Home

Rechtbank Noord-Nederland, 30-08-2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:3237, LEE 22-2077 en LEE 22-2796

Rechtbank Noord-Nederland, 30-08-2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:3237, LEE 22-2077 en LEE 22-2796

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
30 augustus 2022
Datum publicatie
2 september 2022
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2022:3237
Zaaknummer
LEE 22-2077 en LEE 22-2796
Relevante informatie
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2024] [Regeling ingetrokken per 2024-01-01], Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 04-04-2025 tot 01-07-2025], Woningwet [Tekst geldig vanaf 12-02-2025 tot 01-01-2026]

Inhoudsindicatie

Verzoeker betwist in essentie dat sprake is van een bouwwerk. In deze uitspraak wordt onder meer de vraag beantwoord of in het onderhavige geval sprake is van "een schip dat wordt gebruikt voor verblijf en dat is bestemd en wordt gebruikt voor de vaart" zoals bedoeld in artikel 1, zevende lid van de Woningwet.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummers: LEE 22/2077 en LEE 22/2796

uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 augustus 2022 op het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen in de zaak tussen

[verzoeker] h.o.d.n. [handelsnaam] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. J.H. van der Meulen)

en

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden, verweerder

(gemachtigden: T. Kuil en H. Veenstra).

Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen:

[derde partij #1] , uit [woonplaats] ;

[derde partij #2] , uit [woonplaats] ;

[derde partij #3] , uit [woonplaats] ;

[derde partij #4] , uit [woonplaats] ;

[derde partij #5] , uit [woonplaats]

[derde partij #6] , uit [woonplaats] en

[derde partij #7] , uit [woonplaats] ;

(gemachtigden: [derde partij #2] en [derde partij #4] ).

Inleiding

Verweerder heeft eerder een dwangsom opgelegd aan verzoeker. Het besluit op bezwaar in die eerdere procedure is gedateerd 19 oktober 2020. Verzoeker heeft daartegen beroep ingesteld. Dat beroep is bij uitspraak van 14 april 2022 ongegrond verklaard (ECLI:NL:RBNNE:2022:1179, niet gepubliceerd). Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld. Dat is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) ingeschreven onder zaaknummer 202203296/1/R3. Deze hoger beroepsprocedure is nog lopende.

[derde partij #1] heeft namens de omwonenden opnieuw om handhaving verzocht. Bij besluit van 10 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan verzoeker opnieuw een dwangsom opgelegd, waarbij de last inhoudt dat hij voor 20 juni 2022 de overtreding van artikel 2.1 lid 1 onder a en c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, aan/nabij [adres] te [woonplaats] dient te beëindigen en beëindigd dient te houden. Dit kan verzoeker doen door het ponton met woning te verwijderen en verwijderd te houden. Indien verzoeker deze last niet nakomt verbeurt hij een dwangsom van € 1.000,– per constatering, met een submaximum van € 1.000,- per dag en € 2.000,- per week, met een absoluut maximum van € 50.000,–.

Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is ingeschreven onder zaaknummer LEE 22/2077.

Verweerder heeft op het verzoek om een voorlopige voorziening gereageerd met een verweerschrift. De derde-partijen hebben ook schriftelijk gereageerd.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 10 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, mr. J.A.M. Bijholt als waarnemer van de gemachtigde van verzoeker, de gemachtigden van verweerder, de derde-partijen [derde partij #2] en [derde partij #4] . [derde partij #2] en [derde partij #4] hebben de andere derde-partijen vertegenwoordigd. Het onderzoek is geschorst.

Bij brief van 12 augustus 2022 heeft verzoeker, zoals ter zitting is besproken, verweerder verzocht om in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de rechtbank (artikel 7:1a van de Awb).

Bij brief van 16 augustus 2022 van verweerder aan verzoekers gemachtigde heeft hij, zoals ter zitting is besproken, met het verzoek ingestemd. Daarbij heeft verweerder meegedeeld dat met de rechtbank is afgesproken dat de controles ten behoeve van het al dan niet verbeuren van de dwangsom(men), zoals gesteld in zijn besluit van 10 mei 2022, zullen plaatsvinden nadat uitspraak is gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening. Er kunnen voor die tijd wel andere controles plaatsvinden, aldus de brief.

Het rechtstreeks beroep van verzoeker is ingeschreven onder zaaknummer LEE 22/2796.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 18 augustus 2022 op een nadere zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker, de gemachtigden van verweerder, de derde-partijen [derde partij #2] en [derde partij #4] . [derde partij #2] en [derde partij #4] hebben de andere derde-partijen vertegenwoordigd. Ter zitting zijn de gedingstukken in afschrift aan verzoeker en de gemachtigden van de derde-partijen verstrekt. Het onderzoek is ter zitting gesloten.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Conclusie en gevolgen

Beslissing

Informatie over hoger beroep