Home

Rechtbank Noord-Nederland, 28-05-2025, ECLI:NL:RBNNE:2025:2340, 11627082 \ AR VERZ 25-19

Rechtbank Noord-Nederland, 28-05-2025, ECLI:NL:RBNNE:2025:2340, 11627082 \ AR VERZ 25-19

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
28 mei 2025
Datum publicatie
16 juni 2025
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2025:2340
Zaaknummer
11627082 \ AR VERZ 25-19

Inhoudsindicatie

Aanzegvergoeding art 7:668 lid 3 BW naar evenredigheid verminderd naar aanleiding van mededeling werknemer niet te willen voortzetten na einde bepaalde tijd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Leeuwarden

Zaaknummer / rekestnummer: 11627082 \ AR VERZ 25-19

Beschikking van 28 mei 2025

in de zaak van

[eiseres] ,

te [woonplaats],

verzoekende partij,

hierna te noemen: [eiseres],

gemachtigde: mr. P Bots,

tegen

[gedaagde] , h.o.d.n. [bedrijf gedaagde],

te [woonplaats],

verwerende partij,

hierna te noemen: [gedaagde],

niet verschenen.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoekschrift met producties

- de mondelinge behandeling van 14 mei 2025.

1.2.

De beschikking is bepaald op vandaag.

2 De feiten

2.1.

[eiseres] is sinds 25 maart 2022 in dienst bij [gedaagde]. Aanvankelijk werkte zij op basis van oproepcontracten voor bepaalde tijd. In de periode van 1 februari 2024 tot

1 februari 2025 werkte zij op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van een jaar, voor 24 vaste uren per week. De functie van [eiseres] is pedagogisch medewerkster met een loon van € 1.869,01 bruto per maand.

2.2.

[gedaagde] heeft haar personeel op 29 december 2024 geïnformeerd over een aanpassing van de berekening van het salaris en de emolumenten omdat er in het verleden fouten zouden zijn gemaakt in de registratie van pauze-uren. [eiseres] heeft kort hierna een brief met loonstrook van [gedaagde] ontvangen waarin staat vermeld dat zij over 2024 een bedrag van bruto € 1.219,35 teveel heeft ontvangen en dat dit bedrag dient te worden terugbetaald. Verder is er door [gedaagde] een correctie van € 70,49 op het vakantiegeld en van € 98,42 op verlofuren toegepast. [eiseres] heeft [gedaagde] daarop laten weten daarmee niet in te stemmen. [gedaagde] heeft desondanks een bedrag van bruto € 1.388,21 met het loon van december 2024 met [eiseres] verrekend door middel van inhouding op de betaling.

2.3.

[eiseres] heeft [gedaagde] op 21 januari 2025 laten weten dat zij geen verlenging van de arbeidsovereenkomst meer wenst. Zij heeft per 4 februari 2025 werk bij een andere werkgever gevonden.

2.4.

Bij brieven van 13 februari 2025 en 6 maart 2025 van haar gemachtigde heeft [eiseres] bezwaar gemaakt tegen de door [gedaagde] toegepaste verrekening en betaling van het volledige loon geëist. Zij heeft daarbij aanspraak gemaakt op de wettelijke verhoging, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Ook heeft zij aanspraak gemaakt op de vergoeding volgens artikel 7:668 lid 3 BW omdat [gedaagde] haar niet heeft geïnformeerd over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. [gedaagde] heeft afwijzend op de aanspraken van [eiseres] gereageerd.

3 Het verzoek en het verweer

3.1.

[eiseres] verzoekt om [gedaagde] te veroordelen, zoveel mogelijk bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad,

primair:

1) tot betaling van een schadevergoeding € 1896,01 bruto wegens schending van de aanzegplicht over de periode 1 januari 2025 tot en met 31 januari 2025;

subsidiair:

2) tot betaling van € 1284,39 bruto wegens schending van de aanzegplicht over de periode 1 januari 2025 tot 21 januari 2025;

zowel primair als subsidiair:

3) tot betaling van € 1388,21 bruto inzake ten onrechte ingehouden loon in de maand december 2024;

4) tot betaling van de wettelijke rente over het onder sub 1 tot en met 3 gevorderde bedrag vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is tot aan de dag der algehele voldoening;

5) tot betaling van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 ad 50% over gevorderde bedrag onder 3.

6) tot het verstrekken van een deugdelijke bruto/nettospecificatie, waarin het bedrag en betaling van de onder sub 1 tot en met 5 gevorderde posten zijn verwerkt, op straffe van verbeurte van een dwangsom ter hoogte van € 100,- netto per dag met een maximum van

€ 10.000,- netto voor elke dag na betekening van de beschikking dat verweerster niet voldoet aan de beschikking;

7) tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 448,96,

8) in de kosten van het geding, inclusief het salaris van de gemachtigde;

9) tot betaling van de nakosten ad € 100,--, te vermeerderen, indien betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van deze betekening.

3.2.

[gedaagde] heeft geen verweerschrift ingediend en is ook niet op de mondelinge behandeling verschenen. [eiseres] heeft correspondentie met [gedaagde] overgelegd die voorafgaand aan het verzoekschrift is gewisseld waarin [gedaagde] haar standpunt naar aanleiding van de aanspraken van [eiseres] duidelijk heeft gemaakt.

4 De beoordeling

5 De beslissing