Rechtbank Oost-Brabant, 30-10-2019, ECLI:NL:RBOBR:2019:6261, 01/997016-16
Rechtbank Oost-Brabant, 30-10-2019, ECLI:NL:RBOBR:2019:6261, 01/997016-16
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Oost-Brabant
- Datum uitspraak
- 30 oktober 2019
- Datum publicatie
- 30 oktober 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBOBR:2019:6261
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2025:1115
- Zaaknummer
- 01/997016-16
Inhoudsindicatie
Overtreding van artikel 14 Meststoffenwet en het (mede)plegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd door een bedrijf dat gezien kan worden als mestintermediair.
Opgelegd wordt een geldboete van EUR 25.000,-.
Afbreuk is gedaan aan het stelsel van de Meststoffenwet, dat onder meer tot doel heeft het terugdringen van het mestoverschot en de bescherming van het milieu.
Geen overschrijding van de redelijke termijn.
Verweer ontbreken materiele wederrechtelijkheid is verworpen.
Vrijspraak voor feit 3: beroepsvervoer verrichten met gebruikmaking van bestuurders van vrachtauto's die niet bij verdachte in dienstbetrekking waren.
Samenhang met ECLI:NL:RBOBR:2019:6263, het bedrijf van verdachte, een geregistreerde intermediair die dierlijke meststoffen mocht vervoeren en opslaan.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummer: 01/997016-16 [verdachte]
Strafrecht
Parketnummer: 01/997016-16
Datum uitspraak: 30 oktober 2019
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige economische kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
gevestigd te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 oktober 2019 en 29 oktober 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 september 2019. Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 7 oktober 2019 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1. zij in of omstreeks de periode van 15 maart 2016 tot en met 15 november 2016 en/of 29 januari tot en met 30 april 2018 te Wintelre, gemeente Eersel, althans Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk, niet steeds kon verantwoorden dat de op het eigen bedrijf geproduceerde of aangevoerde dierlijke meststoffen of de op de eigen onderneming aangevoerde dierlijke meststoffen waren afgevoerd, immers
-is de administratie niet inzichtelijk en/of volledig en/of naar waarheid bijgehouden (artikel 39 lid 1 en 4 jo. artikel 34 Uitvoeringsbesluit meststoffenwet);
-zijn de gegevens met betrekking tot de hoeveelheden in het kader van de onderneming aan- en afgevoerde meststoffen niet inzichtelijk en/of volledig en/of naar waarheid opgenomen (artikel 39 lid 2 sub a Uitvoeringsbesluit meststoffenwet)
-zijn de gegevens met betrekking tot de hoeveelheden meststoffen die in iedere afzonderlijke opslagruimte voor meststoffen zijn aangevoerd en de hoeveelheden meststoffen die uit die opslagruimte zijn afgevoerd niet zodanig dat steeds inzichtelijk en/of volledig en/of naar waarheid blijkt welke hoeveelheid meststoffen zich in de opslagruimte bevindt (artikel 39 lid 2 sub b Uitvoeringsbesluit meststoffenwet);
2. zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 maart 2016 tot en met 15 november 2016 en/of 29 januari tot en met 30 april 2018 te Wintelre, gemeente Eersel, althans (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, één of meerdere laad- en/of losmeldingen en/of één of meerdere vervoersbewijzen dierlijke meststof en bijbehorende analyse/bemonsteringsgegevens, te weten (respectievelijk):
3. zij (in haar hoedanigheid van (een in Nederland gevestigde) vervoerder) op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 februari 2016 tot en met 27 maart 2016 te Wintelre, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, beroepsvervoer heeft verricht, althans heeft doen verrichten, met gebruikmaking van bestuurders van vrachtauto's die niet bij haar in dienstbetrekking zijn.
Ten gevolge van een kennelijke verschrijving vermeldt de tenlastelegging onder feit 2, onderdeel 2, tweemaal de zinsnede “dat op 6 juni 2016 twee vrachten mest werden geladen aan [locatie 3] te Wintelre”. Naar het oordeel van de rechtbank is evident, in de context van het dossier, dat is beoogd ten laste te leggen “dat op 6 juni 2016 twee vrachten mest werden gelost aan [locatie 3] te Wintelre” en daarnaast “dat op 6 juni 2016 twee vrachten mest werden geladen aan [locatie 3] te Wintelre”. De rechtbank herstelt deze verschrijving en leest de zinsneden onder feit 2, onderdeel 2, zoals hiervoor is vermeld. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Verder staat ten gevolge van een kennelijke omissie, in de tenlastelegging onder feit 1 en feit 2 achter “29 januari” geen jaartal vermeld. Gelet op de overige tekst van de tenlastelegging en in de context van het dossier, begrijpt de rechtbank dat hier het jaartal 2018 wordt bedoeld. De rechtbank herstelt deze omissie en leest “29 januari 2018”. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte hierdoor niet in de verdediging geschaad.