Home

Rechtbank Oost-Brabant, 16-04-2020, ECLI:NL:RBOBR:2020:2248, 7696595

Rechtbank Oost-Brabant, 16-04-2020, ECLI:NL:RBOBR:2020:2248, 7696595

Gegevens

Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Datum uitspraak
16 april 2020
Datum publicatie
21 april 2020
ECLI
ECLI:NL:RBOBR:2020:2248
Zaaknummer
7696595

Inhoudsindicatie

recht op overwerkvergoeding tijdens arbeidsongeschiktheid - vakantiebijslag over overwerkvergoeding

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht

Zittingslocatie Eindhoven

Zaaknummer: 7696595 \ CV EXPL 19-3836

Uitspraakdatum: 16 april 2020

VONNIS

in de zaak van:

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,

eisende partij,

gemachtigde: D.A.S. Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.,

tegen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Vriescentrale Asten B.V.,

gevestigd te Asten,

gedaagde partij,

gemachtigde: mr. M. Ambags.

Partijen worden hierna ‘ [eiser] ’ en ‘Vriescentrale’ genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

het tussenvonnis van 4 juli 2019 en de daarin genoemde processtukken;

-

de akte overlegging producties (nrs. 2 tot en met 12) van Vriescentrale van 2 oktober 2019;

- de mondelinge behandeling (hierna ook: de zitting) gehouden op 18 december 2019, waarbij Vriescentrale haar standpunt heeft toegelicht aan de hand van spreekaan-tekeningen en waarbij de griffier aantekeningen heeft gemaakt van wat partijen verder als toelichting hebben aangevoerd.

1.2.

Tot slot is opnieuw een datum voor vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

In deze zaak gaat het over de vraag of een overwerkvergoeding onder het recht tot loondoorbetaling tijdens arbeidsongeschiktheid valt en zo ja, of daarover vakantiebijslag is verschuldigd. Er wordt uitgegaan van de volgende feiten.

2.2.

[eiser] is met ingang van 17 februari 1997 in dienst getreden bij Vriescentrale in de functie van vachtwagenchauffeur tegen een bruto salaris, gebaseerd op een arbeidsduur van 40 uur per week, van laatstelijk € 2.317,69 bruto per maand exclusief overige emolumenten.

2.3.

De arbeidsovereenkomst luidt, voor zover voor de beoordeling relevant, als volgt:

‘(…)

3. De wekelijkse arbeidsduur bedraagt 40 uur.

Meer gewerkte uren worden of uitbetaald tegen een overwerkpercentage van 130% (…).

4. De dagelijkse werktijden zijn variabel aan te geven door de transportplanner.

5. (…).

6. Jaarlijks zal omstreeks 15 juni vakantietoeslag worden uitgekeerd ter grootte van 8% van het in de 12 voorafgaande maanden, in dienst van de werkgever genoten basissalaris.

(…)’

2.4.

Op de arbeidsovereenkomst is geen cao van toepassing verklaard.

2.5.

Tussen partijen heeft een discussie bestaan of [eiser] al dan niet arbeidsongeschikt was en Vriescentrale als gevolg daarvan verplicht was het loon door te betalen. De kantonrechter heeft in kort geding op 21 december 2018 geoordeeld dat [eiser] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij op 6 augustus 2018 arbeidsongeschikt was in de zin van artikel 7:629 BW. Vriescentrale is, onder andere, veroordeeld tot het doorbetalen van het toekomstig loon.

2.6.

Partijen houdt verdeeld wat moet worden verstaan onder toekomstig loon.

2.7.

Vriescentrale heeft vanaf oktober 2018 € 1.622,38 bruto per maand aan loon betaald (70% van het basisloon van € 2.317,69 bruto per maand).

3 De vordering

3.1.

[eiser] vordert dat Vriescentrale bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan hem van:

I. een bedrag van € 3.239,30 bruto aan gemiddelde overwerktoeslag over de periode oktober 2018 tot en met februari 2019, met overlegging van een deugdelijke bruto/netto-specificatie;

II. een bedrag van € 259,14 bruto aan vakantiebijslag over de gemiddelde overwerktoeslag over de periode oktober 2018 tot en met februari 2019, met overlegging van een deugdelijke bruto/netto-specificatie;

III. een bedrag van € 647,86 bruto aan gemiddelde overwerktoeslag per maand tot de dag dat de dienstbetrekking rechtsgeldig geëindigd zal zijn dan wel de loondoorbetalingsverplichting van Vriescentrale geëindigd zal zijn, met overlegging van een deugdelijke bruto/netto-specificatie en op straffe van een dwangsom van

€ 250,00 per dag;

IV. de maximale wettelijke verhoging over de onder I. en II. gevorderde bedragen;

V. de wettelijke rente over de onder I., II. en IV. gevorderde bedragen;

VI. een bedrag van € 448,93 als vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten

en

VII. de proceskosten.

3.2.

[eiser] legt aan zijn hoofdvorderingen, kort weergegeven, het volgende ten grondslag.

In de door Vriescentrale gemaakte berekening van 31 december 2018 van het toekomstig loon is geen rekening gehouden met de gemiddelde overwerktoeslag. In het jaar voordat hij arbeidsongeschikt werd heeft hij structureel overwerk verricht. De gemiddelde overwerktoeslag over 12 maanden bedroeg € 647,86 bruto per maand. Vriescentrale is gehouden 70% van die gemiddelde overwerktoeslag aan hem te betalen. Zij betaalt echter slechts 70% van het reguliere maandloon van € 2.317,69 bruto per maand (€ 1.622,38 bruto), zodat op grond van artikel 7:629 BW in verbinding met artikel 7:628 lid 3 BW nog recht bestaat op 70% van de gemiddelde overwerktoeslag.

3.3.

Op grond van artikel 6 van de arbeidsovereenkomst en artikel 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) is Vriescentrale over de gemiddelde overwerktoeslag 8% vakantiebijslag verschuldigd. Ook hierop wordt aanspraak gemaakt.

3.4.

De gemiddelde overwerktoeslag over de periode van augustus 2017 tot en met juli 2018 is als volgt berekend:

Jaar Maand Overwerktoeslag

2017 Aug € 1.054,81

Sep € 175,09

Okt € 627,76

Nov € 999,30

Dec € 580,79

2018 Jan € 903,81

Feb € 721,31

Mrt € 391,07

Apr € 464,94

Mei € 886,43

Jun € 756,07

Totaal € 7.774,30 : 12 = € 647,86

4 Het verweer

5 De beoordeling

6 De beslissing