Rechtbank Oost-Brabant, 30-01-2019, ECLI:NL:RBOBR:2019:475, C/01/327359 / HA ZA 17-742
Rechtbank Oost-Brabant, 30-01-2019, ECLI:NL:RBOBR:2019:475, C/01/327359 / HA ZA 17-742
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Oost-Brabant
- Datum uitspraak
- 30 januari 2019
- Datum publicatie
- 5 februari 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBOBR:2019:475
- Zaaknummer
- C/01/327359 / HA ZA 17-742
Inhoudsindicatie
Contradictoir.
Eisers waren ten tijde van de invoering van het verbod tot nieuwvestiging voor intensieve veehouderijen bezig met een bedrijfsverplaatsing. De civiele rechter volgt het oordeel van de bestuursrechter dat het verbod tot nieuwvestiging rechtmatig is. Er is evenmin sprake van onrechtmatig handelen doordat eisers geen financiële compensatie is aangeboden. Daarbij is van belang dat eisers op basis van een overgangsregeling ontheffing hebben gekregen van het verbod tot nieuwvestiging. GS hebben aanvankelijk ten onrechte geweigerd om ontheffing te verlenen. Eisers hebben de mogelijkheid van schade als gevolg van dit onrechtmatige besluit niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank wijst de gevorderde verklaringen voor recht dat de Provincie aansprakelijk is voor de schade af.
Uitspraak
vonnis
Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/327359 / HA ZA 17-742
Vonnis van 30 januari 2019
in de zaak van
1 [eiser sub 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
APLESTELO BEHEER B.V.,
gevestigd te Boekel,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LANGVAR B.V.,
gevestigd te Boekel,
eisers,
advocaat mr. P.P.A. Bodden te Nijmegen,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
PROVINCIE NOORD-BRABANT,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
gedaagde,
advocaat mr. J.A.M. van Heijningen te 's-Hertogenbosch.
Eisers zullen hierna afzonderlijk [eiser sub 1] , Aplestelo Beheer en Langvar genoemd worden en gezamenlijk als [eisers] worden aangeduid. Gedaagde zal hierna de Provincie genoemd worden.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
-
het tussenvonnis van 21 februari 2018 en
- -
-
het proces-verbaal van comparitie van 30 oktober 2018.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
[eiser sub 1] heeft een varkenshouderij geëxploiteerd aan de [adres] .
In 2004 is er een voorkeursrecht gevestigd op de [adres] van [eiser sub 1] door de Gemeente Boekel (hierna: de Gemeente), in verband met de voorgenomen uitbreiding van de woonwijk De Donk.
Met de inwerkingtreding op 1 april 2002 van de Reconstructiewet concentratiegebieden is een afwaartse beweging van de intensieve veehouderij in gang gezet. Op 22 april 2005 hebben Provinciale Staten van de Provincie (hierna: Provinciale Staten) het reconstructieplan Peel en Maas vastgesteld (herzien op 27 juni 2008). Middels dit reconstructieplan is het gebied ingedeeld in zogenaamde extensiveringsgebieden, verwevingsgebieden en landbouwontwikkelingsgebieden (hierna: LOG). Volgens het reconstructieplan Peel en Maas lag de [adres] in een extensiveringsgebied. De Provincie stond in dergelijke gebieden geen uitbreiding, her- en nieuwvestiging toe van intensieve veehouderijen. In LOG’s was naast uitbreiding, onder voorwaarden ook nieuwvestiging mogelijk. 2.4. Op 18 december 2006 heeft [eiser sub 1] met de Gemeente een koopovereenkomst gesloten ten aanzien van de [adres] .
In artikel 14 lid 1 van deze koopovereenkomst is het volgende opgenomen:“Bij gelegenheid van de notariële overdracht zal de Gemeente verklaren dat deze transactie geschiedt ter voorkoming van onteigening en dat het verkochte aan het agrarisch gebruik zal worden onttrokken.”
In artikel 19 lid 1 van de koopovereenkomst is het volgende opgenomen:“De Gemeente zal uiterlijk 1 juli 2008 zorgdragen voor de inbreng van een vervangend agrarisch bouwblok van minimaal 2,5 en maximaal 4 ha in een LOG-gebied van de Gemeente Boekel met de mogelijkheid voor realisatie van een vleesvarkensbedrijf van minimaal 2.000 vleesvarkens en het bouwen van een bedrijfswoning. Dit beoogde alternatief zal alsdan, uitgaande van een oppervlakte van maximaal 4 ha à € 5,00 per m2 is € 200.000,00 kosten. De eventuele meerkosten voor aankoop van de alternatieve locatie komen voor rekening van de Gemeente, waarbij ook de kosten voor eventueel aan te leggen nutsvoorzieningen tot aan de nieuwe locatie voor rekening van de Gemeente komen.”
Bij brief van 30 mei 2008 heeft de Gemeente [eiser sub 1] een vervangende locatie in het LOG Venhorst Zuid toegewezen, te weten een perceel aan de [adres 2] . 2.6. De akte van levering voor de [adres] is op 14 november 2008 gepasseerd.
Bij brief van 12 juni 2009 heeft [eiser sub 1] het perceel aan de [adres 2] als vervangende locatie geaccepteerd.
