Home

Rechtbank Noord-Nederland, 14-10-2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:3899, LEE 21/3552

Rechtbank Noord-Nederland, 14-10-2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:3899, LEE 21/3552

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
14 oktober 2022
Datum publicatie
28 oktober 2022
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2022:3899
Zaaknummer
LEE 21/3552
Relevante informatie
Tijdelijke wet Groningen [Tekst geldig vanaf 14-03-2025] art. 2, Burgerlijk Wetboek Boek 6 [Tekst geldig vanaf 04-02-2025 tot 28-06-2025] art. 177a

Inhoudsindicatie

De vraag die voorligt is of de schade eerder is behandeld. Daarbij is van belang dat er daadwerkelijk standpunten zijn uitgewisseld over de betreffende schade. Daarnaast speelt de vraag of het bewijsvermoeden is weerlegd.

Uitspraak

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 21/3552

en

(gemachtigden: mr. S.O. Visch en mr. M. Feenstra).

Procesverloop

In het besluit van 7 september 2020 (primair besluit) heeft verweerder aan eiser een schadevergoeding toegekend van in totaal € 2.922,33.

In het besluit van 7 oktober 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gedeeltelijk gegrond verklaard en een aanvullende vergoeding van in totaal € 659,28 toegekend.

Eiser heeft op 17 november 2021 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Op 3 februari 2022 zijn de gronden van beroep ingediend.

Verweerder heeft op 19 mei 2022 een verweerschrift ingediend, voorzien van een nader advies van L.H.M. Nabben, van NIVRE, van 4 mei 2022.

Eiser heeft op 26 september 2022 een reactie van Vergnes Expertise BV (Vergnes) overgelegd.

Bij brief van 29 september 2022 heeft de rechtbank twee verzoeken bij verweerder neergelegd. Bij mail van 5 oktober 2022 is een aanvullend advies van Nabben ingebracht.

De rechtbank heeft het beroep op 7 oktober 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn zoon als gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Als deskundige is verschenen: Nabben van NIVRE. Als contra-expert is verschenen: P.J. Vrieling van Vergnes.

De rechtbank heeft na het onderzoek ter zitting een onderzoek ter plaatse gehouden. Na de descente is het onderzoek gesloten.

Inleiding

1. Aan het bestreden besluit is het hierna volgende voorafgegaan.

1.1.

Eiser is sinds 1997 eigenaar van een pand waarin sinds 2000 een kinderdagverblijf is gevestigd. Volgens eiser is bij de werkzaamheden om er een kinderdagverblijf van te maken geen scheurvorming of verzakking gezien. De schade is volgens eiser zichtbaar geworden na de beving van Huizinge.

1.2.

Eiser heeft een melding gedaan van de schade bij het Centrum Veilig Wonen (CVW), waarna door Archipunt twee rapporten zijn uitgebracht:

- in het eerste rapport uit 2015 is als schade 17 (oud) een scheur in metselwerk vermeld.

- in het tweede rapport uit 2016 is als schade 4 (oud) een klemmende deur vermeld.

Als oorzaak van schade 4 (oud) is het volgende vermeld:

“Niet bevinggerelateerde schade. Mogelijke achterliggende oorzaak: uit het wijken van de kitvoeg in de dilatatie blijkt verzakking/verplaatsing van het metselwerk een progressief proces. Metselwerk rust op kozijn, pui kan hierdoor iets vervormen wat het klemmen veroorzaakt. Daarnaast zijn seizoensinvloeden (herfst, vocht) niet uit te sluiten.”

1.3.

Vergnes heeft naar aanleiding van deze rapporten drie calculaties opgemaakt:

- een calculatie op 29 maart 2019 (totaal: € 7.635,39);

- een calculatie op 25 april 2019 (totaal: € 3.980,14);

- een calculatie op 17 oktober 2019, die ziet op de betonvloer (totaal: € 40.002,31).

Deze calculaties zijn ter beschikking gesteld aan de Arbiter bodembeweging (hierna: Arbiter). De eerste twee calculaties zijn door de Arbiter op 4 december 2019 volledig toegekend (€ 11.615,53). De verzakking van de betonvloer heeft in dezelfde uitspraak van de Arbiter geleid tot een toekenning van € 20.000,-.

In de calculatie van 29 maart 2019 is een bedrag van € 684,24 opgenomen voor schade 17 (oud). In de calculatie van 25 april 2019 is een bedrag van € 134,45 opgenomen voor schade 4 (oud). Het bedrag dat door de Arbiter voor deze schades is toegekend is, conform de calculaties, € 818,69.

1.4.

Op 2 juli 2020 is in opdracht van verweerder door NIVRE een rapport uitgebracht na een op 25 juni 2020 gehouden inspectie vanwege een op 16 januari 2018 bij het CVW gedane melding. Als schade 3 (nieuw) is het “wijken van geveldelen” opgenomen. Onder verwijzing naar schade 4 (oud) is vermeld dat de schade eerder is behandeld.

1.5.

Vergnes heeft in de bezwaarfase in de contra-expertise van 30 november 2020, onder verwijzing naar een nieuwsbericht van de Tijdelijke commissie mijnbouwschade Groningen van 10 januari 2020, betoogd dat schade 3 (nieuw) wel moet worden behandeld.

2. Bij besluit van 7 oktober 2021 is anders beslist en is overwogen dat schade 3 (nieuw) eerder behandelde schade betreft. Verweerder acht zich niet bevoegd een inhoudelijk oordeel over de schade te geven en komt reeds daarom tot een afwijzing.

Bevoegdheid verweerder

3. De rechtbank heeft verweerder ter zitting voorgehouden dat in de procedure die heeft geleid tot de uitspraak van de Arbiter nimmer standpunten zijn uitgewisseld over het “wijken van geveldelen”. Verweerder heeft vervolgens het standpunt betrokken dat deze schade inhoudelijk kan worden beoordeeld. Reeds hierom is het beroep gegrond en dient het bestreden besluit gedeeltelijk te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank ziet aanleiding om te onderzoeken of met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb, zelf in de zaak kan worden voorzien. Daarbij wordt uitgegaan van de feiten en omstandigheden zoals die voorliggen ten tijde van het doen van deze uitspraak (vgl. de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 13 oktober 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO0267).

Toetsingskader

Beoordeling schade 3 (wijken van geveldelen) en aanvullende schade (fundering)

Herstelmethode

Proceskosten

Bent u het niet eens met deze uitspraak?