Home

Rechtbank Oost-Brabant, 29-04-2021, ECLI:NL:RBOBR:2021:2268, 8551437 CV EXPL 20-2625

Rechtbank Oost-Brabant, 29-04-2021, ECLI:NL:RBOBR:2021:2268, 8551437 CV EXPL 20-2625

Gegevens

Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Datum uitspraak
29 april 2021
Datum publicatie
10 mei 2021
ECLI
ECLI:NL:RBOBR:2021:2268
Zaaknummer
8551437 CV EXPL 20-2625

Inhoudsindicatie

Beroepsziekte, rugklachten. Werkgever aansprakelijk o.g.v. art. 7:658 BW. Arbeidsrechtelijke omkeringsregel van toepassing. Werkgever is niet geslaagd in de op haar rustende stelplicht dat zij niet in haar zorgplicht is tekortgeschoten. Beroep werkgever op verjaring verworpen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht

Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch

Zaaknummer : 8551437

Rolnummer : 20-2625

Datum : 29 april 2021

in de zaak van:

[eiser ] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiser,

gemachtigde: mr. M.H.M. Verbeemen,

t e g e n

1 de besloten vennootschap Ahrend Produktiebedrijf Sint-Oedenrode B.V.,

gevestigd te Sint-Oedenrode;

2. de vennootschap naar buitenlands recht Royal & Sun Alliance PLC, in Nederland handelend onder de naam RSA Nederland,

gevestigd te Rotterdam,

gedaagden,

gemachtigde: mr. J.A. Kopp.

Partijen zullen hierna worden genoemd “ [eiser ] ” en “Ahrend”.

1 Het verloop van het geding

1.1.

Het verloop van het geding blijkt uit het volgende:

  1. twee (identieke) dagvaardingen van 25/26 mei 2020 met producties (1 t/m 25);

  2. de conclusie van antwoord met producties (1 t/m 7);

  3. het tussenvonnis van 16 juli 2020 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;

  4. e mondelinge behandeling (fysieke zitting) gehouden op 24 november 2020, ten behoeve waarvan [eiser ] voorafgaand aan deze zitting nog twee producties in het geding heeft gebracht (26 en 27).

1.2.

Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen hun standpunten toegelicht. Beide gemachtigden hebben daarbij gebruikt gemaakt van pleitnotities. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen verder tijdens de mondelinge behandeling besproken is.

1.3.

Tot slot van de mondelinge behandeling is een datum voor vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

[eiser ] , geboren op [geboortedatum] , werkte vanaf 1 augustus 1998 via een uitzendbureau en aansluitend per 1 juli 2001 in vaste dienst bij Ahrend. Hij werkte daar aanvankelijk als samensteller op de assemblageafdeling.

Het werk bestond in de periode 1998-2004 met name uit het sorteren en monteren van tafelpoten (samengestelde poot had een gewicht van ongeveer 10 kg). [eiser ] moest ook regelmatig zware pallets (van ca. 23 kg per stuk) verplaatsen en frames monteren, de zogenaamde “vertical desk”.

In 2004 ontstonden bij [eiser ] voor het eerst rugklachten en heeft hij zich voor het eerst ziekgemeld wegens rugklachten. Sinds die tijd meldde [eiser ] zich regelmatig op het spreekuur van de bedrijfsarts (Arbo Unie) met rugklachten en bezocht hij ook zeer regelmatig zijn huisarts in verband met zijn rugklachten.

Op 26 april 2005 werden röntgenfoto’s van de hals en rugwervels van [eiser ] gemaakt en werd wat betreft de rug een spondylolysis (een onderbroken wervelboog) en een spondylolisthesis (afgegleden wervel) gezien. Daarna heeft [eiser ] vele medische behandelingen en consultaties gehad vanwege zijn rugklachten, zoals:

-

behandelingen bij een orthopeed (productie 4 en 5)

-

behandelingen bij een manueel therapeut (productie 6)

-

consultatie bij een neuroloog (productie 7, 9 en 10)

-

behandelingen bij revalidatiecentrum Blixembosch (productie 8)

-

behandelingen bij een fysiotherapeut (productie 11)

-

consultatie bij een anesthesioloog (productie 12 en 13)

-

interdisciplinair behandeltraject bij Het Rughuis (productie 14).

Naar het oordeel van de bedrijfsarts had [eiser ] blijvende beperkingen voor zware rugbelasting, waaronder frequent bukken, vaak voorovergebogen staan en zwaar tillen.