Op 30 juni 2009 heeft het college van Gedeputeerde Staten van de Provincie (hierna: Gedeputeerde Staten) het ontwerp Verordening ruimte Noord-Brabant, fase 1 opgesteld. 2.9. Op 10 juli 2009 werd bij de Provincie ingediend het Burgerinitiatief inzake negatieve gevolgen en schaalvergroting intensieve veehouderij, met het doel het beperken van uitbreidingen en nieuw te vestigen intensieve veehouderijen in verwevingsgebieden en landbouwontwikkelingsgebieden. 2.10. Op 19 maart 2010 hebben Provinciale Staten op grond van artikel 4.1 lid 5 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) het Voorbereidingsbesluit ontwikkelingen intensieve veehouderijen (hierna: het Voorbereidingsbesluit) genomen. Daarin hebben Provinciale Staten verklaard dat in de in voorbereiding zijnde Verordening ruimte Noord-Brabant, fase 1, bepalingen worden opgenomen voor intensieve veehouderijen, die zijn gericht op onder meer het uitsluiten van de mogelijkheden voor nieuwvestiging. Op grond van het Voorbereidingsbesluit moesten alle bouwaanvragen voor intensieve veehouderijen in het bij het Voorbereidingsbesluit aangeduide gebied worden aangehouden. Het Voorbereidingsbesluit is op 20 maart 2010 in werking getreden, waardoor per 20 maart 2010 een bouwstop voor de intensieve veehouderij gold.
Provinciale Staten hebben op 23 april 2010 de Verordening ruimte, fase 1 vastgesteld. De Verordening ruimte, fase 1 is op 1 juni 2010 in werking getreden.In artikel 3.3.5 van de Verordening ruimte, fase 1 was bepaald dat nieuwvestiging van een intensieve veehouderij in een LOG niet langer is toegestaan. In artikel 3.3.6 van de Verordening ruimte, fase 1 was een ontheffingsmogelijkheid opgenomen voor lopende zaken, inhoudende dat Gedeputeerde Staten in het geval van een lopende zaak tot verplaatsing van een intensieve veehouderij ontheffing kunnen verlenen van het bepaalde in artikel 3.3.5. 2.12. Op 25 februari 2011 werd de Verordening ruimte 2011 (hierna: de Verordening) vastgesteld. Op 1 maart 2011 is deze in werking getreden. In artikel 9.4 lid 1 onder a van de Verordening is bepaald dat nieuwvestiging van een intensieve veehouderij in een LOG niet is toegestaan. In artikel 9.5 van de Verordening is bepaald dat Gedeputeerde Staten in geval van een verplaatsing van een intensieve veehouderij ontheffing kunnen verlenen van het bepaalde in artikel 9.4 lid 1 onder a indien sprake is van een concreet initiatief tot verplaatsing van een intensieve veehouderij. In artikel 9.5 lid 4 is bepaald:
“Van een voor 20 maart 2010 daterend concreet initiatief tot verplaatsing van een intensieve veehouderij als bedoeld in het tweede lid, onder a, is sprake indien voor 20 maart 2010 het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat planologische medewerking aan deze verplaatsing zal worden verleend. Gerechtvaardigd vertrouwen kan slechts worden aangenomen voor zover sprake is van een voor 20 maart 2010 ingediende schriftelijke aanvraag tot verplaatsing van een intensieve veehouderij naar een concrete locatie en waarvan het college van burgemeester en wethouders c.q. de raad dan wel een daartoe krachtens een voor 20 maart 2010 genomen mandaatbesluit bevoegde ambtenaar schriftelijk te kennen heeft gegeven hieraan zijn medewerking te verlenen.”
De Gemeente heeft op 30 september 2010 een ontheffing als bedoeld in voornoemd artikel 9.5 aangevraagd met betrekking tot de nieuwvestiging voor intensieve veehouderij aan de locatie aan de [adres 2] . Bij besluit van 4 juli 2011 hebben Gedeputeerde Staten de verzochte ontheffing geweigerd. [eiser sub 1] en de Gemeente hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 13 maart 2012 hebben Gedeputeerde Staten de bezwaren ongegrond verklaard. Tegen dit besluit hebben [eiser sub 1] en de Gemeente beroep ingesteld. Op 3 juli 2013 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) het beroep gegrond verklaard. Bij besluit van 27 augustus 2013 hebben Gedeputeerde Staten de ontheffing verleend.
[eiser sub 1] heeft de Gemeente verzocht de locatie aan de [adres 2] te leveren en de bestemming van het perceel te wijzigen. Hierna heeft meermalen overleg plaatsgevonden tussen de Gemeente en [eiser sub 1] . Op 4 februari 2016 heeft vervolgens de levering van het perceel aan de [adres 2] plaatsgevonden.
[eiser sub 1] is bij de Afdeling in beroep gegaan wegens het niet-tijdig beslissen van de Gemeente ten aanzien van de bestemmingswijziging van het perceel aan de [adres 2] . De Afdeling heeft bij uitspraak van 8 juli 2015 dit beroep gegrond verklaard.
Bij besluit van 25 februari 2016 heeft de Gemeente de aanvraag van [eiser sub 1] tot wijziging van het bestemmingsplan afgewezen.
Op 8 februari 2017 is een voorontwerpbestemmingsplan Nieuwvestiging varkenshouderij [adres 2] Venhorst ter inzage gelegd. De Gemeente heeft 513 inspraakreacties ontvangen naar aanleiding van dit ter inzage gelegde voorontwerpbestemmingsplan.
[eisers] heeft uiteindelijk geen intensieve veehouderij opgericht aan de [adres 2] . [eiser sub 1] heeft een afkoopregeling getroffen met de Gemeente.