Home

Rechtbank Oost-Brabant, 06-12-2013, ECLI:NL:RBOBR:2013:6780, SHE-13_3768

Rechtbank Oost-Brabant, 06-12-2013, ECLI:NL:RBOBR:2013:6780, SHE-13_3768

Gegevens

Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Datum uitspraak
6 december 2013
Datum publicatie
13 december 2013
ECLI
ECLI:NL:RBOBR:2013:6780
Formele relaties
Zaaknummer
SHE-13_3768
Relevante informatie
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2024] [Regeling ingetrokken per 2024-01-01]

Inhoudsindicatie

De uitspraak betreft een beroep tegen een beslissing op bezwaar inzage een last onder dwangsom en een invorderingsbeschikking. eiseres heeft in het kader van haar verzoek om voorlopige voorziening twee inhoudelijke beroepsgronden naar voren gebracht tegen het bestreden besluit. De rechtbank heeft dat aldus opgevat dat eiseres deze gronden als beroepsgronden aangemerkt wil zien, zowel met betrekking tot de last onder dwangsom als de invorderingsbeschikking. Daarom heeft de rechtbank eiseres ook niet in de gelegenheid gesteld haar beroepschrift nader te motiveren. Ter zitting heeft eiseres bevestigd dat de genoemde beroepsgronden correct zijn weergegeven. Het feit dat eiseres haar verzoek om voorlopige voorziening heeft ingetrokken leidt niet tot een ander oordeel.

De rechtbank overweegt dat eiseres onvoldoende heeft betwist dat op 16 december 2011 op de voormalige stortplaats sprake was van de opslag van buiten de inrichting afkomstig zuiveringsslib. Eiseres heeft niet voldaan aan de last onder dwangsom. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van bijzondere omstandigheden waaraan een zodanig gewicht zou moeten worden toegekend dat verweerder geheel of gedeeltelijk van invordering zou dienen af te zien. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat betaling van de verbeurde dwangsommen onvermijdelijk tot haar faillissement zou leiden. Voorts komt gewicht toe aan het feit dat eiseres niet aannemelijk heeft kunnen maken dat inmiddels een einde is gemaakt aan de overtreding, terwijl verweerder ter zitting als zijn voorlopige standpunt te kennen heeft gegeven dat het door eiseres ingediende hergebruiksplan daartoe onvoldoende is.

Uitspraak

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch

Bestuursrecht

zaaknummer: SHE 13/3768

[eiseres], te [plaats],

eiseres

(gemachtigde: J. van Dijk),

en

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

verweerder

(gemachtigden: mr. Y.G.E. Wijns-Maréchal, ing. W. Biemans en ir. R. Welling).

Procesverloop

Bij besluit van 19 september 2011 nr. 2760895 (het dwangsombesluit) heeft verweerder een last onder dwangsom aan eiseres opgelegd vanwege overtreding van artikel 2.1, eerste lid, onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsecht (Wabo) en artikel 4.4.3 van de Provinciale Milieuverordening Noord-Brabant 2010 (PMV). Daarin wordt eiseres gelast om voor 16 december 2011 het perceel Torenbaan ongenummerd te Heerle, kadastraal bekend gemeente Bergen op Zoom, sectie L 365, te weten de gesloten stortplaats, geheel te ontruimen en in de oorspronkelijke situatie, zoals aangegeven in het NAVOS-rapport Torenbaan ongenummerd d.d. 11 april 2007 in stand te houden dan wel te herstellen onder verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per week dat de overtreding voortduurt met een maximum van € 50.000,-.

Tegen dit besluit heeft eiseres bij verweerder bezwaar gemaakt.

Bij besluit van 7 maart 2013 (het invorderingsbesluit) heeft verweerder onder verwijzing naar het dwangsombesluit besloten tot invordering van de verbeurde dwangsommen en is eiseres gesommeerd in verband met de geconstateerde overtredingen € 50.189,04 (inclusief wettelijke rente) binnen 6 weken te voldoen.

Bij brief van 27 april 2013 heeft eiseres tegen dit besluit bezwaar gemaakt en aan verweerder verzocht niet over te gaan tot het innen van genoemd bedrag.

Bij besluit van 9 juli 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard en het dwangsombesluit en het invorderingsbesluit (vermeerderd met de wettelijke rente) gehandhaafd.

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Op 12 september 2013 heeft de behandeling van het verzoek van eiseres om voorlopige voorziening plaatsgevonden. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt. Het verzoek is ter zitting ingetrokken.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 november 2013. Eiseres is verschenen bij [persoon] en bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

De feiten

1.

De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Eiseres is eigenaresse van de voormalige stortplaats, gelegen aan de Torenbaan ongenummerd te Heerle (gemeente Bergen op Zoom). Deze voormalige stortplaats wordt door de provincie Noord-Brabant gecontroleerd, met name voor wat betreft grondwater en de dikte van de afdeklaag. Er is sprake van twee opslaglocaties aan de Torenbaan. Perceel L 260 betreft een gronddepot en perceel L 365 betreft een voormalige stortplaats (Wouw). Beide percelen zijn met elkaar verbonden. Het bestreden besluit ziet alleen op perceel L 365 (verder: de voormalige stortplaats).

2.

Op 31 januari 2011 heeft een toezichthouder van verweerders provincie ter plaatse van de voormalige stortplaats geconstateerd dat sprake is van opslag van grond, meststoffen, slib en granulaat zonder dat hiervoor omgevingsvergunning is verleend dan wel een melding is gedaan. Op 22 februari 2011 heeft het RMB op verzoek van verweerder een ‘controle nazorg stortlocaties’ uitgevoerd. Op 7 maart 2011 heeft een toezichthouder van verweerders provincie geconstateerd dat de situatie van 31 januari 2011 nog bestaat en dat ontwatering van slib plaatsvond. Op 18 juli 2011 heeft een toezichthouder van verweerders provincie ten aanzien van de voormalige stortplaats geconstateerd dat nog steeds opslag van grond plaatsvindt en nieuwe opslag van drie bruinkleurige hopen van meststoffen. Dat heeft geleid tot het dwangsombesluit.

Ontvankelijkheid

Overtreding

Bijzondere omstandigheden

Beslissing

Rechtsmiddel