Rechtbank Oost-Brabant, 13-11-2013, ECLI:NL:RBOBR:2013:7695, 256805 / HA ZA 1084
Rechtbank Oost-Brabant, 13-11-2013, ECLI:NL:RBOBR:2013:7695, 256805 / HA ZA 1084
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Oost-Brabant
- Datum uitspraak
- 13 november 2013
- Datum publicatie
- 18 november 2013
- ECLI
- ECLI:NL:RBOBR:2013:6401
- Zaaknummer
- 256805 / HA ZA 1084
- Relevante informatie
- Burgerlijk Wetboek Boek 6 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024], Burgerlijk Wetboek Boek 6 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 162, Burgerlijk Wetboek Boek 7 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024], Burgerlijk Wetboek Boek 7 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 611, Burgerlijk Wetboek Boek 7 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 677, Wet bescherming persoonsgegevens [Tekst geldig vanaf 25-05-2018] [Regeling ingetrokken per 2018-05-25], Wet bescherming persoonsgegevens [Tekst geldig vanaf 25-05-2018] [Regeling ingetrokken per 2018-05-25] art. 8
Inhoudsindicatie
Werknemer is op staande voet ontslagen bij oude werkgever, een bank. De werknemer sluit arbeidsovereenkomst met andere bank. In de voorwaardelijke ontbindingsprocedure tussen de oude werkgever en de werknemer wordt namens de oude werkgever verklaard dat over het ontslag aan de nieuwe werkgever geen nadere informatie zal worden gegeven. De oude werkgever informeert de toezichthouder van de nieuwe werkgever over het aan de werknemer gegeven ontslag. Vervolgens beëindigt de nieuwe werkgever na contact met haar toezichthouder de arbeidsovereenkomst met de werknemer. Werknemer spreekt de oude werkgever aan vanwege schending geheimhoudingsovereenkomst en uit onrechtmatige daad.
Uitspraak
vonnis
Handelsrecht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/256805 / HA ZA 12-1084
Vonnis van 13 november 2013
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. H.H.T. Beukers te Venlo,
tegen
naamloze vennootschap
[gedaagde] ,
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde,
advocaat mr. W.H. van Baren te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Van [gedaagde] genoemd worden.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
-
het tussenvonnis van 3 april 2013
- -
-
het proces-verbaal van comparitie van 10 september 2013.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
Tussen [eiser] en Van [gedaagde] heeft een arbeidsovereenkomst bestaan. [eiser] is op 6 juni 2011 op staande voet ontslagen nadat er naar hem een compliance onderzoek was uitgevoerd.
[eiser] heeft de vernietigbaarheid van dit ontslag ingeroepen.
Van [gedaagde] heeft bij de kantonrechter te Eindhoven op 4 juli 2011 een verzoek tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [eiser] ingediend.
[eiser] heeft na zijn ontslag bij Van [gedaagde] gesolliciteerd bij Rabobank Roermond-Echt (hierna: Rabobank). In verband met deze sollicitatie heeft Rabobank bij brief van 13 juli 2011 aan Van [gedaagde] informatie over de betrouwbaarheid van [eiser] gevraagd. In die brief is aan Van [gedaagde] medegedeeld dat ten aanzien van de functie die Rabobank overwoog aan [eiser] aan te bieden, de regeling integriteitsgevoelige functies kredietinstellingen van DNB-PVK en de nadere regelingen van de AFM van toepassing zijn. [eiser] had aan Van [gedaagde] op 12 juli 2011 schriftelijk onherroepelijke toestemming gegeven om relevante gegevens aan Rabobank te verstrekken. Bij brief van 26 juli 2011 heeft Van [gedaagde] het volgende aan Rabobank geantwoord:
‘(…) De heer [eiser] is op 6 juni 2011 op staande voet ontslagen bij Van [gedaagde] (…). De heer [eiser] heeft de vernietigbaarheid van dit ontslag ingeroepen. Voor een verdere toelichting verwijzen wij u graag naar de heer [eiser] zelf.’
Tussen [eiser] en Rabobank is op of omstreeks 9 augustus 2011 een arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar gesloten, ingaande 1 oktober 2011, met een proeftijd van twee maanden. De indiensttreding van [eiser] bij Rabobank is geschied onder de ontbindende voorwaarde dat uit de rechtszaak van 29 augustus 2011 geen zaken naar voren zouden komen die een negatieve screening tot gevolg hebben.
