Rechtbank Noord-Nederland, 04-04-2024, ECLI:NL:RBNNE:2024:1177, 10950768 \ VV EXPL 24-12
Rechtbank Noord-Nederland, 04-04-2024, ECLI:NL:RBNNE:2024:1177, 10950768 \ VV EXPL 24-12
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 4 april 2024
- Datum publicatie
- 4 april 2024
- ECLI
- ECLI:NL:RBNNE:2024:1177
- Zaaknummer
- 10950768 \ VV EXPL 24-12
Inhoudsindicatie
Een oud-werknemer vordert nakoming van de vaststellingsovereenkomst die zij met haar voormalig werkgever heeft gesloten. De werkgever is op basis van die vaststellingsovereenkomst gehouden om diverse bedragen aan de werknemer uit te keren. De werkgever is daar niet toe overgegaan en doet ten onrechte een beroep op opschorting.
Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Assen
Zaaknummer: 10950768 \ VV EXPL 24-12
Vonnis in kort geding van 4 april 2024
in de zaak van
[eiseres] ,
te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. C.T. de Jong-Boersma,
tegen
[gedaagde] H.O.D.N. [naam bedrijf],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. H.L. Thiescheffer.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 1 maart 2024;
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie van 20 maart 2024;
- de mondelinge behandeling van 21 maart 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
[eiseres] is op 1 oktober 2018 als bewindvoerder in dienst getreden bij [gedaagde] .
De arbeidsovereenkomst van [eiseres] is door middel van een op 30 oktober 2023 gesloten vaststellingsovereenkomst met wederzijds goedvinden beëindigd per
1 januari 2024.
In de vaststellingsovereenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
1. “De arbeidsovereenkomst eindigt met wederzijds goedvinden op 1 januari 2024, de eerste dag na de einddatum van de arbeidsovereenkomst. Bij de beëindigingsdatum is rekening
gehouden met de opzegtermijn.
2. Van 9 oktober 2023 tot en met 31 december 2023 hoeft de werknemer zijn werk niet meer uit te voeren. Zo heeft zij voldoende tijd om een nieuwe baan te vinden.
3. De werkgever betaalt de werknemer zijn loon door tot aan het einde van de arbeidsovereenkomst. Ook bouwt de werknemer tot dat moment vakantiegeld op maar worden alle verlofdagen/uren als genoten beschouwd en blijft zij gebruikmaken van de andere arbeidsvoorwaarden, bestaande uit dat gene wat voortvloeit uit de CAO Sociaal Werk.
De transitievergoeding ad € 7.580,60 bruto wordt binnen 1 maand na de einddatum betaald.
4. De werkgever stelt uiterlijk op 16 januari 2024 de financiële eindafrekening van de arbeidsovereenkomst op. Daarin staat een overzicht van:
1. vakantiegeld dat de werknemer heeft opgebouwd;
2. reiskosten die de werknemer nog vergoed krijgt;
3. declaraties die de werknemer heeft ingediend;
4. het opgebouwde nog niet opgenomen IKB waarbij al het verlof zoals hierboven genoemd als genoten wordt beschouwd;
5. eventuele andere kosten die de werkgever of de werknemer nog moet
betalen.
5. Alle kosten uit dit overzicht worden tegelijk afgerekend. Dat gebeurt uiterlijk op 31 januari 2024. De werknemer ontvangt tegelijk met de afrekening een specificatie van de werkgever.”
Per brief van 1 december 2023 heeft de gemachtigde van [gedaagde] aan [eiseres] geschreven:
“(…) Nu u elders werkzaam bent en aldus de overeenkomst op dat moment ook eindigt, zal cliënt geen salaris meer aan u betaalbaar stellen.
Voor wat betreft de overeengekomen transitievergoeding beraadt cliënt zich thans hieromtrent, omdat inmiddels duidelijk is geworden dat tijdens de uitvoering van de werkzaamheden binnen de onderneming van cliënt substantiële fouten zijn gemaakt. Zodra hieromtrent meer duidelijkheid is, zal ik namens client aangeven of de transitievergoeding betaalbaar zal worden gesteld.”
Per e-mail van 4 december 2023 heeft de gemachtigde van [eiseres] hierop gereageerd door aan te geven dat [eiseres] geen nieuwe baan heeft. Verder is verzocht om het salaris over de maand november uiterlijk 7 december 2023 uit te keren.
In de periode hierna heeft een mailwisseling plaatsgevonden tussen de gemachtigde van [gedaagde] en de gemachtigde van [eiseres] . Hierbij heeft de gemachtigde van [gedaagde] [eiseres] meermaals verzocht om informatie in voormalige dossiers te verstrekken en heeft de gemachtigde van [eiseres] meermaals verzocht om het salaris uit te keren.
[eiseres] heeft op 21 december 2023 antwoord gegeven op vragen van [gedaagde] inzake diverse voormalige dossiers.
Per brief van 29 december 2023 heeft de gemachtigde van [gedaagde] onder meer het volgende geschreven:
“Zolang uw cliënte geen overtuigende invulling heeft gegeven van haar verplichting tot medewerking zal cliënt de betaling van het salaris van december 2023 alsmede ook van de transitievergoeding opschorten.”
