primair besluit van 24 april 2020 heeft verweerder aan vergunninghouder een omgevingsvergunning ingevolge de Wabo verleend voor het realiseren van 16 apparte-menten op voormeld perceel te [plaats].

1.5.

Tegen dit besluit hebben eisers bij brief van 29 mei 2020 een bezwaarschrift bij verweerder ingediend.

1.6.

Eisers hebben het bezwaarschrift mondeling toegelicht op een hoorzitting van

2 september 2020 van de bezwaarschriftencommissie van de gemeente Hoogeveen (hierna: de commissie). Een verslag van deze hoorzitting bevindt zich onder de gedingstukken.

1.7.

Bij uitspraak van 28 oktober 2020 (ECLI:NL:RBNNE:2020:3718) heeft de voorzieningenrechter het door eiser sub 1.b. ingediende verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en het primaire besluit van 24 april 2020 geschorst tot zes weken na verzending van het besluit op bezwaar.

1.8.

De commissie heeft verweerder bij brief van 10 december 2020 geadviseerd om de bezwaren van eisers gegrond te verklaren en het primaire besluit van 24 april 2020 te herroepen.

1.9.

Bij besluit van 1 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eisers gegrond verklaard, het primaire besluit van 24 april 2020 herroepen en aan vergunninghouder met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, ten tweede, van de Wabo, eerste lid, aanhef en onder a, ten tweede, van de , in samenhang gelezen met artikel 4, vierde lid, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van

16 appartementen op voormeld perceel te [plaats].

Toepasselijke regelgeving

2. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.

Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo is het, voor zover thans van belang, verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.

Ingevolge artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo wordt de omgevings-vergunning, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, geweigerd, indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan.

Ingevolge artikel 2.10, tweede lid, van de Wabo wordt de aanvraag in gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder c, mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.

Ingevolge artikel 2.12, eerste lid, onder a en ten tweede, van de Wabo, eerste lid, onder a en ten tweede, van de kan de omgevings-vergunning, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen.

2.1.

De in artikel 2.12, eerste lid, onder a en ten tweede, van de Wabo, eerste lid, onder a en ten tweede, van de bedoelde algemene maatregel van bestuur is het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Ingevolge artikel 2.7 van het Bor worden als categorieën van gevallen als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, ten tweede, aangewezen de categorieën gevallen in artikel 4 van bijlage II.

Ingevolge artikel 4, vierde lid, van bijlage II van het Bor komt voor verlening van een omgevingsvergunning, waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a en ten tweede van de Wabo, eerste lid, onder a en ten tweede van de wordt afgeweken van het bestemmingsplan, in aanmerking: een dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte aan of op een gebouw, een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw, de uitbreiding van een bouwwerk met een bouwdeel van ondergeschikte aard dan wel voorzieningen gericht op het isoleren van een gebouw.

Ingevolge artikel 5, eerste lid, van bijlage II van het Bor blijft bij de toepassing van de artikelen 2, 3 en 4 het aantal woningen gelijk. Deze eis is niet van toepassing op de gevallen, bedoeld in:

a. de artikelen 2, onderdelen 3 en 22, en 3, onderdeel 1, voor zover het betreft huisvesting in verband met mantelzorg;

b. artikel 4, onderdeel 1, voor zover het betreft huisvesting in verband met mantelzorg;

c. artikel 4, onderdelen 9 en 11.

2.2.

Ingevolge het bestemmingsplan “Stadscentrum 2008” is aan het perceel de bestemming “Centrum” toegekend alsmede de aanduiding “SBA5”.

Ingevolge artikel 7.1 van de planregels van voormeld bestemmingsplan zijn gronden met deze bestemming bestemd voor:

a. detailhandel voor zover het de eerste en tweede bouwlaag betreft;

b. dienstverlening voor zover het de eerste en tweede bouwlaag betreft;

c. horecabedrijven categorie 1 voor zover het de eerste en tweede bouwlaag betreft;

d. horecabedrijven categorie 2, ter plaatse van de aanduiding “horeca van categorie 2” voor zover het de eerste en tweede bouwlaag betreft;

e. een drukkerij, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - drukkerij”, voor zover het de eerste bouwlaag betreft;

f. woningen voor zover het de tweede en hogere bouwlagen betreft.

Ingevolge artikel 7.2.1 onder c, van de planregels van voormeld bestemmingsplan dienen de hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - bouwklasse” te voldoen aan de eisen die in de volgende matrix zijn gesteld.

Het perceel heeft op de plankaart, behorend bij voormeld bestemmingsplan, de aanduiding “SBA5”, op grond waarvan de goothoogte maximaal 10 meter mag bedragen.

Overwegingen

Beslissing

Rechtsmiddel