Het voorwaardelijk ontbindingsverzoek is behandeld ter terechtzitting van 29 augustus 2011 (hierna: de ontbindingszitting). In de aantekeningen die de griffier van deze zitting heeft gemaakt, is als verklaring van de toenmalige advocaat van Van [gedaagde] het volgende opgenomen:
‘(…) [eiser] heeft uitzicht op een baan bij de Rabobank. De Rabobank heeft informatie opgevraagd bij Van [gedaagde]. Van [gedaagde] heeft aan de Rabobank laten weten dat [eiser] op staande voet is ontslagen, dat [eiser] het ontslag op staande voet heeft aangevochten en de Rabobank voor nadere informatie verder naar [eiser] verwezen.
Op het moment dat de Rabobank nogmaals schriftelijk om nadere informatie vraagt, zal de Rabobank naar [eiser] worden verwezen en men zal de Rabobank wijzen op de eerdere brief die al naar de Rabobank is verzonden aangaande de informatie over de functie uitoefening, en de lengte van het dienstverband. [eiser] moet weer aan de slag kunnen. Dit zal anders zijn indien de AFM informatie opvraagt of dit bij rechterlijk bevel wordt verzocht.’
Bij beschikking van 26 september 2011 heeft de kantonrechter te ’s-Hertogenbosch de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk ontbonden, onder toekenning van een vergoeding aan [eiser] van € 110.000,- bruto.
Rabobank Nederland is door De Nederlandse Bank belast met de rol van toezichthouder.
Van [gedaagde] heeft eind september 2011 aan de Directeur Toezicht van Rabobank Nederland medegedeeld dat bij Rabobank een (ex-)werknemer werkzaam was, dat Van [gedaagde] deze (ex-)werknemer op staande voet had ontslagen vanwege voor Van [gedaagde] onacceptabele gedragingen en dat er daarover een bodemprocedure liep bij de kantonrechter. De Directeur Toezicht van Rabobank Nederland heeft naar aanleiding van deze mededeling Rabobank gevraagd of zij referenties had ontvangen van Van [gedaagde] inzake [eiser].
Rabobank heeft op 29 september 2011 telefonisch nadere referenties opgevraagd bij Van [gedaagde]. Onder bijvoeging van de beschikking op het voorwaardelijk ontbindingsverzoek heeft Van [gedaagde] op 30 september 2011 het volgende geantwoord:
‘De heer [eiser] is op 6 juni jl. bij Van [gedaagde] Bankiers opstaande voet ontslagen. Het moge duidelijk zijn dat Van [gedaagde] hiertoe slechts overgaat bij zeer ernstige gedragingen die voor onze organisatie onacceptabel zijn. Tijdens de zitting bij de kantonrechter op 29 augustus jl. is dit door Van [gedaagde] uitgebreid toegelicht.
De kantonrechter heeft inmiddels een beschikking (…) uitgesproken. Voor inzage in de beschikking verwijzen wij naar de bijlage.’
De Directeur Toezicht van Rabobank Nederland heeft deze informatie ontvangen van Rabobank en heeft Rabobank geadviseerd afscheid te nemen van [eiser].
Bij brief van 24 november 2011 heeft Rabobank aan [eiser] onder verwijzing naar het in de arbeidsovereenkomst opgenomen proeftijdbeding, de opzegging van de arbeidsovereenkomst met [eiser] met ingang van 25 september 2011, bevestigd en daarbij als toelichting weergegeven dat de directie de geschiktheid van [eiser] voor een carrière binnen Rabobank heeft heroverwogen. [eiser] en Rabobank hebben een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin is neergelegd dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden is geëindigd en waarbij aan [eiser] een beëindigingsvergoeding van € 55.000,- is toegekend.
In een bodemprocedure bij de kantonrechter te ’s-Hertogenbosch heeft [eiser] gevorderd om te verklaren voor recht dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst tussen hem en Van [gedaagde] nietig is en heeft hij onder meer aanspraak gemaakt op betaling van loon en nakoming van verplichtingen uit een met hem getroffen pensioenregeling. Bij vonnis van 26 juli 2012 zijn de vorderingen van [eiser] toegewezen. Van [gedaagde] is van dit vonnis in hoger beroep gekomen. Bij arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 27 augustus 2013 is voormeld vonnis vernietigd en zijn de vorderingen van [eiser] alsnog afgewezen.