Op 3 januari 2024 heeft de gemachtigde van [eiseres] hier als volgt op gereageerd:
“Zoals reeds aangegeven heeft cliënt naar beste vermogen de vragen van uw cliënte beantwoord. Kennelijk is uw cliënte een andere mening toegedaan en schort het loon en de uitbetaling van de transitievergoeding op. Hiervoor ontbreekt evenwel iedere juridische grondslag.
Het is inmiddels duidelijk dat uw cliënte geen middel schuwt om te proberen onder haar
betalingsverplichting uit te geraken.
Indien cliënte niet uiterlijk 8 januari as. haar salaris over december, de eindafrekening en de
transitievergoeding heeft ontvangen, start ik namens haar een (kort geding) procedure.”
Per e-mail van 8 januari 2024 heeft de gemachtigde van [eiseres] aan de gemachtigde van [gedaagde] bericht dat [eiseres] geen betalingen heeft ontvangen en is aangekondigd dat gerechtelijke stappen in gang zullen worden gezet.
3 Het geschil
in conventie
[eiseres] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 18.799,83, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, rente en kosten. Dit bedrag bestaat uit het loon over december 2023 (€ 3.321,00), transitievergoeding (€ 7.580,60), vakantie-uren (€ 369,03), individueel keuzebudget (€ 6.886,72) en loopbaanbudget
(€ 642,48).
[eiseres] legt aan de vordering – kort samengevat – ten grondslag dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de vaststellingsovereenkomst door ten onrechte niet uit te keren wat in de vaststellingsovereenkomst is afgesproken. Er wordt door [gedaagde] ten onrechte en beroep gedaan op opschorting. [eiseres] heeft getracht zo goed mogelijk antwoord te geven op de gestelde vragen. Verder betwist zij jegens [gedaagde] aansprakelijk te zijn. Het komt haar voor dat [gedaagde] dit aangrijpt om onder zijn betalingsverplichting uit te komen.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] . Hieraan legt [gedaagde] – kort samengevat – ten grondslag dat hij om twee redenen gerechtigd was om de betalingen die zijn neergelegd in de vaststellingsovereenkomst op te schorten. Allereerst omdat [eiseres] onvoldoende heeft meegewerkt aan het verstrekken van informatie, terwijl zij daartoe als goed werknemer verplicht is. [gedaagde] is namelijk ontslagen als bewindvoerder in alle dossiers in het arrondissement Noord Nederland, waarna hij door de nieuwe bewindvoerder in een procedure is betrokken om een schadeloosstelling aan 44 rechthebbenden te betalen. In de periode dat [eiseres] nog in dienst was, vervulde zij een cruciale rol binnen het bedrijf. Om die reden heeft [gedaagde] informatie van [eiseres] nodig zodat hij verweer kan voeren tegen de diverse claims. Daarnaast heeft [gedaagde] mogen opschorten aangezien [eiseres] schadeplichtig is jegens [gedaagde] ingevolge van artikel 7:661 BW. Inmiddels is namelijk gebleken dat [eiseres] bij haar werkzaamheden fouten heeft gemaakt, hetgeen heeft geleid tot meerdere claims van rechthebbenden. Ter onderbouwing daarvan verwijst hij naar een drietal dossiers. [gedaagde] wil hier nog niet te veel openheid van zaken over geven. Dat doet hij pas als [eiseres] in een vrijwaringsprocedure wordt betrokken.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
[gedaagde] vordert - samengevat - veroordeling van [eiseres] tot betaling van een voorschot van € 15.000,- en om [eiseres] te gebieden om binnen 48 uur na betekening van het vonnis adequate antwoorden te verstrekken op de door [gedaagde] gestelde vragen, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag, met een maximum van € 10.000,-. De vordering ex artikel 843a Rv inzake de arbeidsovereenkomst bij de gemeente Zwolle heeft [gedaagde] ter zitting ingetrokken.
[gedaagde] is zich ervan bewust dat hij als eigenaar van het bedrijf aansprakelijk is, maar stelt zich op het standpunt dat [eiseres] jegens hem aansprakelijk en schadeplichtig is op grond van artikel 7:661 BW. Om die reden vordert hij een voorschot van € 15.000,- op een door [gedaagde] aan rechthebbenden te betalen schadevergoeding. Verder meent [gedaagde] dan [eiseres] meer informatie kan geven over de dossiers waar hij haar naar heeft gevraagd aangezien zij op kantoor de spin in het web was.
[eiseres] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde] . [eiseres] betwist dat zij onvoldoende informatie zou hebben verstrekt. Haar wordt verweten dat zij bepaalde informatie niet heeft verstrekt, maar haar wordt niet kenbaar gemaakt welke informatie dat precies is. Verder betwist [eiseres] dat zij aansprakelijk is jegens [gedaagde] . Er is geen sprake van het toebrengen van schade als gevolg van opzet of bewuste roekeloosheid en [gedaagde] heeft ook geen bewijs aangeleverd van die stelling. Als [gedaagde] meent een vordering op haar te hebben, dan ligt het op zijn weg om daarvoor een bodemprocedure te starten. De onderhavige kort geding procedure is daarvoor niet geschikt.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.