Rechtbank Noord-Nederland, 21-09-2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:3394, 9905464 VZ VERZ 22-12
Rechtbank Noord-Nederland, 21-09-2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:3394, 9905464 VZ VERZ 22-12
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 21 september 2022
- Datum publicatie
- 23 september 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBNNE:2022:3394
- Zaaknummer
- 9905464 VZ VERZ 22-12
Inhoudsindicatie
- medezeggenschap
- weigering Centrale OR om in te stemmen met "verlofplafond"
- vervangende toestemming gevraagd aan kantonrechter
- afweging wederzijdse belangen en argumenten
- wettelijk recht voor werknemers om in beginsel zelf te bepalen wanneer ze verlof willen
- geen zwaarwegende bedrijfsorganisatorische, economische of sociale redenen voor verlofplafond
Uitspraak
Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 9905464 VZ VERZ 22-12
beschikking van de kantonrechter van 21 september 2022
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ARRIVA PERSONENVERVOER NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Heerenveen,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. M.C.A. te Poel,
tegen
DE CENTRALE ONDERNEMINGSRAAD ARRIVA PERSONENVERVOER NEDERLAND
gevestigd te Heerenveen,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. S.F.H. Jellinghaus.
Partijen zullen hierna Arriva en de COR worden genoemd.
1 Het procesverloop
Arriva heeft op 30 mei 2022 een verzoekschrift zoals bedoeld in artikel 27 lid 4 van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) ingediend tot het verkrijgen van vervangende toestemming van de kantonrechter om een besluit te nemen.
De COR heeft op 1 augustus 2022 een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van het verzoekschrift heeft op 18 augustus 2022 plaatsgevonden. Voorafgaand aan de zitting heeft Arriva nadere producties overgelegd.
De gemachtigde van Arriva heeft ter zitting het woord gevoerd aan de hand van spreekaantekeningen en de griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.
Vervolgens is beschikking bepaald op heden.
2 De feiten
Arriva is een internationaal opererend openbaarvervoersbedrijf. Binnen Nederland verzorgt Arriva bus- en/of treindiensten, die worden aangeboden in diverse regio's verspreid over het hele land.
De COR is het door Arriva ingestelde centrale medezeggenschapsorgaan in de zin van artikel 33 van de WOR. De COR bestaat uit vertegenwoordigers van verschillende ondernemingsraden binnen Arriva (de ondernemingsraad bus, de ondernemingsraad trein, de ondernemingsraad staf en iv, en de ondernemingsraad touring). In de verschillende regio's zijn er voor het busvervoer zogenaamde Vestiging Commissies actief en voor het treinvervoer Regio Commissies.
Binnen Arriva gelden de CAO Openbaar Vervoer (CAO OV) en de CAO Multimodaal Vervoer (CAO MUMO). Ook gelden binnen Arriva bepaalde bedrijfsregelingen, onder meer met betrekking tot vakantie en verlof.
Op 4 februari 2021 heeft Arriva, als ondernemer in de zin van de WOR, een instemmingsverzoek met betrekking tot de door haar gewenste wijzigingen van haar vakantie- en verlofregeling (hierna: de Voorgenomen Gewijzigde Vakantie- en Verlofregeling, of: het Voorgenomen Besluit) gedaan bij de COR. Blijkens de toelichting op dit verzoek gaat het er kort gezegd om dat Arriva een vakantie- en verlofregeling wil treffen die gaat gelden voor al haar medewerkers, met een duidelijke beschrijving van de verschillende soorten vakantie- en verlofdagen (inclusief verval- en verjaringstermijnen), een regeling over hoe moet worden omgegaan met vakantiedagen en ziekte en met een geoptimaliseerde verlofadministratie. Het Voorgenomen Besluit voorziet daarnaast in een rekenmethodiek inclusief rekentools om "de bovengrens van de verlofuitstoot per vestiging vast te stellen" (hierna: de Bovengrens Verlof). Hieromtrent is het volgende - voor zover van belang - vermeld:
De werkgever stelt de vakantiedagen zoveel als mogelijk vast conform de wensen van de medewerker, waarbij de werkgever voor het rijdend personeel op basis van het werkpakket/formatie de bovengrens bepaalt. Met deze bovengrens maken we inzichtelijk hoeveel medewerkers er tegelijk op vakantie of met verlof kunnen. Dit houdt in dat een eventueel vakantie- of verlofverzoek waarmee de bovengrens wordt overschreden, niet gehonoreerd kan worden. Werkgever en werknemer gaan dan in overleg omtrent een alternatief. Hierbij wordt opgemerkt dat ook het opnemen van bijvoorbeeld 'holy days' en/of garantieverlof dan wel andersoortige verlofdagen binnen deze bovengrens moet passen.
