Rechtbank Oost-Brabant, 01-03-2018, ECLI:NL:RBOBR:2018:1001, 6221050 / 17-5784
Rechtbank Oost-Brabant, 01-03-2018, ECLI:NL:RBOBR:2018:1001, 6221050 / 17-5784
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Oost-Brabant
- Datum uitspraak
- 1 maart 2018
- Datum publicatie
- 5 maart 2018
- ECLI
- ECLI:NL:RBOBR:2018:1001
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2020:83
- Zaaknummer
- 6221050 / 17-5784
Inhoudsindicatie
Collectieve actie: de in de onderhavige procedure opgekomen werknemers zijn niet gebonden aan een uitspraak van het gerechtshof in een geschil waarbij zij geen formele procespartij waren.
De werknemers hebben niet (stilzwijgend) ingestemd met een door de werkgever voorgestelde wijziging van de pensioenregeling. De werknemers zijn in redelijkheid ook niet gehouden die wijziging te aanvaarden.
Uitspraak
Civiel Recht
Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Zaaknummer : 6221050
Rolnummer : 17-5784
Uitspraak : 1 maart 2018
in de zaak van:
1 [werknemer 1] ,
wonende te [plaats] ,
2. [werknemer 2],
wonende te [plaats] ,
3. [werknemer 3],
wonende te [plaats] ,
4. [werknemer 4],
wonende te [plaats] ,
5. [werknemer 5],
wonende te [plaats] ,
6. [werknemer 6],
wonende te [plaats] ,
7. [werknemer 7],
wonende te [plaats] ,
8. [werknemer 8],
wonende te [plaats] ,
9. [werknemer 9],
wonende te [plaats] ,
10. [werknemer 10],
wonende te [plaats] ,
11. [werknemer 11],
wonende te [plaats] ,
12. [werknemer 12],
wonende te [plaats] ,
13. [werknemer 13],
wonende te [plaats] ,
14. [werknemer 14],
wonende te [plaats] ,
15. [werknemer 15],
wonende te [plaats] ,
16. [werknemer 16],
wonende te [plaats] ,
17. [werknemer 17],
wonende te [plaats] ,
18. [werknemer 18],
wonende te [plaats] ,
19. [werknemer 19],
wonende te [plaats] ,
20. [werknemer 20],
wonende te [plaats] ,
21. [werknemer 21],
wonende te [plaats] ,
22. [werknemer 22],
wonende te [plaats] ,
23. [werknemer 23],
wonende te [plaats] ,
24. [werknemer 24],
wonende te [plaats] ,
25. [werknemer 25],
wonende te [plaats] ,
26. [werknemer 26],
wonende te [plaats] ,
27. [werknemer 27],
wonende te [plaats] ,
28. [werknemer 28],
wonende te [plaats] ,
29. [werknemer 29],
wonende te [plaats] ,
30. [werknemer 30],
wonende te [plaats] ,
32. [werknemer 32],
wonende te [plaats] ,
eisers,
gemachtigde: mr. J. Kaldenberg,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Nederlandse Radiateuren Fabriek B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Mill ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. H.A. Hoving.
Partijen worden hierna ‘de werknemers’ en ‘NRF’ genoemd.
1 Het verdere verloop van het geding
Dit blijkt uit het volgende:
- -
-
het tussenvonnis van 19 oktober 2017, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- -
-
een faxbericht (met producties 15 en 16) van de werknemers, gedateerd 18 januari 2018;
- -
-
een brief (met producties 17 tot en met 20) van de werknemers, gedateerd 22 januari 2018;
- -
-
de comparitie na antwoord (hierna: de zitting), gehouden op 30 januari 2018, waarbij van de zijde van de werknemers een pleitnotitie is overgelegd en voorgedragen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting op hun standpunt naar voren hebben gebracht.
Namens [werknemer 31] , in de dagvaarding vermeld als [eiser] sub 31, is de zaak ingetrokken.
Tot slot is opnieuw vonnis bepaald.
2 De feiten
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende
weersproken en/of op grond van de onbestreden inhoud van overgelegde producties het volgende vast.
NRF maakt als Nederlandse rechtspersoon onderdeel uit van het Europese NRF-concern, bestaande uit 10 rechtspersonen (inclusief NRF). NRF houdt 100% van de geplaatste aandelen in het kapitaal van NRF Thermal Engineering B.V. te Uden . Daarnaast bestaat het concern uit acht vennootschappen in verschillende Europese landen. Het NRF-concern stelt een geconsolideerde jaarrekening op.
Binnen het NRF-concern bestaan vier fabriekscomplexen, waaronder een in Mill die toebehoort aan NRF. Hier worden onder andere koper/messing en aluminium radiateuren geproduceerd. In dit fabriekscomplex wordt ook geproduceerd voor de scheepvaart en van hieruit vinden ook handelsactiviteiten plaats ten behoeve van het NRF-concern in Europa.
de werknemers zijn in loondienst werkzaam bij NRF. Zij zijn allemaal voor 1 januari 2009 bij NRF in dienst getreden. De werknemers zijn aangemeld als deelnemer van het Bedrijfspensioenfonds voor de Metaalindustrie.
Op de individuele arbeidsovereenkomsten zijn de Algemene Arbeidsvoorwaarden A van toepassing. Hierin was bepaald, en dit is bevestigd in de versie van 9 maart 2010, dat voor medewerkers die voor 1 januari 2009 in dienst zijn getreden, de pensioenpremie volledig voor rekening van de werkgever komt.
