Rechtbank Noord-Nederland, 28-04-2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:1736, LEE 22/2463T
Rechtbank Noord-Nederland, 28-04-2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:1736, LEE 22/2463T
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 28 april 2023
- Datum publicatie
- 1 mei 2023
- ECLI
- ECLI:NL:RBNNE:2023:1736
- Zaaknummer
- LEE 22/2463T
Inhoudsindicatie
De zaak gaat over vergoeding van fysieke mijnbouwschade. Ná verkoop maar vóór levering van de woning, heeft de verkoper bij het IMG vergoeding aangevraagd voor schade aan de woning. Het IMG heeft de vergoeding toegekend in een besluit van ná de levering, maar vervolgens deze toekenning ingetrokken. De kopers van de woning stellen dat de vergoeding aan hen toekomt.
De rechtbank ziet aanleiding prejudiciële vragen te stellen aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Deze vragen houden in:
- is het IMG bevoegd tot intrekking?
- is beslissend de rechtstoestand ten tijde van de aanvraag of ten tijde van het besluit?
- welke rol spelen de bepalingen van de koopovereenkomst en van de akte van levering?
- welk onderzoek kan van het IMG worden gevergd?
Uitspraak
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/2463 T
(gemachtigde: mr. M.J. Smaling),
en
(gemachtigden: mr. T.W. Franssen en mr. I. Pijper).
Als derde-partijen nemen aan het geding deel [namen] te [woonplaats] (derde-partijen).
Procesverloop
In het primaire besluit van 17 september 2021 heeft verweerder een eerder besluit van 26 mei 2021 herzien, de aanvraag van eiser om vergoeding van fysieke mijnbouwschade afgewezen en het aan eiser uitbetaalde bedrag teruggevorderd.
In het bestreden besluit van 25 mei 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Verweerder heeft gesteld dat het niet een herziening maar een intrekking van het eerdere besluit van 26 mei 2021 betreft. Voor het overige heeft verweerder het primaire besluit in stand gelaten.
Eiser heeft beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 30 november 2022 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Derde-partijen zijn verschenen.
Op 16 januari 2023 heeft de rechtbank het onderzoek heropend voor het stellen van prejudiciële vragen. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vragen die de rechtbank voornam te gaan stellen. Eiser heeft gereageerd bij brief van 24 januari 2023. Verweerder heeft gereageerd bij brief van 27 januari 2023.
Over de aard van deze tussenuitspraak
2. Deze tussenuitspraak strekt tot het stellen van prejudiciële vragen aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) op grond van artikel 16 van de Tijdelijke wet Groningen (TwG). Overeenkomstig dit artikel zal de rechtbank hieronder het onderwerp van het beroep en de door de rechtbank vastgestelde feiten vermelden. Vervolgens zal de rechtbank toelichten waarom tot het stellen van deze prejudiciële vragen is gekomen, waarbij de standpunten van partijen worden betrokken. Afgesloten wordt met een opsomming van de prejudiciële vragen.
In de bijlage is relevante regelgeving opgenomen.
Feiten en totstandkoming van het besluit
De fysieke mijnbouwschade waarvan de vergoeding in geding is, heeft zich voorgedaan aan de woning op het [adres] te Yde (woning). Eiser was tot 22 april 2021 eigenaar van deze woning. Vanaf die datum zijn derde-partijen eigenaar.
De koopovereenkomst tussen eisers en derde-partijen is gesloten op 19 augustus 2020. In de overeenkomst is onder meer vermeld dat de akte van levering gepasseerd zal worden op 1 mei 2021 of zoveel eerder of later als partijen tezamen nader overeenkomen.
Op 15 januari 2021 heeft eiser bij verweerder een aanvraag ingediend om schadevergoeding. Op 2 april 2021 heeft een medewerker van D.O.G. Ingenieurs ten behoeve van de besluitvorming door verweerder een inspectie van de woning uitgevoerd.
De op 22 april 2021 gepasseerde akte van levering is op 23 april 2021 ingeschreven in het kadastrale register Onroerende Zaken.
D.O.G. Ingenieurs heeft op 5 mei 2021 een adviesrapport over de schade aan de woning uitgebracht. Verweerder heeft dit rapport op 10 mei 2021 aan eiser toegezonden.
Bij primair besluit van 26 mei 2021 (primair besluit I) heeft verweerder eiser een schadevergoeding van € 36.869,22 toegekend, met vergoeding van wettelijke rente ten bedrage van € 272,73 en voor bijkomende kosten ten bedrage van € 595,-.
Bij primair besluit van 17 september 2021 (primair besluit II) heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen en het uitgekeerde bedrag, van in totaal € 37.141,95, teruggevorderd.
In het bestreden besluit van 25 mei 2022 heeft verweerder het bezwaar tegen het primaire besluit II ongegrond verklaard en de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd. Verweerder heeft overwogen dat het een intrekking betreft van het primaire besluit I en niet een herziening, zoals vermeld stond in het primaire besluit II.
Bij brief van 30 augustus 2022 heeft de rechtbank derde-partijen ambtshalve als belanghebbenden aangemerkt. Bij brief van 2 september 2022 hebben derde-partijen kenbaar gemaakt deel te willen nemen aan de beroepsprocedure.