3 Het geschil
[eiser] vordert samengevat – een verklaring voor recht dat Van [gedaagde] jegens hem tekort is geschoten in de nakoming van de op 29 augustus 2011 gesloten geheimhoudingsovereenkomst, althans heeft gehandeld in strijd met artikel 7:611 BW, althans jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld door eind september 2011 uit eigener beweging contact te hebben opgenomen met de Directeur Toezicht van Rabobank Nederland en hem te informeren over enige aangelegenheid betreffende [eiser] en/of door zich bij brief van 30 september 2011 schriftelijk tegenover Rabobank negatief over [eiser] te hebben uitgelaten en aan Rabobank de beschikking van de kantonrechter te hebben toegestuurd en/of door Rabobank, na haar informatieverzoek op 29 september 2011, niet te hebben doorverwezen naar [eiser], met veroordeling van Van [gedaagde] tot betaling van een schadevergoeding van € 745.936,51, vermeerderd met rente en kosten.
[eiser] heeft aan zijn vordering - kort weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd.
Partijen hebben op de comparitie van 29 augustus 2011 een geheimhoudingsovereenkomst gesloten, inhoudende dat Van [gedaagde] geheimhouding zal betrachten over de achtergronden van het ontslag op staande voet. Niettemin heeft Van [gedaagde] eind september 2011 uit eigener beweging contact opgenomen met de Directeur Toezicht van Rabobank Nederland en hem geinformeerd over het verleden van [eiser]. Daarbij heeft Van [gedaagde] negatieve uitlatingen over [eiser] gedaan. Bij brief van 30 september 2011 heeft Van [gedaagde] zich schriftelijk tegenover Rabobank negatief over [eiser] uitgelaten, onder toezending van de ontbindingsbeschikking en Van [gedaagde] heeft Rabobank na haar verzoek van 29 september 2011 niet doorverwezen naar [eiser]. Van [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende verbintenissen tot geheimhouding en doorverwijzing van Rabobank naar [eiser].
Door zonder noodzaak, wetende dat banken argwanend zijn tegenover werknemers met het stempel ‘integriteitsonderzoek’ en met het kennelijke doel [eiser] te schaden, in strijd met haar toezeggingen, in strijd met de op 29 augustus 2011 gemaakte afspraken, vertrouwelijke en negatieve uitlatingen te doen aan Rabobank, heeft Van [gedaagde] gehandeld in strijd met hetgeen een goed werkgever betaamt.
Van [gedaagde] heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: Wbp) en, door bewust [eiser] in diskrediet te brengen, in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid en daarmee onrechtmatig tegenover [eiser].
Als gevolg van het tekortschieten en onrechtmatig handelen van Van [gedaagde] heeft [eiser] schade geleden. Door de mededeling van Van [gedaagde] aan Rabobank Nederland heeft Rabobank de screening van [eiser] heropend. De enkele heropening van de screening zou voor [eiser] mogelijk nog niet schadelijk zijn geweest, indien Van [gedaagde] zich vervolgens zou hebben onthouden van het doen van schadelijke uitlatingen over [eiser] en het toesturen van de ontbindingsbeschikking. De informatie die Van [gedaagde] aan Rabobank heeft toegestuurd is uiteindelijk bij Rabobank Nederland terecht gekomen en dat heeft er toe geleid dat de arbeidsoverenkomst is opgezegd.
De schade, die aan Van [gedaagde] kan worden toegerekend, bestaat tot een bedrag van € 720.936,52 in inkomensderving tot aan de pensioengerechtigde leeftijd en tot een bedrag van € 25.000,- in immateriële schade.
[eiser] maakt aanspraak op vergoeding van de daadwerkelijk door hem gemaakte advocaatkosten nu Van [gedaagde] heeft gehandeld met het oogmerk om [eiser] te schaden.
De gewraakte gedragingen van Van [gedaagde] hebben zich in september en oktober 2011 voorgedaan, op welk moment het verzuim is ingetreden. In verband daarmee wordt wettelijke rente gevorderd vanaf 1 november 2011.
Van [gedaagde] voert verweer.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.