In de periode van 2004 – 2012 heeft [eiser ] in “de winkel” gewerkt. Daar was het werk lichter, maar hij moest toch nog af en toe zware materialen hanteren (tot ca 15 kg), pallets sjouwen en veel bukken en staan. In 2009 kreeg [eiser ] lichtere werkzaamheden bij Ahrend.

In april 2009 werd op verzoek van de Arbo Unie een onderzoek uitgevoerd door arbeidsfysiotherapeut mevrouw [A] . Zij ging ervan uit dat de klachten in stand werden gehouden door een onjuist houdings- en bewegingsgedrag van [eiser ] . [eiser ] bleef dezelfde werkzaamheden doen.

2.2.

In 2012 vond bij Ahrend een reorganisatie plaats en per 1 augustus 2012 werd [eiser ] ontslagen vanwege bedrijfseconomische gronden.

2.3.

Op 12 februari 2014 heeft [eiser ] zich (vanuit de WW) ziekgemeld bij het UWV. Aan [eiser ] is door het UWV per 13 januari 2016 een IVA-uitkering toegekend op basis van 80-100%.

2.4.

Op verzoek van [eiser ] heeft Bureau Beroepsziekten FNV (hierna: BBZ FNV) onderzoek gedaan naar de vraag of de klachten van [eiser ] veroorzaakt zijn door de door hem bij Ahrend verrichte werkzaamheden en of sprake is van een arbeidsgerelateerde ziekte waarvoor Ahrend op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk is. Daartoe zijn de arbeidsomstandigheden en met name de daar voorkomende werkzaamheden van [eiser ] beschreven in de rapportage vooronderzoek door drs. [B] van 5 juli 2018 (productie 1 bij dagvaarding).

2.5.

Namens [eiser ] heeft BBZ FNV vervolgens advies ingewonnen bij haar medisch adviseur, [C] , naar de causaliteit tussen de aard van de werkzaamheden en het opgetreden klachtenpatroon. Deze heeft op 8 december 2017 het eerste advies uitgebracht en op 6 april 2019 (in reactie op het verslag van medisch Adviesbureau Genas B.V., zie hieronder r.o. 2.8.).
[C] oordeelt op basis van de medische stukken dat er sprake is van rugklachten veroorzaakt door de arbeidsomstandigheden van [eiser ] bij Ahrend.

2.6.

Bij brief van 18 juni 2017 ontving Ahrend een eerste aansprakelijkheidsstelling van [eiser ] met de stelling dat hij Lysis-Listhesis en spondylose heeft ontwikkeld, vanwege zijn werkzaamheden bij Ahrend die niet voldeden aan de wettelijke criteria van de Arbeidsomstandighedenwet en het bepaalde in artikel 7:658 BW en 7:611 BW. De brief was bedoeld om de verjaring te stuiten.

2.7.

BBZ FNV heeft Ahrend vervolgens per brief van 20 maart 2018 aansprakelijk gesteld voor de (geleden en nog te lijden) schade van [eiser ] ten gevolge van rugklachten. Naar aanleiding van deze aansprakelijkheidsstelling heeft namens RSA (de aansprakelijkheidsverzekeraar Ahrend) [D] van [bedrijf 1] zich gemeld.

2.8.

Op 12 juli 2018 heeft [E] aan het medisch adviesbureau Genas B.V. om een medische beoordeling van het dossier van [eiser ] gevraagd. [D] van [bedrijf 1] stuurde daarbij mee zijn concept rapport van 6 juni 2018 dat hij maakte naar aanleiding van zijn bezoek aan Ahrend alsook de versie van 10 juli 2018 van de rapportage vooronderzoek van BBZ FNV. Op 30 oktober 2018 heeft de geneeskundig adviseur, [F] , verslag uitgebracht en geconcludeerd dat er medisch gezien geen aanleiding is uit te gaan van arbeidsgerelateerde gezondheidsproblematiek.

2.9.

Per brief van 22 november 2018 heeft [bedrijf 1] de aansprakelijkheidsstelling van [eiser ] van de hand gewezen, omdat geen arbeidsgerelateerde aandoening kon worden aangenomen en omdat niet kon worden aangenomen dat [eiser ] schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden.

2.10.

Daarop volgde een brief van BBZ FNV van 10 december 2018, waarin is gevraagd om inzage te krijgen in het expertiserapport van 6 juni 2018, opgemaakt door [D] naar aanleiding van zijn bezoek aan Ahrend op 31 mei 2018. Op 15 januari 2019 is dit concept rapport inclusief foto’s door [bedrijf 1] verstrekt, waarbij is medegedeeld dat een definitief rapport niet werd opgesteld en waarbij tevens een beroep werd gedaan op verjaring.

3 Het geschil

4 De beoordeling

5 De beslissing