Home

Rechtbank Oost-Brabant, 07-10-2020, ECLI:NL:RBOBR:2020:5215, 20/5763

Rechtbank Oost-Brabant, 07-10-2020, ECLI:NL:RBOBR:2020:5215, 20/5763

Gegevens

Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Datum uitspraak
7 oktober 2020
Datum publicatie
27 oktober 2020
ECLI
ECLI:NL:RBOBR:2020:5215
Zaaknummer
20/5763

Inhoudsindicatie

x

Uitspraak

Rechtbank Oost-Brabant
Zaaknummer : 8742777

Rolnummer : 20/5763
Uitspraak : 7 oktober 2020

KORT GEDINGDe kantonrechter in EindhovenIn de zaak van:

De vereniging met rechtspersoonlijkheid Federatie Nederlandse Vakbeweging in Utrecht,
gemachtigde: mr A. Şimşek,
en
de vereniging met rechtspersoonlijkheid CNV Vakmensen in Utrecht,
gemachtigde: mr A.T. Chinnoe,
eiseressen,

t e g e n :

De Ondernemingsraad ASML, gevestigd te Velhovengemachtigde: mr R. HampsinkenASML Holding N.V., gevestigd in Veldhoven

gemachtigde: prof. mr S.F. Sagel,
gedaagden.
Procedure


De dagvaarding is mondeling behandeld op 30 september 2020 mede aan de hand van tevoren door de gedaagde Ondernemingsraad en gedaagde ASML ingestuurde producties. De door eiseressen ingezonden producties hebben de kantonrechter niet tijdig bereikt als gevolg waarvan hij niet op de zitting heeft kunnen verifiëren of die ook de beide gedaagden bekend waren.

Vordering en verweren

1.
Eiseressen, FNV en CNV, vorderen ten laste van gedaagden, de OR en ASML, kort weergegeven
- de tijdelijke wijziging van een termijn in het OR-reglement
- een gebod aan beide om op de kortst mogelijke termijn OR-verkiezingen te organiseren op straffe van een dwangsom van
€ 25.000 per overtreding en per dag
- een verbod aan beide om beslissingen als bedoeld in WOR 25 en 27 te nemen na afloop van de zittingstermijn van de huidige OR en voordat de nieuwe OR is geïnstalleerd, op straffe van een dwangsom van € 25.000,- pet overtreding en per dag

een en ander bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad en met een proceskostenveroordeling, en alles zoals in de dagvaarding uitvoeriger verwoord.


Standpunt FNV en CNV

2. Zij leggen daaraan ten grondslag, met een uitvoerige weergave van feiten, kort gezegd en voor zover van belang

- dat de OR hun op 7 mei 2020 heeft medegedeeld dat zij bij gekwalificeerde meerderheid had besloten de verkiezingen die moeten worden gehouden vanwege het verstrijken van haar zittingstermijn in oktober 2020 zes maanden uit te stellen wegens de beperkingen die de corona-maatregelen meebrengen
- dat zij daar per brief en per e-mail van 13 mei 2020 bezwaar tegen gemaakt hebben
- dat zij er toen op gewezen hebben dat de WOR de mogelijkheid om de zittingstermijn te verlengen niet kent en dat daar in de praktijk alleen bij hoge uitzondering van wordt afgeweken, maar dan wel alleen als alle partijen het daarmee eens zijn

- dat zij in de tijd die volgde met de OR in discussie zijn geweest en uiteindelijk aan de OR onder dreiging met een kort geding een ultimatum gesteld hebben om de OR-verkiezingen op uiterlijk 20 november 2020 te houden
- dat zij ASML een vergelijkbaar ultimatum gestuurd hebben
- dat zij pas door het afwijzende antwoord dat de OR daarop heeft gegeven voor het eerst vernamen dat de OR-verkiezingen gepland staan voor week 5 van 2021
- dat ASML eveneens afwijzend heeft gereageerd en te kennen heeft gegeven dat zij de OR ook na afloop van haar zittingsperiode als officiële overlegpartner zal blijven beschouwen
- dat de OR haar OR-reglement heeft gewijzigd en dat daarin nu in artikel 8.3. is bepaald dat de vakbonden hun kandidatenlijsten uiterlijk 16 weken voor de verkiezingsdatum moeten indienen, in plaats van 6 weken, zoals tot dusver in het reglement stond
- dat artikel 12 WOR lid 1 bepaalt dat de leden van de OR om de 3 jaar tegelijk aftreden en het reglement niet van die termijn afwijkt, noch het oude noch het nieuwe
- dat artikel 7 van het reglement van OR ASML bepaalt dat de datum van de verkiezingen niet eerder dan 4 weken en niet later dan 2 weken vóór de afloop van de zittingsperiode van de aftredende ondernemingsraad ligt
- dat uit de artikelen 2 en 36 van de WOR volgt dat een ondernemer naast of in de plaats van de OR gevolg moet geven aan alle WOR-voorschriften betreffende, kort gezegd, de instelling van de OR en de verkiezing van de OR-leden
- dat volgens de SER de coronacrisis niet zonder meer een reden is voor ondernemingsraden om de verkiezingen uit te stellen
- dat de OR vanaf begin juni 2020, toen de coronamaatregelen versoepeld werden 22 weken de tijd hadden om verkiezingen te organiseren
- dat uit reacties van het personeel blijkt, dat de achterban bezwaar heeft tegen uitstel; FNV en CNV citeren reacties
- dat zij dus belang hebben bij hun vorderingen, en wel een spoedeisend belang, omdat (1) de OR te kennen heeft gegeven dat de verkiezingen pas in week 5 van 2021 gehouden zullen worden de gevorderde en (2) voorkomen moet worden dat de zittende OR na afloop van haar termijn ASML adviseert of met de besluiten van ASML instemt; dan zou dat niet legitiem zijn.