Op 5 december 2013 hebben NRF en de ondernemingsraad (hierna: OR) van NRF een principeakkoord gesloten (productie 6 bij dagvaarding) met betrekking tot het versoberen van de arbeidsvoorwaarden, waaronder het wijzigen van de premievrije deelname aan het pensioen. De OR heeft omstreeks medio december 2013 een schriftelijke, anonieme, peiling gehouden om na te gaan of de medewerkers van NRF de resultaten van de afspraken accepteren. De meerderheid van de werknemers heeft met het akkoord ingestemd.
De gemaakte afspraken zijn uitgewerkt in de Algemene Arbeidsvoorwaarden A van
9 januari 2014 (productie 7 bij dagvaarding). Wat betreft het pensioen is in artikel 9 –
voor medewerkers die voor 1 januari 2009 in dienst zijn getreden en tot januari 2014 een premievrij pensioen kenden – overeengekomen dat per juli 2017 66,66% van de pensioenpremie voor rekening van de werkgever komt en 33,33% voor rekening van de werknemer. In de periode vanaf 1 januari 2014 tot 1 juli 2017 wordt de eigen bijdrage aan de pensioenpremie geleidelijk verhoogd, te beginnen met een eigen bijdrage van 8%.
Bij vonnis van deze rechtbank van 28 mei 2015 (productie 8 bij dagvaarding) heeft de kantonrechter, beknopt weergegeven en voor zover thans relevant, op vordering van de Federatie Nederlandse Vakbeweging (hierna: FNV) voor recht verklaard dat NRF niet gerechtigd is om per 1 januari 2014 een werknemersbijdrage in de kosten van de pensioenpremie in te voeren en is op vordering van 18 werknemers, hierna te noemen: (collega-)werknemers, niet zijnde de werknemers die nu in de procedure zijn verschenen, NRF veroordeeld tot het toepassen van de pensioenpremieverdeling van 0% werknemer en 100% werkgever vanaf 1 januari 2014.
Naar aanleiding van dit vonnis heeft NRF tevergeefs geprobeerd tot een inhoudelijk overleg met FNV te komen en vervolgens besloten in hoger beroep te gaan. In dat verband heeft NRF bij brief van 22 juli 2015, overgelegd als productie 9 bij dagvaarding, onder meer en voor zover thans relevant, het volgende aan al haar medewerkers geschreven:
‘FNV toonde zich alleen bereid tot een minnelijke regeling te komen voor de zogenoemde eisers en voor de bij NRF werkzame FNV-leden. Hoewel de voorkeur van NRF uitging naar overleg dat betrekking had op alle medewerkers, was NRF wel bereid met FNV te praten over een minnelijke regeling die uitsluitend betrekking had op de leden. Echter, FNV stelde al direct dat ze vasthield aan 0% werknemersbijdrage voor de leden, voor zowel het verleden als de toekomst. Volgens NRF hoort bij een minnelijke oplossing dat alle betrokken partijen concessies doen, dus óók de leden. Nu werd er door FNV een onderscheid gemaakt tussen medewerkers die wel en geen lid zijn van FNV. Kortom, er werd alleen een concessie gedaan die de niet-leden raakte. Een uitgangspunt dat voor NRF onacceptabel is, ook omdat zich onder de leden medewerkers bevinden die begin 2014 hebben ingestemd met de nieuwe pensioenregeling en daardoor in een vergelijkbare positie verkeren als de overige medewerknemers maar niet-leden.
(…)
Tot die tijd [uitspraak van het hoger beroep, ktr.] dwingt het huidige vonnis van de kantonrechter NRF ertoe de eigen bijdrage pensioenpremie vanaf 1-1-2014 te corrigeren naar 0%. (…) In tegenstelling tot onze berichtgeving van 9 juni jl., zal bij alle medewerkers die in dienst zijn getreden voor 1-1-2009 de correctie word[en] doorgevoerd en dus niet alleen bij de eisers. (…)
We vinden het echter wel van belang u te informeren over het feit dat wanneer in NRF in het hoger beroep proces in het gelijk wordt gesteld, de eigen bijdrage –zoals overeengekomen in december 2013- weer als zodanig zal worden toegepast en met terugwerkende kracht tzt van de medewerkers wordt teruggevorderd. (…)’
In hoger beroep hebben FNV, de in de procedure opgekomen (collega-)werknemers
en NRF na mediation een vaststellingsovereenkomst gesloten. Dit heeft ertoe geleid dat bij arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 29 november 2016 het eerder genoemde vonnis van de kantonrechter is vernietigd (productie 14 bij dagvaarding).
Ten aanzien van de oorspronkelijke vorderingen van FNV is vervolgens voor recht verklaard dat NRF gerechtigd is voor alle andere werknemers dan de 18 in de procedure betrokken (collega-)werknemers, die in dienst zijn voor 1 januari 2009 vanaf 1 januari 2017 een werknemersbijdrage in de pensioenpremie in te voeren van 32% en vanaf 1 juli 2017 van 33,3%. Wat betreft de oorspronkelijke vorderingen van de in de procedure opgekomen (collega-)werknemers is NRF veroordeeld geen werknemersbijdrage in het pensioen in te houden, in te voeren dan wel te vorderen.
Vanaf 1 januari 2017 zijn de werknemers geconfronteerd met een inhouding van pensioenpremie.