(…..)
1. De ruimte voor vakantie en verlof wordt bepaald op basis van de volgende methodiek (M1)
- -
-
Een vast percentage van 11% van het aantal basisdiensten per dag.
- -
-
Een verhoging van dit getal gelijk aan het aantal diensten dat op een bepaalde dag minder gereden wordt dan het aantal basisdiensten,
2. In twee gevallen voldoet bovenstaande methodiek niet aan de gewenste ruimte om personeel voldoende mogelijkheden te geven om vakantie op te nemen en is een aanvullende afspraak mogelijk. (…)
5. Binnen de vastgestelde bovengrens kan regionaal invulling worden gegeven aan de verdere inhoud van de vakantie- en verlofregeling.
(…)
De COR heeft intern overleg gevoerd over het Voorgenomen Besluit. Tevens heeft de COR overleg gevoerd met delegaties van de vestigingscommissies uit de Regio Zuid (Oost- en West-Brabant). Voor deze regio is de vakantieverlofregeling van de medewerkers die in 2014 zijn overgekomen van Veolis (dat is de voormalige concessiehouder in die regio) in stand gebleven. Kort gezegd houdt die regeling in dat medewerkers zelf mogen bepalen wanneer zij verlof wensen op te nemen, zonder dat daarbij een plafond geldt voor wat betreft het aantal medewerkers dat tegelijkertijd weg wil.
Bij brief van 29 november 2021 heeft de COR aan Arriva medegedeeld dat zij alleen onder bepaalde voorwaarden bereid is om instemming te geven aan het Voorgenomen Besluit. Een van de voorwaarden is dat de vakantie- en verlofregeling zoals deze in de regio Zuid (in de meeste Arriva-vestigingen) wordt toegepast, binnen heel Nederland wordt toegepast.
Overleg tussen Arriva en de COR heeft ertoe geleid dat Arriva tegemoet gekomen is aan een aantal van de voorwaarden die door de COR waren gesteld. De voorwaarde van de COR om de vakantie- en verlofregeling van de regio Zuid voor al het Arriva personeel te laten gelden, was voor Arriva niet bespreekbaar. Omgekeerd is de COR niet akkoord gegaan met het voorstel van Arriva om een bovengrens af te spreken voor wat betreft het aantal werknemers dat tegelijkertijd vakantieverlof mag opnemen. Tot een volledige instemming van de COR met het Voorgenomen Besluit is het dan ook niet gekomen.
3 Het verzoek
Arriva vraagt op de voet van art. 27 lid 4 van de WOR vervangende toestemming aan de kantonrechter om het besluit te nemen tot invoering van de Voorgenomen Gewijzigde Vakantie- en Verlofregeling zoals door Arriva aan de OR is voorgelegd door middel van de instemmingsaanvraag van 4 februari 2021, met inachtneming van de Aanpassingen op het Verzoek zoals uiteengezet onder randnummer 36 van het verzoekschrift.
Arriva voert daartoe het volgende - samengevat - aan. Arriva heeft goede en dringende redenen om tot invoering van een Bovengrens Verlof over te gaan, op grond waarvan in beginsel niet meer dan 11% van het personeel tegelijk vakantie kan opnemen.