Standpunt OR
3. De OR voert als volgt verweer, voor zover van belang

-
dat zij naar aanleiding van het bezwaar van FNV en CNV tegen uitstel van de OR-verkiezingen, in mei 2020, haar besluit heeft heroverwogen; dat duurde even omdat voldaan moest worden aan de regels van het reglement
- dat in de praktijk voor de termijn waarop andere dan vakbondskandidaten voor de verkiezing 20 weken wordt genomen; de wijziging van de termijn voor vakbondskandidaten van 6 naar 16 weken moet in dat licht beoordeeld worden
- dat het ten gevolge van de coronamaatregelen van de overheid niet mogelijk is gebleken OR-verkiezingen tijdig ordentelijk te organiseren
- dat FNV en CNV het besluit om de verkiezingen zes maanden uit te stellen getorpedeerd hebben; daardoor blijkt het niet meer mogelijk om een eerdere verkiezingsdatum vast te stellen zonder nog verder in strijd te komen met het OR-reglement; zo moet bijvoorbeeld van de verkiezingsdatum 15 weken tevoren mededeling worden gedaan
- dat tegen het terugdraaien van artikel 8.3. bezwaar gemaakt zou kunnen worden en de verkiezingen daar verder door zouden worden vertraagd; aan de andere vakbonden (Unie en VHP2) is oproep gedaan om uiterlijk 12 oktober de kandidatenlijst in te dienen; ook daarmee zou verandering van de ontstane situatie zich niet verdragen; de legitimiteit van de te verkiezen OR zou ook bestreden kunnen worden
- dat het uitstel de legitimiteit van de nieuwe OR niet in gevaar brengt; het leidt alleen tot verlenging van de zittingstermijn van de huidige OR
- dat het uitstel de werknemersorganisaties niet in hun belang schaadt; zij legt dat uit
- dat de legitimiteit van de zittende OR bij verlenging van de zittingstermijn is gewaarborgd; zij berekent dat het percentage bezwaarmakers onder het personeel miniem is en wijst op het akkoord van twee andere vakbonden; OR-leden kunnen aanspraak blijven maken op al hun rechten; en in ieder geval is er dan toch medezeggenschap
- dat van belang is dat ASML heeft toegezegd de OR na afloop van haar zittingstermijn toch als officiële overlegpartner te blijven beschouwen
- dat het uitstel geboden is, ook al is niet voldaan aan alle eisen die in de jurisprudentie gesteld zijn; de corona-epidemie is zeer uitzonderlijk
- dat het de vraag is of het technisch mogelijk is de verkiezingen eerder te realiseren dan week 5 van 2021
- dat een verbod op artikel 25- en artikel 27- besluiten niet in het belang van de onderneming is

- dat FNV en CNV geen spoedeisend belang bij hun vordering hebben. Want
* het doel de overschrijding van de zittingsduur met enkele weken terug te brengen weegt niet op tegen het nadeel dat andere belanghebbenden daarvan lijden;
* FNV en CNV hebben vijf maanden geleden al bezwaar gemaakt; als er zoveel spoed bij is, hadden ze eerder in actie moeten komen

Standpunt ASML

- dat de actie van FNV en CNV niet past in het beeld van de constructieve samenwerking waarmee de afgelopen maanden de productie op peil gehouden is en ontslagen zijn voorkomen
- dat een verbod op 25- en 27 WOR-besluiten een paardenmiddel is dat te diep ingrijpt in de noodzaak om in deze tijden besluitvaardig te kunnen optreden; het komt in strijd met het beginsel van beleidsvrijheid van de ondernemer; het zou een sanctie zijn niet op een besluit van haar, maar van de OR en daarvoor is zij niet verantwoordelijk
- dat ASML respect heeft voor het ideële belang dat FNV en CNV willen dienen, maar dat dit onvoldoende grondslag is voor de ingestelde vorderingen
- dat de verkiezingen pas op zijn vroegst half januari 2021 kunnen plaatsvinden, wil het reglement nageleefd worden; niet-naleving zal weer andere partijen bij de rechter in het geweer brengen
- dat de bonden nu geen spoedeisend belang meer hebben bij hun vorderingen; ze maken al vijf maanden bezwaar maar doen niets
- dat zij niet tot organisatie van verkiezingen behoeft te worden veroordeeld omdat de OR, indien daartoe veroordeeld, dat natuurlijk zal doen; bovendien is ASML geen partij in de discussie; de betreffende vordering is bovendien te vaag.

Beoordeling

BESLISSING