Rechtbank Noord-Nederland, 12-10-2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:3729, LEE 20-2639
Rechtbank Noord-Nederland, 12-10-2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:3729, LEE 20-2639
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 12 oktober 2022
- Datum publicatie
- 14 oktober 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBNNE:2022:3729
- Zaaknummer
- LEE 20-2639
Inhoudsindicatie
Intern salderen op grond van de Wnb. Referentiesituatie is de natuurvergunning. Emissiearm stalsysteem. Onvoldoende wetenschappelijke zekerheid, gelet op de CBS- en CDM-rapporten. Kan niet zonder meer worden uitgegaan van de Rav-code. Ontbreken van een passende beoordeling. Verkeersbewegingen onvolledig in kaart gebracht en meegewogen.
Uitspraak
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
Zaaknummer: LEE 20/2639
[eiseres] gevestigd te [plaats], eiseres,
(gemachtigde: ir. A.K.M. van Hoof),
en
(gemachtigde: mr. R.J. Groenveld).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [vergunninghouders], te [plaats], vergunninghouders.
Procesverloop
Bij besluit van 24 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder, onder weerlegging van de door eiseres ingediende zienswijze, aan vergunninghouders een vergunning ingevolge artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming (Wnb) verleend ten behoeve van het in werking hebben, wijzigen en uitbreiden van de melkrundvee- en pluimveehouderij op de percelen aan de [adres] te [plaats].
Tegen het bestreden besluit heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 28 september 2022.
Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Vergunninghouders zijn in persoon verschenen.
Overwegingen
Feiten en omstandigheden
1. Bij haar oordeelsvorming betrekt de rechtbank de navolgende feiten en omstandigheden.
Vergunninghouders exploiteren op voormelde percelen te [plaats] een akkerbouw-, pluimveehouderij- en rundveehouderijbedrijf.
Verweerder heeft bij besluit van 9 februari 2017 aan vergunninghouders een natuur-vergunning ingevolge de Wnb verleend ten behoeve van de bedrijfsvoering.
Vergunninghouders hebben op 9 augustus 2019 een aanvraag om natuurvergunning ten behoeve van het in werking hebben, wijzigen en uitbreiden van een melkrundvee- en pluimveehouderij op voormelde percelen te [plaats] bij verweerder ingediend.
Deze aanvraag om natuurvergunning heeft betrekking op het wijzigen en uitbreiden van het rundveehouderijgedeelte op het perceel aan de [adres] te [plaats] en bestaat uit het uitbreiden van 140 stuks melk- en kalfkoeien en 80 stuks jongvee naar 194 stuks melk- en kalfkoeien met een emissiearm staltype, 18 stuks melk- en kalfkoeien met een regulier staltype en 117 stuks jongvee. Daarvoor wordt de bestaande rundveestal vergroot en wordt een emissiearm stalsysteem aangelegd. Het pluimveehouderijgedeelte op het perceel aan de [adres] wijzigt niet.
Desgevraagd hebben vergunninghouders de aanvraag om natuurvergunning op
27 februari 2020 en 31 maart 2020 aangevuld.
Verweerder heeft op 10 april 2020 een ontwerpbesluit tot het verlenen van de gevraagde natuurvergunning genomen.
Verweerder heeft dit ontwerpbesluit gedurende zes weken in de periode van 10 april 2020 tot en met 22 mei 2020 ter inzage gelegd en daarbij eenieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen.
Eiseres heeft bij brief van 8 mei 2020 een zienswijze bij verweerder ingediend.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder, onder weerlegging van de door eiseres ingediende zienswijze, aan vergunninghouders een vergunning ingevolge artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb verleend ten behoeve van het in werking hebben, wijzigen en uitbreiden van de melkrund- vee- en pluimveehouderij op de percelen aan de [adres] te [plaats].