Bij ongewijzigde instandhouding van de huidige vakantie- en verlofregelingen is Arriva namelijk niet in staat om in piekperiodes volgens de vaste dienstregeling te draaien. In de maanden juli en augustus rijdt Arriva over het algemeen een afgeschaalde dienstregeling, waardoor de verlofmogelijkheden in die periode groter zijn. Aan de randen van de "zomervakantie", in het bijzonder in juni en september, rijdt Arriva weer volop haar reguliere dienstregeling en ontstaan er problemen voor wat betreft het uitvoeren daarvan als teveel werknemers tegelijkertijd verlof opnemen. Een hoog verlofpercentage leidt bovendien tot onrust en onvrede onder de werknemers die niet op vakantie zijn. Zij moeten in dat geval extra hard werken en soms zelfs verlofdagen inleveren. De cijfers over voorgaande jaren in regio Zuid laten zien dat er erg veel dagen worden ingetrokken. Arriva wil liever geen vrije dagen intrekken van de 'achterblijvende' vaste werknemers, omdat dit ten koste gaat van hun weekend en leidt tot een verhoging van de werkdruk. Door het intrekken van vrije dagen ontstaan ook ongewenste verlofstuwmeren. Bovendien is het tijdrovend om mensen te benaderen met de vraag of zij hun vrije dag willen inleveren en kost dit Arriva veel geld, door de toeslagen die conform de Cao's betaald moeten worden. Arriva wijst er op dat sprake is van een toenemend probleem binnen haar organisatie, omdat zij te maken heeft met een verouderd personeelsbestand en daarnaast grote moeite heeft om nieuw personeel aan te trekken. Dat laatste heeft te maken met de opleidingseisen voor buschauffeurs en treinmachinisten, die strenger zijn geworden dan vroeger, en met de incidenten (agressie) in het openbaar vervoer, waardoor het vervullen van een functie in het openbaar vervoer minder aantrekkelijk wordt gevonden. Als laatste speelt de huidige krapte op de arbeidsmarkt een rol. Hierdoor heeft Arriva ook grote moeite met het aantrekken van uitzend-/flexkrachten. Door het instellen van een Bovengrens Verlof zal Arriva rituitval kunnen voorkomen en zal zij beter in staat zijn om aan haar verplichtingen onder de concessie te voldoen. Als Arriva niet aan die verplichtingen voldoet, bestaat de kans dat er boetes betaald moeten worden en
- nog erger - dat de concessie naar een andere partij zal gaan.
In reactie op het verweer van de COR heeft Arriva aangegeven dat de wens van Arriva om de Vakantie- en Verlofregeling te harmoniseren niet de belangrijkste reden is voor het Voorgenomen Besluit. Op zichzelf bestaat hierover geen onenigheid met de COR, nu de COR, onder voorwaarden, hiermee heeft ingestemd. In feite gaat het er om dat de COR geen afstand wil doen van de regeling die in regio Zuid wordt gehanteerd, waar geen enkele verlofaanvraag ooit wordt afgewezen. Volgens Arriva dient de COR niet te acteren naar de wil of alleen in het belang van enkele vestigingen, maar in het belang van alle werknemers in de onderneming. Indien de regeling van regio Zuid voor al het Arriva personeel zou gaan gelden (terwijl thans in andere regio's al zonder bezwaren wordt gewerkt met een Bovengrens Verlof) leidt dat tot een onwerkbare situatie. Het is voor Arriva dan ook absoluut niet mogelijk om aan dit onredelijke verzoek van de COR te voldoen. Arriva benadrukt nogmaals dat zij zwaarwegende belangen heeft op sociaal, bedrijfsorganisatorisch en bedrijfseconomisch vlak bij het voorgenomen besluit. Het instellen van een Bovengrens Verlof levert voor de werknemers ook voordelen op, namelijk duidelijkheid, transparantie en de garantie dat werknemers tot deze grens in ieder geval verlof mogen opnemen. Overigens is de voorgestelde Bovengrens Verlof in lijn met wet- en regelgeving en met de toepasselijke Cao's. In de betreffende Cao's wordt Arriva geïnstrueerd om een vakantieregeling af te sluiten die aan bepaalde voorwaarden voldoet, zodat de werknemer een aaneengesloten periode van 22 dagen vakantie mag opnemen en voor CAO OV geldt daarnaast dat deze dagen in de periode tussen 30 april en 1 oktober moeten kunnen worden opgenomen. In het Voorgenomen Besluit zijn deze voorwaarden uiteraard meegenomen, aldus Arriva.
Op het standpunt van Arriva zal hierna - voor zover van belang - nader worden ingegaan.